Lichte daling van zowel de werkgelegenheid als de werkloosheid in het tweede kwartaal van 2023

In het tweede kwartaal van 2023 is 71,4% van de 20-64-jarigen in België aan het werk, wat een lichte daling betekent in vergelijking met het eerste kwartaal van 2023 (72,1%), maar een stabilisatie ten opzichte van het tweede kwartaal van 2022. De IAB-werkloosheidsgraad bedraagt 5,5% in het tweede kwartaal van 2023, waarmee het cijfer lichtjes daalt nadat het gedurende de voorbije 4 kwartalen stabiel bleef op 5,7%. De daling van deze beide kernindicatoren gaat gepaard met een vrij grote toename van het aantal inactieven, wat dan weer resulteert in een dalende activiteitsgraad. Dat blijkt uit nieuwe resultaten van Statbel, het Belgische statistiekbureau, op basis van de Enquête naar de Arbeidskrachten (EAK).
De werkgelegenheidsgraad daalt zowat in elke subgroep: zowel bij mannen als bij vrouwen, bij ouderen (55+) als bij de populatie 20-54-jarigen, in elk van de drie gewesten en bij de laaggeschoolden. Alleen bij hooggeschoolden zien we een lichte stijging van de werkgelegenheidsgraad.
Ook de werkloosheidsgraad daalt in de meeste subgroepen lichtjes, behalve bij de laaggeschoolden waar al twee kwartalen op rij een duidelijke stijging te zien is. Ook in Vlaanderen zien we een lichte toename van 3,1% naar 3,3%, al blijft de werkloosheidsgraad daarmee op een laag niveau. In het Waalse gewest daarentegen zien we de sterkste daling van de werkloosheidsgraad, waardoor het cijfer met 7,9% voor het eerst sinds ongeveer drie jaar opnieuw onder de 8% uitkomt.
Het percentage 15-64-jarige beroepsactieven op de arbeidsmarkt, ook wel de activiteitsgraad genoemd, is in het tweede kwartaal vrij sterk gedaald, vooral dan bij de mannen, bij de oudste leeftijdscategorie en in Wallonië.
Verdere details leest u hieronder.
71,4% van de 20-64-jarigen is aan het werk
Werkgelegenheidsgraad daalt licht ten opzichte van vorig kwartaal maar blijft stabiel in vergelijking met vorig jaar
Nadat de werkgelegenheidsgraad gedurende de voorbije drie kwartalen telkens boven de 72% uitkwam, zakt het cijfer in het tweede kwartaal van 2023 met 71,4% opnieuw tot op het niveau van één jaar geleden. In absolute termen betekent dit dat er in het tweede kwartaal van 2023 naar schatting 4.830.000 mensen van 20 tot en met 64 jaar aan het werk zijn in België. Als we de populatie van 15 jaar en ouder bekijken, dan gaat het om 4.971.000 personen.
We zien een daling bij zowel mannen als vrouwen. Bij vrouwen daalt de werkgelegenheidsgraad tussen het eerste en het tweede kwartaal van 2023 van 68,1% naar 67,7%, terwijl de werkgelegenheidsgraad van mannen van 76,1% naar 75,2% evolueert (grafiek 1). In vergelijking met hetzelfde kwartaal vorig jaar blijft de werkgelegenheidsgraad dan weer stabiel, en dit zowel bij mannen als bij vrouwen.
Gelijkaardige evoluties volgens leeftijdsgroep
Naar leeftijd zien we gelijkaardige evoluties bij de bevolkingsgroep van 20-54-jarigen en deze van 55-64-jarigen (grafiek 2). In beide groepen daalt de werkgelegenheidsgraad met ongeveer 1% wanneer we vergelijken met het vorig kwartaal. In vergelijking met een jaar eerder is er wel een duidelijk verschil in evolutie. Terwijl de werkgelegenheidsgraad bij de 20-54-jarigen lichtjes daalt van 76,1% naar 75,7%, noteren we bij de 55- tot en met 64-jarigen een stijging van 55,9% naar 57,2% (+2,3%). Het verschil tussen de werkgelegenheidsgraad van beide leeftijdsgroepen blijft groot: in het tweede kwartaal van 2023 is 75,7% van de 20-54-jarigen aan het werk tegenover 57,2% van de 55-64-jarigen.
Werkgelegenheidsgraad daalt in elk van de drie regio’s
In vergelijking met het vorig kwartaal zien we ook volgens regio zeer gelijkaardige evoluties. In elk van de drie regio’s zien we een daling die varieert tussen de -0,9% en -1,1%. De werkgelegenheidsgraad in Wallonië (64,3%) en Brussel (65,3%) blijft daarmee flink onder het cijfer in Vlaanderen (76,6%) (grafiek 3).
Ten opzichte van een jaar eerder is er wel een verschil in evolutie. In zowel Brussel als Vlaanderen noteren we een stijging van de werkgelegenheidsgraad met respectievelijk 0,7% en 0,4%, maar in Wallonië daalt het cijfer tussen het tweede kwartaal van 2022 en het tweede kwartaal van 2023 met 1,1%.
Kloof tussen laag- en hooggeschoolden neemt toe.
Naar onderwijsniveau zien we, net zoals vorig kwartaal, tegenovergestelde evoluties tussen het eerste kwartaal van 2023 en het tweede kwartaal van 2023. Nadat de werkgelegenheidsgraad van laaggeschoolden in het vierde kwartaal van 2022 nog een piek vertoonde, zien we nu al twee kwartalen op een rij een vrij sterke daling. Tussen het vierde kwartaal van 2022 en het eerste kwartaal van 2023 daalt de werkgelegenheidsgraad van laaggeschoolden met 2,6% en in het tweede kwartaal van 2023 nog eens met 4,8%, om op 45% uit te komen (grafiek 4). Daarmee vergroot de kloof met de groep van hooggeschoolden, waar de werkgelegenheidsgraad in het tweede kwartaal van 2023 nog lichtjes toeneemt tot 86,2%. Bij middengeschoolden blijft de werkgelegenheidsgraad nagenoeg stabiel op 67,6% (in vergelijking met 67,7% vorig kwartaal).
Werkloosheidsgraad daalt lichtjes tot 5,5%.
Daling van de werkloosheidsgraad bij zowel mannen als vrouwen
Nadat de IAB-werkloosheidsgraad gedurende 4 kwartalen op 5,7% bleef steken, zien we in het tweede kwartaal van 2023 opnieuw een lichte daling naar 5,5%. Daarmee wordt het aantal werklozen in het tweede kwartaal van 2023 geschat op 284.000.
Bij de mannen is de daling groter dan bij vrouwen. Na een continue stijging van de werkloosheidsgraad bij mannen van 5,6% in het eerste kwartaal van 2022 tot 6,4% in het vorige kwartaal, valt dit percentage in het tweede kwartaal van 2023 terug tot 6,0% (grafiek 5). Bij de vrouwen daarentegen zien we een verderzetting van de dalende trend sinds het tweede kwartaal van 2022 en ligt de werkloosheidsgraad met 4,9% in het tweede kwartaal van 2023 1,1 procentpunt onder het niveau van de mannen.
Jeugdwerkloosheidsgraad daalt verder
De jeugdwerkloosheidsgraad (15-24-jarigen), die doorgaans een stuk volatieler is, blijft ook in het tweede kwartaal nog verder dalen tot 13,9%, wat bijna 3 procentpunt lager is dan in hetzelfde kwartaal één jaar geleden, toen de werkloosheidsgraad bij de 15-24-jarigen nog 16,8% bedroeg (grafiek 6).
In de overige twee leeftijdsgroepen zien we telkens een lichte daling van de werkloosheidsgraad wanneer we vergelijken met het vorige kwartaal, maar een stabilisatie ten opzichte van een jaar eerder. Daarmee ligt de werkloosheidsgraad bij 25-49-jarigen op 5,3% en bij 50-plussers op 3,5%.
Werkloosheidsgraad daalt in Wallonië
Naar regio valt de daling van de werkloosheidsgraad in Wallonië het meeste op. Daar evolueert de werkloosheidsgraad tussen het eerste en het tweede kwartaal van 2023 van 8,8% naar 7,9%. Ook in vergelijking met een jaar eerder, toen het cijfer 8,6% bedroeg, gaat het om een daling (grafiek 7). Over een langere periode bekeken is het van in het derde kwartaal van 2020 geleden dat het cijfer onder de 8% uitkwam.
In de twee overige gewesten zijn de verschuivingen niet zo groot. In Vlaanderen zie we een lichte stijging van de werkloosheidsgraad naar 3,3% zowel ten opzichte van het vorige kwartaal als ten opzichte van een jaar geleden. In Brussel zien we een lichte daling van 11,4% naar 11,3% tussen het eerste en het tweede kwartaal van 2023. Ten opzichte van een jaar eerder gaat het om een grotere daling, namelijk van 12,0% naar 11,3%.
Werkloosheidsgraad van laaggeschoolden stijgt
Terwijl de werkloosheidsgraad bij midden- en hooggeschoolden daalt, vertoont de werkloosheidsgraad bij laaggeschoolden net zoals in het vorige kwartaal een stijgende tendens. Daarmee bedraagt het cijfer in het tweede kwartaal van 2023 14,6%, in vergelijking met 13,3% één kwartaal eerder. Bij middengeschoolden daalt de werkloosheidsgraad van 6,8% naar 6,0% en bij hooggeschoolden van 2,9% naar 2,6%(grafiek 8).
Sterke stijging van het aantal inactieven in het tweede kwartaal van 2023
Activiteitsgraad daalt sterker bij mannen dan bij vrouwen
Wanneer zowel het aantal werkenden als het aantal werklozen daalt, dan impliceert dit- althans bij een stabiel blijvende populatie- dat het aantal inactieven of niet-beroepsactieven stijgt. Dit is dan ook wat we vaststellen in het tweede kwartaal van 2023. In vergelijking met het vorig kwartaal is het aantal inactieven van 15 jaar en ouder gestegen met 96.000, een toename die duidelijk groter is dan de bevolkingstoename die ongeveer 26.000 bedroeg. De populatie inactieven wordt in het tweede kwartaal van 2023 op 4.408.000 geschat. Daarvan is bijna de helft 65 jaar of ouder. Beperken we ons tot de populatie 15-64-jarigen, dan gaat het om 2.249.000 personen.
Ook in relatieve termen, waarbij we kijken naar het percentage beroepsactieven in de leeftijdsgroep van 15-64-jarigen (= de activiteitsgraad), zien we een duidelijke daling, vooral dan bij de mannen. Daar daalt de activiteitsgraad van 74,8% in het eerste kwartaal van 2023 naar 73,6% in het tweede kwartaal van 2023. Bij de vrouwen is de daling iets kleiner en evolueert de activiteitsgraad van 66,4% naar 65,9% (grafiek 9).
Ook in vergelijking met een jaar eerder zien we een daling in het algemene niveau van de activiteitsgraad, maar daar is die voornamelijk toe te schrijven aan een evolutie bij de vrouwen. Bij de mannen gaat het eerder om een lichte stijging of een stabilisatie.
Grote verschillen in activiteitsgraad naargelang de leeftijdsgroep
Naar leeftijd zien we tussen het eerste en het tweede kwartaal van 2023 een dalende activiteitsgraad bij zowel de leeftijdsgroep van 25-49-jarigen als bij de 50-64-jarigen, waar de daling het sterkst is (grafiek 10). De activiteitsgraad van jongeren blijf nagenoeg stabiel. De activiteitsgraad is het hoogst bij de 25-49-jarigen en bedraagt 85,6% ten opzichte van 67% bij de 50-64-jarigen en 30,2% bij de jongeren (15-24-jaar).
In vergelijking met een jaar eerder ligt de activiteitsgraad van de oudste leeftijdsgroep echter wel iets hoger, namelijk 67% ten opzichte van 66,3% in het tweede kwartaal van 2022. Bij de leeftijdsgroep 25-49-jarigen noteren we wel een daling wanneer we vergelijken met een jaar eerder.
Activiteitsgraad daalt in de drie gewesten, met de sterkste daling in Wallonië
Vlaanderen kent met 73,5% de hoogste activiteitsgraad van de drie gewesten, een cijfer dat bijna 10 procentpunten hoger ligt dan dat van Wallonië. Daar tussenin ligt het cijfer van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, waar de activiteitsgraad 67,5% bedraagt (grafiek 11). Opvallend is wel dat de cijfers van Brussel en Wallonië in 2021 nog op ongeveer hetzelfde niveau lagen, maar terwijl de Brusselse activiteitsgraad de voorbije twee jaar lichtjes toenam, viel in Wallonië een daling waar te nemen. In het tweede kwartaal van 2023 zien we echter in de drie gewesten een daling van de activiteitsgraad, waarbij deze het sterkst is in Wallonië.
Grote verschillen in activiteitsgraad naargelang de scholingsgraad
Gezien de reeds aangehaalde grote verschillen in zowel werkgelegenheids- als werkloosheidsgraad naargelang het opleidingsniveau, is dit logischerwijs ook het geval voor de activiteitsgraad. De verschillen zijn zelfs nog meer uitgesproken. Waar de activiteitsgraad bij hooggeschoolden de 90% benadert, raakt het percentage beroepsactieven bij de laaggeschoolden met moeite voorbij de 40%. De middengeschoolden situeren zich daartussen met een activiteitsgraad van net geen 70% (grafiek 12).
Qua evolutie zagen we het voorbije kwartaal een daling bij de laag- en middengeschoolden, maar eerder een stabilisatie bij de hooggeschoolden.
Transities op de arbeidsmarkt
Op basis van de paneldata waarover de enquête naar de arbeidskrachten beschikt, kunnen we ook verschuivingen of transities in het arbeidsmarktstatuut van individuele personen waarnemen. Meer informatie hierover is hier te vinden. De analyse van deze verschuivingen tussen het tweede kwartaal van 2022 en 2023 geven aan dat de uitstroom van werkloosheid naar werk opnieuw lichtjes gestegen is, na de daling van vorig kwartaal. Tegelijk blijken inactieven minder makkelijk de weg te vinden naar werk.
Methodologische noot
De gerapporteerde cijfers vormen schattingen op basis van een steekproefenquête. Ze zijn gebaseerd op een effectieve steekproef van meer dan 26.700 personen (respondenten) tussen 15 en 89 jaar in het tweede kwartaal van 2023. Het gaat om ongeveer 13.400 respondenten in Vlaanderen, 9.900 in Wallonië en 3.400 in Brussel.
De Enquête naar de Arbeidskrachten is een continue enquête. Dat wil zeggen dat de steekproef gelijk verdeeld is over de 52 (referentie)weken van het jaar. De geselecteerde respondenten beantwoorden een vragenlijst die hoofdzakelijk betrekking heeft op hun activiteit in de loop van een gegeven referentieweek. De hier gepresenteerde gegevens geven gemiddelden voor het kwartaal weer.
Aangezien de EAK-vragenlijst sinds het eerste kwartaal van 2021 gewijzigd is, net als de IAB-definities over werkgelegenheid en werkloosheid, starten de hier gepresenteerde grafieken vanaf het eerste kwartaal van 2021 (en niet vroeger omdat er een breuk is tussen het vierde kwartaal van 2020 en het eerste kwartaal van 2021).
Ondanks de grote steekproef waarop de cijfers gebaseerd zijn, moet men (zoals bij alle resultaten op basis van een steekproef) rekening houden met een bepaalde onzekerheidsmarge rondom de geschatte cijfers. Om de leesbaarheid te verhogen wordt niet steeds verwezen naar het al dan niet significant zijn van bepaalde evoluties. Toch dient men er rekening mee te houden dat kleine evoluties van kwartaal op kwartaal meestal niet significant zijn. Daarom bevelen we aan om de trends eerder te evalueren over meerdere kwartalen heen, vanuit de redenering dat bepaalde toevallige steekproeffluctuaties op die manier minder zichtbaar zijn.
De betrouwbaarheidsintervallen voor de werkgelegenheids-, werkloosheids- en activiteitsgraad bevinden zich in bijlagen 1, 2 en 3.
Definities
De enquête is geharmoniseerd op Europees niveau. De definities over werkgelegenheid en werkloosheid die worden gehanteerd (zie tab “documentatie") zijn die van het Internationaal Arbeidsbureau (IAB), waardoor een vergelijkbaarheid van de resultaten op internationaal vlak wordt gewaarborgd.
De werkgelegenheidsgraad van 20-64-jarigen geeft het percentage werkende personen in de totale bevolking van 20 tot en met 64 jaar weer.
De werkloosheidsgraad van 15-64-jarigen geeft het percentage werklozen in de beroepsbevolking (werkende personen + werklozen) van 15 tot en met 64 jaar weer.
De activiteitsgraad van 15-64-jarigen geeft het percentage beroepsactieven (werkende personen + werklozen) in de totale bevolking van 15 tot en met 64 jaar weer.
Laaggeschoolden zijn personen die maximaal een diploma hebben van het lager secundair onderwijs. Middengeschoolden zijn personen die een diploma behaald hebben van het hoger secundair onderwijs, maar geen diploma van het hoger onderwijs. Hooggeschoolden hebben een diploma van het hoger onderwijs.
Bijlage 1: Betrouwbaarheidsintervallen voor de werkgelegenheidsgraad van 20-64-jarigen (T2 2023)
Schatting | Betrouwbaarheidsinterval | ||
---|---|---|---|
Ondergrens | Bovengrens | ||
België | 71,4% | 70,7% | 72,2% |
Mannen | 75,2% | 74,2% | 76,1% |
Vrouwen | 67,7% | 66,7% | 68,7% |
Brussels Hoofdstedelijk Gewest | 65,3% | 63,3% | 67,3% |
Vlaams Gewest | 76,6% | 75,6% | 77,5% |
Waals Gewest | 64,3% | 62,9% | 65,7% |
20-54 jaar | 75,7% | 73,6% | 77,7% |
55-64 jaar | 57,2% | 56,0% | 58,4% |
Laaggeschoold | 45,0% | 44,1% | 46,0% |
Middengeschoold | 67,6% | 66,8% | 68,4% |
Hooggeschoold | 86,2% | 84,7% | 87,7% |
Bijlage 2: Betrouwbaarheidsintervallen voor de werkloosheidsgraad van 15-64-jarigen (T2 2023)
Schatting | Betrouwbaarheidsinterval | ||
---|---|---|---|
Ondergrens | Bovengrens | ||
België | 5,5% | 5,0% | 5,9% |
Mannen | 6,0% | 5,3% | 6,7% |
Vrouwen | 4,9% | 4,3% | 5,5% |
Brussels Hoofdstedelijk Gewest | 11,3% | 9,2% | 13,4% |
Vlaams Gewest | 3,3% | 2,8% | 3,7% |
Waals Gewest | 7,9% | 6,9% | 8,8% |
15-24 jaar | 13,9% | 11,4% | 16,4% |
25-49 jaar | 5,3% | 4,8% | 5,9% |
50-64 jaar | 3,5% | 2,8% | 4,2% |
Laaggeschoold | 14,6% | 12,3% | 16,8% |
Middengeschoold | 6,0% | 5,3% | 6,7% |
Hooggeschoold | 2,6% | 2,2% | 3,0% |
Bijlage 3: Betrouwbaarheidsintervallen voor de activiteitsgraad van 15-64-jarigen (T2 2023)
Schatting T2 2023 | Betrouwbaarheidsinterval | ||
---|---|---|---|
Ondergrens | Bovengrens | ||
België | 69,7% | 69,1% | 70,4% |
Mannen | 73,6% | 72,7% | 74,4% |
Vrouwen | 65,9% | 65,0% | 66,8% |
Brussels Hoofdstedelijk Gewest | 67,5% | 65,7% | 69,4% |
Vlaams Gewest | 73,5% | 72,6% | 74,3% |
Waals Gewest | 63,8% | 62,6% | 65,0% |
15-24 jaar | 40,1% | 38,5% | 41,7% |
25-49 jaar | 68,8% | 68,0% | 69,6% |
50-64 jaar | 88,4% | 87,2% | 89,5% |
Laaggeschoold | 30,2% | 28,6% | 31,8% |
Middengeschoold | 85,6% | 84,5% | 86,8% |
Hooggeschoold | 67,0% | 66,1% | 67,9% |
Enquête naar de arbeidskrachten (EAK)
Doel en korte beschrijving
De steekproefenquête naar de arbeidskrachten is een enquête bij particuliere huishoudens, die over het hele jaar wordt gehouden. Ze is gebaseerd op de antwoorden van bijna 123.000 personen (respondenten) op actieve leeftijd (15 jaar en ouder).
Haar voornaamste doelstelling is de populatie op actieve leeftijd (vanaf 15 jaar) op te delen in drie groepen (nl. werkende personen, werklozen en niet-actieve personen), en over elk van deze categorieën beschrijvende en verklarende gegevens te verstrekken. Deze enquête wordt ook in de andere EU-lidstaten uitgevoerd en wordt gecoördineerd door de statistische dienst van de Europese Unie, EUROSTAT. In België wordt de EAK georganiseerd door Statbel (Algemene Directie Statistiek - Statistics Belgium). De bedoeling is informatie te vergaren die op Europees vlak vergelijkbaar is, o.m. inzake werkgelegenheids- en werkloosheidscijfers overeenkomstig de definities van het Internationaal Arbeidsbureau (IAB), en daarnaast gegevens te verzamelen en te verspreiden die elders niet verkregen kunnen worden. Voorbeelden hiervan zijn mobiliteit van de werknemers, motivatie voor deeltijds werken, de verschillende vormen van tijdelijke arbeid, beroep, onderwijsniveau van de bevolking op beroepsactieve leeftijd,…
Populatie
Leden van privé-huishoudens van 15 jaar oud of meer
Basis van de steekproef
Demografische gegevens van het Rijksregister
Dataverzamelingsmethode en eventuele steekproefomvang
De informatie wordt voor de eerste bevraging verzameld via face to face interviews. Sinds 2017 volgen daarna nog drie kortere opvolgbevragingen die via het web of telefonisch gebeuren.
Gezinnen die uitsluitend bestaan uit inactieve personen ouder dan 64 jaar mogen ook telefonisch worden bevraagd.
Jaarlijks worden in België ongeveer 47.000 huishoudens aangeschreven om aan deze enquête deel te nemen.
Respons
De respons bedraagt + 75%.
Frequentie
Driemaandelijks.
Timing publicatie
Resultaten beschikbaar +/- 3 maanden na de referentieperiode
Formulieren
-
Enquête naar de arbeidskrachten 2020 (PDF, 524 Kb)
-
Enquête naar de arbeidskrachten 2021 (PDF, 1 Mb)
Definities
De enquête is geharmoniseerd op Europees niveau. De definities over werkgelegenheid en werkloosheid die worden gehanteerd zijn die van het Internationaal Arbeidsbureau (IAB), waardoor een vergelijkbaarheid van de resultaten op internationaal vlak wordt gewaarborgd.
- Personen met een job (werkende personen) zijn personen die gedurende de referentieweek arbeid verrichtten ‘tegen betaling’ of met als doel ‘winst te maken’ ongeacht de duur (ook al was dit maar één uur), of die een job hadden maar tijdelijk afwezig waren. Men kan bijvoorbeeld tijdelijk afwezig zijn omwille van vakantie, ziekte, technische of economische redenen (tijdelijke werkloosheid),….
Ook de meewerkende familieleden worden tot de werkenden gerekend.
Sinds 2021 worden personen die een ononderbroken periode van langer dan drie maanden tijdelijke werkloos zijn bij de werklozen of inactieven gerekend en niet meer bij de werkenden.
- Werklozen zijn alle personen die:
(a) tijdens de referentieweek geen werk hadden, d.w.z. niet in loondienst of als zelfstandige werkten;
(b) voor werk beschikbaar waren, d.w.z. voor werk in loondienst of als zelfstandige beschikbaar waren binnen twee weken na de referentieweek;
(c) actief werk zochten, d.w.z. gedurende de laatste vier weken met inbegrip van de referentieweek gerichte stappen hadden ondernomen om werk in loondienst of als zelfstandige te zoeken, of die werk hadden gevonden en binnen ten hoogste drie maanden zouden beginnen te werken.
Opgelet! De IAB‐werkloosheidscijfers staan los van een eventuele inschrijving bij VDAB, Actiris, FOREM of ADG, evenals van het ontvangen van een uitkering van de RVA, en zijn dus niet vergelijkbaar met de administratieve werkloosheidscijfers.
- De beroepsbevolking is samengesteld uit de werkloze en de werkende bevolking.
- Niet‐actieven zijn alle personen die niet beschouwd worden als personen met een betrekking of als werklozen.
- De werkgelegenheidsgraad geeft het percentage werkende personen in een bepaalde leeftijdsgroep weer.
- De werkgelegenheidsgraad in het kader van de Europa 2020‐strategie geeft het percentage werkende personen in de bevolking van 20 tot 64 jaar weer.
- De werkloosheidsgraad geeft het percentage werklozen in de beroepsbevolking (werkende personen + werklozen) binnen een bepaalde leeftijdsgroep weer.
- De activiteitsgraad geeft het percentage beroepsbevolking (werkende personen + werklozen) in de totale bevolking binnen een bepaalde leeftijdsgroep weer.
Bovenstaande indicatoren (werkgelegenheidsgraad, werkloosheidsgraad en activiteitsgraad) zijn de belangrijkste indicatoren om de arbeidsmarktevolutie op internationaal niveau te vergelijken.
Laaggeschoolden zijn die personen die maximaal een diploma hebben van het lager secundair onderwijs. Middengeschoolden zijn personen die een diploma behaald hebben van het hoger secundair onderwijs, maar geen diploma van het hoger onderwijs. Hooggeschoolden hebben een diploma van het hoger onderwijs.
Metadata
Methodologie enquêtes
- Wijzigingen in de Enquête naar de arbeidskrachten (EAK) in 2021
- EAK: De methodologische verbeteringen in de Enquête naar de Arbeidskrachten 2017 (PDF, 98 Kb)
- EAK: voorstelling van de enquête vanaf 2017 (PDF, 105.77 Kb)
- EAK: voorstelling van de enquête tot 2016 (PDF, 98.44 Kb)