België telde 5.163.139 private huishoudens op 1 januari 2024
Op 1 januari 2024 telde België 5.163.139 private huishoudens. Dat zijn 38.578 private huishoudens meer dan een jaar eerder, ofwel een stijging met 0,75%. Het aantal private huishoudens stijgt hiermee sneller dan het aantal inwoners (0,57%). Met andere woorden: de gemiddelde huishoudgrootte is gedaald. Dat blijkt uit de officiële cijfers van Statbel, het Belgische statistiekbureau.
Daarnaast telde België ook 6.372 collectieve huishoudens op 1 januari 2024. Dit persbericht focust enkel en alleen op de 5.163.139 private huishoudens.
Gemiddelde huishoudgrootte daalt
De gemiddelde huishoudgrootte in België op 1 januari 2024 bedroeg 2,25 personen. De gemiddelde huishoudgrootte vertoont al decennia een dalende trend: deze daalde van 2,44 in 1994, naar 2,33 in 2004, naar 2,30 in 2014, om tot slot af te klokken op 2,25 personen in 2024.
Wanneer wordt ingezoomd op de drie gewesten zijn er duidelijke verschillen. Het Vlaamse en het Waalse Gewest vertonen beide een dalende trend in de gemiddelde huishoudgrootte. Het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest kent een groei in de gemiddelde huishoudgrootte van 1994 (1,98) tot 2018 (2,17). Vervolgens zien we een stabilisatie en sinds 2021 lijkt ook in Brussel de gemiddelde huishoudgrootte licht af te nemen om te eindigen bij 2,14 personen in 2024.
Tabel 1: De gemiddeld huishoudgrootte in België en de gewesten in 1994, 2004, 2014 en 2024
1994 | 2004 | 2014 | 2024 | |
---|---|---|---|---|
België | 2,44 | 2,33 | 2,30 | 2,25 |
Vlaams Gewest | 2,53 | 2,39 | 2,34 | 2,28 |
Waals Gewest | 2,45 | 2,32 | 2,29 | 2,23 |
Brussels Hoofdstedelijk Gewest | 1,98 | 2,01 | 2,13 | 2,14 |
Huishoudtypes in België
Op 1 januari 2024 was de verdeling over de verschillende huishoudtypes in België als volgt: 36,1% éénpersoonshuishoudens, 18,2% gehuwde koppels zonder kinderen, 18,7% gehuwde koppels met kinderen, 6,6% samenwonende koppels zonder kinderen, 8,2% samenwonende koppels met kinderen, 9,9% ééouderhuishoudens en 2,2% andere private huishoudenstypes.
Tabel 2 toont niet enkel de verdeling in België, maar ook de verdeling in de drie gewesten. Hieronder gaan we verder inzoomen op de éénpersoonshuishoudens, de huishoudens die een koppel omvatten en tot slot op de éénouderhuishoudens. Zowel de verschillen tussen de gewesten, alsook de evoluties doorheen de tijd zullen worden bestudeerd.
Tabel 2: De verdeling van de private huishoudens over de huishoudtypes in België en de gewesten op 1 januari 2024
België | Vlaams Gewest | Waals Gewest | Brussels Hoofdstedelijk Gewest | |
---|---|---|---|---|
Eénpersoonshuishoudens | 36,1% | 33,3% | 37,4% | 47,1% |
Gehuwde koppels zonder kinderen | 18,2% | 21,6% | 15,5% | 8,7% |
Gehuwde koppels met kinderen | 18,7% | 20,1% | 16,6% | 17,7% |
Samenwonende koppels zonder kinderen | 6,6% | 6,8% | 6,5% | 5,5% |
Samenwonende koppels met kinderen | 8,2% | 7,9% | 9,8% | 5,2% |
Eénouderhuishoudens | 9,9% | 8,3% | 12,2% | 11,6% |
Andere private huishoudenstypes | 2,2% | 2,0% | 2,0% | 4,2% |
Eénpersoonshuishoudens
Met 36,1% van alle huishoudens zijn de eenpersoonshuishoudens de meest voorkomende. In alle gewesten zijn eenpersoonshuishoudens het meest frequent, al varieert hun aandeel: 33,3% in het Vlaams Gewest, 37,4% in het Waals Gewest en 47,1% in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
In België was er de afgelopen decennia een stijgende trend in het aandeel eenpersoonshuishoudens: van 29,9% in 1994 naar 36,1% in 2024. Deze stijgende trend wordt eveneens waargenomen in Vlaanderen en Wallonië. In Brussel daarentegen is er een ander patroon met een daling van het aantal eenpersoonshuishouden tot 2016, gevolgd door een stabilisatie. Sinds 2021 wordt ook in Brussel opnieuw een stijging in het aandeel eenpersoonshuishoudens opgetekend.
Tabel 3: Aandeel éénpersoonshuishoudens in België en de gewesten, in 1994, 2004, 2014 en 2024
1994 | 2004 | 2014 | 2024 | |
---|---|---|---|---|
België | 29,9% | 32,8% | 34,0% | 36,1% |
Vlaams Gewest | 25,5% | 28,9% | 30,8% | 33,3% |
Waals Gewest | 30,0% | 33,8% | 35,2% | 37,4% |
Brussels Hoofdstedelijk Gewest | 50,9% | 50,2% | 46,8% | 47,1% |
Koppels
Op 1 januari 2024 omvatte 51,7% van de private huishoudens in België een koppel, als volgt verdeeld over de huishoudens die een koppel omvatten: 18,2% gehuwde koppels zonder kinderen, 18,7% gehuwde koppels met kinderen, 6,6% samenwonende koppels zonder kinderen en 8,2% samenwonende koppels met kinderen. In de gewesten varieert het aandeel huishoudens dat een koppel omvatte: 56,4% in Vlaanderen, 48,4% in Wallonië en 37,1% in Brussel.
Het aandeel huishoudens dat een koppel omvat is in België de afgelopen decennia gedaald van 60,6% in 1994 naar 51,7% in 2024. Deze daling wordt ook teruggezien in het Vlaams (van 66,4% naar 56,4%) en het Waals gewest (van 58,6% naar 48,4%). In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest blijft het aandeel huishoudens dat een koppel omvat eerder stabiel.
Tabel 4: Aandeel huishoudens dat een koppel omvat in België en de gewesten, in 1994, 2004, 2014 en 2024
1994 | 2004 | 2014 | 2024 | |
---|---|---|---|---|
België | 60,6% | 56,2% | 54,4% | 51,7% |
Vlaams Gewest | 66,4% | 61,9% | 59,4% | 56,4% |
Waals Gewest | 58,6% | 52,9% | 50,9% | 48,4% |
Brussels Hoofdstedelijk Gewest | 38,5% | 37,3% | 38,7% | 37,1% |
Meerderheid van de koppels is gehuwd
In de volgende analyse wordt de verhouding tussen het aantal gehuwde (met en zonder kinderen) en samenwonende koppels (met en zonder kinderen) bekeken in de private huishoudtypes die een koppel omvatten.
De meerderheid van de koppels in 2024 is nog steeds gehuwd in België: 71,4%. In Vlaanderen, Wallonië en Brussel waren respectievelijk 73,9%, 66,2% en 71,0% van de koppels gehuwd. Desondanks is het aandeel van de koppels dat gehuwd is stevig gedaald gedurende de laatste decennia. In 1994 was in België nog 93,3% van de koppels gehuwd. Dat daalt naar 86,4% in 2004, 77,8% in 2014 en 71,4% in 2024. Deze dalende trend tussen 1994 en 2024 is duidelijk in de drie gewesten, maar lijkt in het Waals Gewest (-25,2%-punt) iets sterker te zijn dan in het Vlaams (-20,7%-punt) en Brussels Hoofdstedelijk Gewest (-20,4%-punt).
Tabel 5: Aandeel van de koppels dat gehuwd is in België en de gewesten, in 1994, 2004, 2014 en 2024
1994 | 2004 | 2014 | 2024 | |
---|---|---|---|---|
België | 93,3% | 86,4% | 77,8% | 71,4% |
Vlaams Gewest | 94,6% | 87,6% | 79,5% | 73,9% |
Waals Gewest | 91,4% | 84,4% | 74,3% | 66,2% |
Brussels Hoofdstedelijk Gewest | 91,5% | 84,2% | 77,3% | 71,0% |
Fifty-fifty verdeling tussen koppels met en zonder kinderen
In de volgende analyse wordt de verhouding tussen het aantal koppels met kinderen (gehuwd en samenwonend) en koppels zonder kinderen (gehuwd en samenwonend) bekeken in de private huishoudens die een koppel omvatten.
Het aandeel koppels met en zonder kinderen is ongeveer even groot, respectievelijk 52,0% en 48,0%, in België op 1 januari 2024. In Vlaanderen is het nog gelijkmatiger verdeeld: 49,6% met en 50,4% zonder kinderen. In Wallonië en zeker in Brussel is het aandeel koppels met kinderen groter, respectievelijk 54,5% en 61,7%. Gedurende de laatste decennia is het aandeel koppels met kinderen gedaald in België van 59,1% in 2014 naar 52,0% in 2024. Het valt op dat de evolutie tussen 1994 en 2024 sterk verschilt tussen de regio’s: met de sterkste daling in Vlaanderen (-9,3%-punt), gevolgd door Wallonië (-5,9%-punt), echter in Brussel stijgt hun aandeel (+7,0%-punt).
Tabel 6: Aandeel van de koppels dat kinderen heeft in België en de gewesten in 1994, 2004, 2014 en 2024
1994 | 2004 | 2014 | 2024 | |
---|---|---|---|---|
België | 59,1% | 54,7% | 53,4% | 52,0% |
Vlaams Gewest | 59,0% | 53,7% | 51,4% | 49,6% |
Waals Gewest | 60,4% | 56,6% | 55,6% | 54,5% |
Brussels Hoofdstedelijk Gewest | 54,7% | 55,3% | 60,4% | 61,7% |
Eénouderhuishoudens
Op 1 januari 2024 bestond 9,9% van de Belgische huishoudens uit één ouder met een of meerdere kinderen. In het Waals gewest is hun aandeel het grootst (12,2%), nauw gevolgd door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (11,6%). Het Vlaams gewest kende het kleinste aandeel eenouderhuishoudens (8,3%).
De afgelopen decennia zagen we een stijgende trend in het aandeel eenouderhuishoudens, al lijkt deze stijgende trend af te vlakken sinds 2005. Vanaf 2015 lijkt het aandeel eenouderhuishoudens in België te stabiliseren.
Tabel 7: Aandeel éénouderhuishoudens in België en de gewesten in 1994, 2004, 2014 en 2024
1994 | 2004 | 2014 | 2024 | |
---|---|---|---|---|
België | 8,0% | 9,4% | 9,8% | 9,9% |
Vlaams Gewest | 6,8% | 7,8% | 8,2% | 8,3% |
Waals Gewest | 9,7% | 11,7% | 12,2% | 12,2% |
Brussels Hoofdstedelijk Gewest | 9,3% | 10,4% | 11,4% | 11,6% |
Doel en korte beschrijving
Individueel demografische gedrag kan moeilijk los gezien worden van de context van het huishouden waarbinnen dit plaatsvindt. Om relevante statistieken over huishoudens te produceren moeten de huishoudens zowel geïdentificeerd, als getypeerd worden. Dit gebeurt met behulp van een algoritme.
De statistiek van de huishoudens bevat het aantal huishoudens in België volgens het type huishouden. Daarnaast wordt ook de positie van alle leden binnen het huishouden bepaald. Een huishouden wordt gedefinieerd als mensen die gewoonlijk eenzelfde woonplaats delen en er samenleven. Een huishouden kan dus bestaan uit één persoon die gewoonlijk alleen woont, ofwel uit twee of meerdere personen die al dan niet door een familieband verbonden zijn. Cruciaal voor deze statistiek is het concept van de referentiepersoon, deze is noodzakelijke om alle leden binnen het huishouden te situeren volgens de familieband ten opzichte van deze persoon. De persoon die wordt aangeduid als de referentiepersoon is in theorie diegene die alle huishoudenszaken beheert en/of ze verzekert. In de realiteit gaat het om de persoon die het gezin vertegenwoordigt voor de administratieve zaken, in de meerderheid van de gevallen betreft het een volwassen man.
Deze statistiek betreft de huishoudens gevormd door de residentiële bevolking, zoals ingeschreven in het Rijksregister van natuurlijke personen (RRNP), at dato 1 januari van de betreffende referentieperiode. De Belgische bevolking omvat Belgen en niet-Belgen toegelaten of gemachtigd om zich te vestigen of om te verblijven op het grondgebied, maar omvat niet de niet-Belgen die minder dan 3 maanden op het grondgebied verblijven, de asielzoekers en de niet-Belgen in onregelmatige situatie.
De kenmerken van de bevolking zijn beschikbaar in het RRNP dat wordt beheerd door de FOD binnenlandse zaken. Het RRNP is een informatiesysteem en verzekert de registratie, de opslag en de communicatie van de identificatiegegevens van personen. Deze gegevens worden verzameld door de gemeenten (en de dienst vreemdelingenzaken voor bepaalde categorieën). De informatie in het rijksregister is georganiseerd in ‘informatietypes (IT)’, zijnde de verschillende onderdelen van de wettelijke informatiegegevens. Statbel ontvangt jaarlijks bepaalde ITs uit het rijksregister om te kunnen voldoen aan zijn statistische missie. Statbel heeft namelijk als jaarlijkse opdracht om de wettelijke bevolking te bepalen. In datzelfde proces identificeert ze ook de huishoudens en bepaalt ze het type ervan volgens een vast algoritme. Bij het identificeren van de huishoudens zijn de volgende ITs van belang: IT141 met hierin de referentiepersoon voor elk lid van het huishouden en IT140 waarin voor elke referentiepersoon de leden van het huishouden worden opgegeven. Daarnaast speelt ook IT020, die het adres bevat, een rol. Tot slot zijn ook de leeftijd en het geslacht van belang, dewelke terug te vinden zijn in IT101 en IT000.
Populatie
Deze statistiek betreft de huishoudens gevormd door de residentiële bevolking, zoals ingeschreven in het Rijksregister van natuurlijke personen (RRNP), at dato 1 januari van de betreffende referentieperiode.
Databank
Het Rijksregister van de natuurlijke personen. Bij het identificeren van de huishoudens zijn de volgende ITs van belang: IT141 met hierin de referentiepersoon voor elk lid van het huishouden en IT140 waarin voor elke referentiepersoon de leden van het huishouden worden opgegeven. Daarnaast speelt ook IT020, die het adres bevat, een rol. Tot slot zijn ook de leeftijd en het geslacht van belang, dewelke terug te vinden zijn in IT101 en IT000.
Frequentie
Jaarlijks.
Timing publicatie
Resultaten beschikbaar 6 maanden na de referentieperiode voor definitieve jaarcijfers.
Définities
Huishoudens : Een huishouden wordt gedefinieerd als mensen die gewoonlijk eenzelfde woonplaats delen en er samenleven. Een huishouden kan dus bestaan uit één persoon die gewoonlijk alleen woont, ofwel uit twee of meerdere personen die al dan niet door een familieband verbonden zijn. Cruciaal voor deze statistiek is het concept van de referentiepersoon, deze is noodzakelijke om alle leden binnen het huishouden te situeren volgens de familieband ten opzichte van deze persoon. De persoon die wordt aangeduid als de referentiepersoon is in theorie diegene die alle huishoudenszaken beheert en/of ze verzekert. In de realiteit gaat het om de persoon die het gezin vertegenwoordigt voor de administratieve zaken, in de meerderheid van de gevallen betreft het een volwassen man.
Woonplaats : de gemeente van de hoofdverblijfplaats is beschikbaar in de IT001, het eigenlijke adres van de hoofdverblijfplaats (postcode, straatcode, huisnummer en busnummer) is beschikbaar in IT020. De hoofdverblijfplaats wordt door het RRNP als volgt gedefinieerd: de plaats waar de leden van een huishouden dat uit verscheidene personen is samengesteld gewoonlijk leven, ongeacht of die personen al dan niet door verwantschap verbonden zijn, of de plaats waar een alleenstaande gewoonlijk leeft.
Particuliere huishoudens : Alle huishoudens die niet collectief zijn, zijn private huishoudens.
Collectieve huishoudens : De bepaling van het ‘gemeenschappelijk’ of ‘collectief karakter’ van een woning is een exclusieve gewestelijke bevoegdheid. Deze informatie is opgenomen in IT141 van het Rijksregister van de natuurlijke personen. Voorbeelden van collectieve huishoudens: religieuze gemeenschappen, rusthuizen, weeshuizen, studenten- en werkliedenhuizen, ziekenhuizen en gevangenissen