Digitale vaardigheden

De digitale vaardigheden van de Belgen zijn de voorbije jaren fors gestegen

Huishoudens
De digitale vaardigheden van de Belgen zijn de voorbije jaren fors gestegen

Het percentage Belgen (in de leeftijdsklasse 16 tot 74 jaar) dat over minstens basis digitale vaardigheden beschikt, is gestegen van 54 % in 2021 naar 59 % in 2023.

Het streefdoel, zoals geformuleerd in het ‘digitale decennium van de Europese Unie’, dat tegen 2030 80% van de volwassenen basis digitale vaardigheden zouden verworven hebben, blijft intussen nog wel veraf. (Het digitale decennium van Europa | Shaping Europe’s digital future)

De digitale vaardigheden zijn opgebouwd uit 5 componenten. De Belg scoort het best voor online communicatie (83%) en het minst goed als het gaat over de bescherming van zijn privacy (40%).

Grote verschillen in leeftijd, opleidingsniveau en socio-economische situatie

De grootste digitale vaardigheden zijn te vinden bij studenten en werkenden waar respectievelijk 72% en 67% over minstens basis digitale vaardigheden beschikken. Werklozen (47%), inactieven (41%) en gepensioneerden (40%) ondervinden meer moeilijkheden. Ook leeftijd en opleidingsniveau spelen zeker een rol: we zien een duidelijke daling van de digitale vaardigheden na 45 jaar en bij laagopgeleide bevolking.

Doel en korte beschrijving

Het doel van de gegevensverzameling bij huishoudens en individuen is het opstellen van internationale vergelijkbare statistieken van nationale indicatoren rond de digitale kloof.

De enquête wordt bovendien gesubsidieerd door Eurostat, het Europees Bureau voor de Statistiek.

Onderzoeksveld

De enquête naar het ICT-gebruik bij huishoudens en individuen is als een speciale module 'ICT en Internet' gekoppeld aan de arbeidskrachtenenquête. Een willekeurig aangeduide persoon in het huishouden beantwoordt alle vragen, zowel uit het deel over de situatie in het huishouden als uit het deel over de situatie van de persoon in kwestie.

Dataverzamelingsmethode en eventuele steekproefomvang

Dataverzamelingsmethode

Voor de ICT-enquête bij huishoudens en individuen zijn er sinds 2009 twee methodes van gegevensverzameling: via een webapplicatie, en via een papieren formulier. Na het afnemen van de EAK-enquête bepaalt de enquêteur op basis van de verjaardagen welk gezinslid de vragen over het ICT-gebruik moet beantwoorden. De enquêteur overhandigt een papieren formulier met retouromslag en een document met instructies en toegangscodes voor de webapplicatie. Twee à drie weken na het bezoek van de enquêteur ontvangen huishoudens die nog niet geantwoord hebben een herinneringsbrief. Voor 2009 bevroeg de enquêteur de huishoudens mondeling aansluitend op de EAK-enquête.

Steekproeftrekking

De steekproef van de ICT-enquête bij huishoudens en individuen is gekoppeld aan de EAK-enquête. Alle huishoudens die deelnemen aan de EAK-enquêtes worden uitgenodigd om de vragen over het ICT-gebruik te beantwoorden.

Respons

De respons voor de ICT-enquête bedraagt 67% ten opzichte van de huishoudens die hebben deelgenomen aan de EAK enquête. Ten opzichte van de initiële brutosteekproef bedraagt de respons 45%.

Frequentie

De ICT-enquête wordt om het jaar georganiseerd.

Timing publicatie

De gegevens moeten tegen begin oktober naar Eurostat worden doorgestuurd. Voor het publiek zijn resultaten beschikbaar op het einde van het jaar.

Definities

Laaggeschoolden zijn die personen die maximaal een diploma hebben van het lager secundair onderwijs. Middengeschoolden zijn personen die een diploma behaald hebben van het hoger secundair onderwijs, maar geen diploma van het hoger onderwijs. Hooggeschoolden hebben een diploma van het hoger onderwijs.

Vragenlijst

Metadata