Deeltijds werken drie keer zo populair als in 1983

In de afgelopen 40 jaar verdriedubbelde het aantal werkenden dat deeltijds aan de slag ging: in 2024 werkt 26,4% van de loontrekkende werknemers in België deeltijds, in 1983 ging dat om 8,3%. Het zijn vooral vrouwelijke loontrekkenden die deeltijds werken: in 2024 gaat het om 40,5%, in 1983 ging het om 20,5%. De stijging is het grootst bij mannelijke loontrekkenden: in 2024 werkte 12,8% van hen deeltijds, in 1983 ging het om amper 1,9%. Zowel bij mannen als bij vrouwen is 4/5de werken het populairste deeltijds regime. Deeltijds werken komt het vaakst voor in de sectoren van de horeca en de gezondheidszorg. Dat blijkt uit nieuwe resultaten van Statbel, het Belgische statistiekbureau, waarin de evolutie uit de Enquête naar Arbeidskrachten sinds 1983 onder de loep wordt genomen.
Het percentage deeltijds werkenden bij de loontrekkenden is geleidelijk aan geëvolueerd van 8,3% in 1983, om in 2009 voor het eerst het aandeel van 25% te overschrijden. De daaropvolgende jaren schommelde het cijfer tussen de 25% en 27%. Sinds 2020 lijkt zich wel een lichte daling af te tekenen.
In de jaren ’80 bleek deeltijdwerk bij mannen hoogst uitzonderlijk: minder dan 2% van de loontrekkende mannen werkte in een deeltijds werkregime, tegenover 21% (in 1983) tot 28% (in 1989) bij vrouwen. In absolute termen ging het toen om 36.000 mannen versus 197.000 vrouwen in 1983.
De daaropvolgende jaren blijft het aandeel deeltijdwerk bij vrouwen verder stijgen, iets wat sterk gerelateerd is aan de stijgende arbeidsmarktparticipatie van vrouwen in dezelfde periode. Vanaf begin jaren 2000 wordt die stijging veel minder en zien we geleidelijk aan een afvlakking van de curve van het aandeel deeltijds werkende vrouwen, om vanaf 2013 jaar na jaar lichtjes te dalen. In absolute termen zien we wel nog een stijging, opnieuw dankzij de nog steeds stijgende arbeidsmarktparticipatie van vrouwen gedurende de afgelopen tiental jaren. Anno 2024 hebben 857.000 loontrekkende vrouwen een deeltijdse job, dit is meer dan vier keer het aantal van in het begin van de meting in 1983.
Bij de mannen zien we een verschillende evolutie. Tot het einde van de jaren ’90 blijft het percentage deeltijds werkenden bij de loontrekkende mannen zeer laag met 2 à 4%. Pas vanaf de jaren 2000 begint het cijfer jaar na jaar te stijgen tot 12,8% in 2024. Ook in absolute termen stijgt het aantal deeltijds werkende loontrekkende mannen. Van 36.000 in de jaren ’80 evolueerde het aantal naar 283.000 in 2024.
Deeltijds werk komt het meeste voor in de horeca, gevolgd door de gezondheidszorg. Ongeveer de helft van de jobs in de horeca wordt op deeltijdse basis uitgevoerd. Het aandeel ligt hoog bij zowel mannen (40,5%) als vrouwen (61,6%). In de sector van de menselijke gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening werkt iets minder dan de helft van de werknemers deeltijds. Bij vrouwen gaat het om net iets meer dan de helft (52,8%) en bij mannen ongeveer 1 op 4 (25,3%).
Dan volgen een aantal sectoren waar tussen de 30 en 40% van de werknemers een deeltijdse job heeft. Het gaat om de sector van de administratieve en ondersteunende diensten, de kunstsector, het onderwijs, de groot- en detailhandel en de sector ‘overige diensten’. De verschillen naar geslacht verschillen soms wel sterk. In de sector van de administratieve en ondersteunende diensten zien we de grootste kloof man versus vrouw. Waar 53,3% van de vrouwen er deeltijds werkt, gaat het om slechts 16,8% van de mannen.
Een derde groep sectoren kent gemiddeld genomen een deeltijdpercentage dat lager ligt dan 20%, maar opnieuw zijn de verschillen man versus vrouw soms vrij groot. Voor vrouwen gaat het om een aandeel deeltijdwerk dat varieert van 22,7% tot 31,2%, terwijl het bij mannen maximaal 8,9% bedraagt. De sector met het laagste aandeel deeltijdwerk is de bouwnijverheid, maar dit is dan ook een sector met een klein aandeel vrouwelijke werknemers.
Deeltijds werk bij loontrekkenden, volgens regime deeltijds werk en geslacht (2017-2024)
In procenten | 2017 | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 (b) | 2022 | 2023 | 2024 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Totaal | |||||||||
Voltijds | 72,7% | 72,9% | 71,9% | 72,6% | 74,0% | 74,5% | 73,8% | 73,6% | |
Deeltijds - 50% | 10,6% | 10,6% | 10,1% | 10,0% | 9,5% | 10,0% | 9,3% | 9,4% | |
Deeltijds - 4/5de | 12,8% | 12,6% | 13,1% | 12,6% | 12,3% | 11,6% | 12,1% | 11,9% | |
Deeltijds - andere | 3,9% | 4,0% | 4,9% | 4,8% | 4,3% | 4,0% | 4,9% | 5,0% | |
Mannen | |||||||||
Voltijds | 88,6% | 89,1% | 88,4% | 87,4% | 89,5% | 89,5% | 87,9% | 87,6% | |
Deeltijds - 50% | 4,1% | 3,8% | 3,6% | 4,3% | 3,4% | 3,8% | 3,9% | 3,9% | |
Deeltijds - 4/5de | 5,3% | 5,4% | 4,9% | 5,5% | 4,9% | 4,4% | 5,0% | 5,4% | |
Deeltijds - andere | 2,0% | 1,8% | 3,0% | 2,8% | 2,2% | 2,3% | 3,2% | 3,1% | |
Vrouwen | |||||||||
Voltijds | 55,5% | 55,8% | 54,8% | 57,3% | 58,0% | 59,1% | 59,2% | 59,1% | |
Deeltijds - 50% | 17,8% | 17,7% | 16,8% | 16,0% | 15,7% | 16,2% | 14,9% | 15,2% | |
Deeltijds - 4/5de | 20,9% | 20,2% | 21,5% | 19,9% | 19,9% | 19,0% | 19,3% | 18,7% | |
Deeltijds - andere | 5,9% | 6,2% | 6,9% | 6,8% | 6,3% | 5,7% | 6,6% | 7,0% | |
Bovenstaande gegevens zijn afkomstig van de Enquête naar de arbeidskrachten (EAK). In deze enquête wordt aan deeltijds werkende personen gevraagd wat de omvang is van hun deeltijdse betrekking uitgedrukt als percentage van een voltijdse betrekking. In deze tabel werden alle percentages van 40% tot en met 60% als halftijds (50%) beschouwd en alle percentages van 70% tot en met 90% als 4/5de (80%). De categorie 'deeltijds - andere' omvat percentages kleiner dan 40% en percentages tussen 60% en 70%. De in deze tabel gepresenteerde cijfers zijn enkel beschikbaar voor de eerste bevraging in de enquête naar de arbeidskrachten terwijl de cijfers volgens sector gebaseerd zijn op de vier bevragingen in de enquête naar de arbeidskrachten. Daardoor verschilt het algemeen percentage over deeltijds werk in deze tabel van het percentage in de tabel volgens sector. (b) Breuk in de resultaten in 2021 omwille van de herziening van de vragenlijst en de wijziging van de IAB-definities van werkloosheid en werkgelegenheid. |
Deeltijds werkende loontrekkenden (percentage t.o.v. alle loontrekkenden), volgens de sectie van de NACE-BEL 2008 en geslacht (2024)
Aandeel deeltijds werk | 2024 | ||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Mannen | Vrouwen | Totaal | |||||||||||||
A Landbouw, bosbouw en visserij | * | * | * | ||||||||||||
B Winning van delfstoffen | * | * | * | ||||||||||||
C Industrie | 8,2% | 31,7% | 13,9% | ||||||||||||
D Productie en distributie van elektriciteit, gas, stoom en gekoelde lucht | * | * | * | ||||||||||||
E Distributie van water, afval- en afvalwaterbeheer en sanering | * | * | * | ||||||||||||
F Bouwnijverheid | 5,2% | 34,4% | 8,5% | ||||||||||||
G Groot- en detailhandel; reparatie van auto’s en motorfietsen | 14,4% | 48,0% | 30,0% | ||||||||||||
H Vervoer en opslag | 9,7% | 31,9% | 14,4% | ||||||||||||
I Verschaffen van accommodatie en maaltijden | 37,4% | 58,9% | 47,9% | ||||||||||||
J Informatie en communicatie | 8,2% | 26,1% | 13,2% | ||||||||||||
K Financiële activiteiten en verzekeringen | 6,1% | 31,7% | 18,5% | ||||||||||||
L Exploitatie van en handel in onroerend goed | * | * | 20,4% | ||||||||||||
M Vrije beroepen en wetenschappelijke en technische activiteiten | 9,8% | 28,4% | 19,9% | ||||||||||||
N Administratieve en ondersteunende diensten | 13,0% | 56,3% | 39,3% | ||||||||||||
O Openbaar bestuur en defensie; verplichte sociale verzekeringen | 9,2% | 31,5% | 20,0% | ||||||||||||
P Onderwijs | 18,9% | 33,5% | 29,2% | ||||||||||||
Q Menselijke gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening | 22,6% | 55,7% | 49,4% | ||||||||||||
R Kunst, amusement en recreatie | 22,0% | 49,6% | 35,9% | ||||||||||||
S Overige diensten | * | 42,4% | 32,4% | ||||||||||||
T Huishoudens als werkgever; niet-gedifferentieerde productie van goederen en diensten door huishoudens voor eigen gebruik | * | * | * | ||||||||||||
U Extraterritoriale organisaties en lichamen | * | * | * | ||||||||||||
Totaal | 12,8% | 40,5% | 26,4% | ||||||||||||
* te gedetailleerde classificatie In 2017 werd de Enquête naar de Arbeidskrachten grondig hervormd. Zo wordt vanaf 2017 met een roterend panel gewerkt, worden verschillende dataverzamelingsmodi gebruikt en werd de weegmethode herzien. Dit zorgt voor een breuk in de resultaten, waardoor de cijfers volgens de oude methode niet meer vergelijkbaar zijn met deze volgens de nieuwe methode. (b) Breuk in de resultaten in 2021 omwille van de herziening van de vragenlijst en de wijziging van de IAB-definities van werkloosheid en werkgelegenheid. |
Motivatie van de loontrekkenden om deeltijds te werken volgens geslacht (2017-2024)
2017 | 2018 | 2019 | 2020 | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Mannen | Vrouwen | Totaal | Mannen | Vrouwen | Totaal | Mannen | Vrouwen | Totaal | Mannen | Vrouwen | Totaal | |
(Brug)pensioen | 5,3% | 1,2% | 2,1% | 4,2% | 1,0% | 1,7% | 5,4% | 0,8% | 1,8% | 4,6% | 1,1% | 1,9% |
Vindt geen voltijds werk | 12,7% | 6,4% | 7,8% | 11,1% | 5,6% | 6,8% | 10,2% | 4,6% | 5,8% | 6,5% | 4,3% | 4,8% |
Overgeschakeld van voltijds naar deeltijds omwille van bedrijfseconomische redenen | 1,8% | 0,6% | 0,9% | 1,0% | 0,7% | 0,8% | 1,0% | 0,4% | 0,6% | 1,9% | 0,7% | 1,0% |
Een andere (deeltijdse) betrekking vult de hoofdactiviteit aan | 5,5% | 2,9% | 3,5% | 5,0% | 3,9% | 4,1% | 5,7% | 3,4% | 3,8% | 6,6% | 3,2% | 4,0% |
Combinatie met studies | 8,4% | 3,1% | 4,2% | 8,0% | 3,3% | 4,3% | 8,9% | 3,9% | 4,9% | 8,9% | 4,7% | 5,7% |
Gezondheidsredenen (arbeidsongeschiktheid) | 7,1% | 6,1% | 6,3% | 8,0% | 7,1% | 7,3% | 8,9% | 6,8% | 7,2% | 10,0% | 7,5% | 8,1% |
Beroepsredenen (werksfeer of -omstandigheden, stress, pesterijen, …) | 1,0% | 0,7% | 0,8% | 0,6% | 0,7% | 0,7% | 2,2% | 0,8% | 1,1% | 1,1% | 0,8% | 0,9% |
Zorg voor kinderen of afhankelijke personen | 6,2% | 24,6% | 20,6% | 7,9% | 24,9% | 21,4% | 7,6% | 25,0% | 21,4% | 7,6% | 24,0% | 20,2% |
Andere persoonlijke of familiale redenen | 21,8% | 25,3% | 24,6% | 19,8% | 20,4% | 20,3% | 13,3% | 20,2% | 18,7% | 11,3% | 20,2% | 18,1% |
Wenst geen voltijdse betrekking | 7,3% | 8,2% | 8,0% | 6,5% | 9,6% | 9,0% | 7,6% | 10,3% | 9,8% | 6,5% | 9,4% | 8,7% |
De gewenste job wordt enkel deeltijds aangeboden | 16,2% | 16,7% | 16,6% | 16,5% | 16,5% | 16,5% | 17,6% | 17,8% | 17,8% | 21,0% | 17,2% | 18,1% |
Andere redenen | 6,7% | 4,1% | 4,7% | 11,4% | 6,2% | 7,3% | 11,8% | 6,0% | 7,2% | 14,1% | 6,8% | 8,5% |
Totaal | 100,0% | 100,0% | 100,0% | 100,0% | 100,0% | 100,0% | 100,0% | 100,0% | 100,0% | 100,0% | 100,0% | 100,0% |
In 2017 werd de Enquête naar de Arbeidskrachten grondig hervormd. Zo wordt vanaf 2017 met een roterend panel gewerkt, worden verschillende dataverzamelingsmodi gebruikt en werd de weegmethode herzien. Dit zorgt voor een breuk in de resultaten, waardoor de cijfers volgens de oude methode niet meer vergelijkbaar zijn met deze volgens de nieuwe methode. |
2021 (b) | 2022 | 2023 | 2024 | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Mannen | Vrouwen | Totaal | Mannen | Vrouwen | Totaal | Mannen | Vrouwen | Totaal | Mannen | Vrouwen | Totaal | |
U vindt geen voltijdse job of uw job wordt niet voltijds aangeboden | 22,5% | 21,7% | 21,9% | 21,6% | 17,8% | 18,6% | 21,0% | 17,0% | 17,9% | 18,5% | 18,1% | 18,2% |
U volgt onderwijs of opleiding | 15,9% | 7,0% | 9,0% | 17,9% | 7,9% | 10,2% | 19,9% | 8,5% | 11,2% | 19,2% | 8,7% | 11,3% |
Omwille van ziekte of arbeidsongeschiktheid | 8,0% | 5,9% | 6,4% | 8,9% | 6,6% | 7,1% | 8,7% | 6,9% | 7,3% | 11,0% | 7,8% | 8,6% |
Zorg voor eigen kinderen of andere zorgbehoevende familieleden | 10,3% | 24,6% | 21,4% | 9,7% | 26,0% | 22,2% | 10,9% | 25,8% | 22,3% | 9,7% | 25,3% | 21,4% |
Andere familiale redenen | 6,3% | 12,2% | 10,9% | 5,0% | 11,7% | 10,2% | 4,1% | 11,2% | 9,5% | 5,2% | 10,7% | 9,4% |
Andere persoonlijke redenen | 25,4% | 24,1% | 24,4% | 27,9% | 25,5% | 26,1% | 24,1% | 25,7% | 25,3% | 26,0% | 24,8% | 25,1% |
Andere reden | 11,6% | 4,5% | 6,0% | 9,0% | 4,6% | 5,6% | 11,2% | 4,9% | 6,4% | 10,4% | 4,6% | 6,1% |
Totaal | 100,0% | 100,0% | 100,0% | 100,0% | 100,0% | 100,0% | 100,0% | 100,0% | 100,0% | 100,0% | 100,0% | 100,0% |
(b) Breuk in de resultaten in 2021 omwille van de herziening van de vragenlijst en de wijziging van de IAB-definities van werkloosheid en werkgelegenheid. |
Enquête naar de arbeidskrachten (EAK)
Doel en korte beschrijving
De steekproefenquête naar de arbeidskrachten is een enquête bij particuliere huishoudens, die over het hele jaar wordt gehouden. Ze is gebaseerd op de antwoorden van bijna 123.000 personen (respondenten) op actieve leeftijd (15 jaar en ouder).
Haar voornaamste doelstelling is de populatie op actieve leeftijd (vanaf 15 jaar) op te delen in drie groepen (nl. werkende personen, werklozen en niet-actieve personen), en over elk van deze categorieën beschrijvende en verklarende gegevens te verstrekken. Deze enquête wordt ook in de andere EU-lidstaten uitgevoerd en wordt gecoördineerd door de statistische dienst van de Europese Unie, EUROSTAT. In België wordt de EAK georganiseerd door Statbel (Algemene Directie Statistiek - Statistics Belgium). De bedoeling is informatie te vergaren die op Europees vlak vergelijkbaar is, o.m. inzake werkgelegenheids- en werkloosheidscijfers overeenkomstig de definities van het Internationaal Arbeidsbureau (IAB), en daarnaast gegevens te verzamelen en te verspreiden die elders niet verkregen kunnen worden. Voorbeelden hiervan zijn mobiliteit van de werknemers, motivatie voor deeltijds werken, de verschillende vormen van tijdelijke arbeid, beroep, onderwijsniveau van de bevolking op beroepsactieve leeftijd,…
Populatie
Leden van privé-huishoudens van 15 jaar oud of meer
Basis van de steekproef
Demografische gegevens van het Rijksregister
Dataverzamelingsmethode en eventuele steekproefomvang
De informatie wordt voor de eerste bevraging verzameld via face to face interviews. Sinds 2017 volgen daarna nog drie kortere opvolgbevragingen die via het web of telefonisch gebeuren.
Gezinnen die uitsluitend bestaan uit inactieve personen ouder dan 64 jaar mogen ook telefonisch worden bevraagd.
Jaarlijks worden in België ongeveer 47.000 huishoudens aangeschreven om aan deze enquête deel te nemen.
Respons
De respons bedraagt + 75%.
Frequentie
Driemaandelijks.
Timing publicatie
Resultaten beschikbaar +/- 3 maanden na de referentieperiode
Formulieren
-
Enquête naar de arbeidskrachten 2020 (PDF, 524 Kb)
-
Enquête naar de arbeidskrachten 2021 (PDF, 1 Mb)
Definities
Werklozen (IAB): Volgens de criteria van het Internationaal Arbeidsbureau, behoren tot de werklozen alle personen van 15 jaar en ouder die: (a) tijdens de referentieweek zonder werk waren (b) voor werk beschikbaar waren, d.w.z. voor werk in loondienst of als zelfstandige beschikbaar waren binnen twee weken na de referentieweek (c) actief werk zochten, d.w.z. gedurende de laatste vier weken met inbegrip van de referentieweek gerichte stappen hadden ondernomen om werk in loondienst of als zelfstandige te zoeken, of die werk hadden gevonden en binnen ten hoogste drie maanden zouden beginnen te werken.
Personen met een betrekking (IAB): Personen met een betrekking zijn alle personen van 15 jaar en ouder die gedurende de referentieweek minstens één uur werk verrichtten voor loon of salaris of voor winst, of die een baan hadden maar tijdelijk afwezig waren. Men kan bijvoorbeeld tijdelijk afwezig zijn omwille van vakantie, ziekte, technische of economische redenen (tijdelijke werkloosheid),….Ook de meewerkende familieleden worden tot de werkenden gerekend. De personen met een betrekking worden onderverdeeld in drie groepen volgens hun beroepssituatie:
Loontrekkenden: Loontrekkenden zijn alle personen van 15 jaar of ouder die tijdens de referentieweek minstens één uur werk verrichtten (met of zonder formeel contract) voor loon of salaris, of die tijdelijk niet op het werk aanwezig waren (omwille van ziekte, zwangerschapsverlof, vakantie, sociaal conflict, weersomstandigheden of andere redenen) en die een formele band met hun baan hebben.
Niet-loontrekkenden: Niet-loontrekkenden zijn alle personen die niet in dienst werken van een werkgever en die gedurende de referentieweek minstens één uur werk verrichtten voor winst of die tijdens de referentieweek tijdelijk afwezig waren. Hierbij horen de zelfstandigen (zonder personeel) en werkgevers (met personeel) en de niet-vergoede helpers.
Beroepsbevolking: De beroepsbevolking of de actieve bevolking (15 jaar en meer) bestaat uit de personen met een betrekking (werkende personen) en de werklozen.
Werkloosheidsgraad: De werkloosheidsgraad geeft het percentage werklozen in de beroepsbevolking (werkenden + werklozen) van 15 tot 64 jaar weer.
Werkgelegenheidsgraad: De werkgelegenheidsgraad geeft het percentage werkende personen in een bepaalde leeftijdsgroep (15-64 jaar, 20-64 jaar,…) weer.
Activiteitsgraad: De activiteitsgraad geeft het percentage beroepsbevolking (werkende personen en werklozen) in de bevolking van 15 tot en met 64 jaar weer.
Onderwijsniveau (3 klassen): Laaggeschoolden zijn die personen die maximaal een diploma hebben van het lager secundair onderwijs. Middengeschoolden zijn personen die een diploma behaald hebben van het hoger secundair onderwijs, maar geen diploma van het hoger onderwijs. Hooggeschoolden hebben een diploma van het hoger onderwijs.
Metadata
Methodologie enquêtes
- Wijzigingen in de Enquête naar de arbeidskrachten (EAK) in 2021
- EAK: De methodologische verbeteringen in de Enquête naar de Arbeidskrachten 2017 (PDF, 98 Kb)
- EAK: voorstelling van de enquête vanaf 2017 (PDF, 105.77 Kb)
- EAK: voorstelling van de enquête tot 2016 (PDF, 98.44 Kb)