Landbouweconomische rekeningen

Economische rekeningen van de Belgische landbouw 2024

Landbouw & Visserij
Economische rekeningen van de Belgische landbouw 2024: een gemiddeld jaar, gekenmerkt door overvloedige regenval

Een gemiddeld jaar, gekenmerkt door overvloedige regenval

Statbel [1], het Belgische statistiekbureau, heeft de eerste ramingen van het inkomen van de landbouwers voor het jaar 2024 aan de Europese Commissie (Eurostat) gecommuniceerd.

De weersomstandigheden, en dan vooral de overvloedige regenval, hadden een duidelijke impact op de economische situatie van de Belgische landbouw in 2024. Deze weersomstandigheden verstoorden alle stappen in het productieproces van de akkerbouw en hadden aanzienlijke gevolgen voor zowel het zaaien als de opbrengsten. De gestegen prijzen konden het verlies aan inkomsten niet compenseren.

De netto toegevoegde waarde[2] in de landbouwsector zou met 4,2% stijgen. Enerzijds zou de productiewaarde[3] met 0,7% dalen, maar anderzijds zou ook het intermediaire verbruik[4] ook met 2,7% dalen.

Akkerbouw

De graanteelt werd sterk beïnvloed door de regen die in België viel. De oppervlakte wintergranen is gedaald tot een niveau dat sinds 1999 niet meer vertoond. Ook de opbrengst is sterk gedaald.

Er werden meer zomergranen ingezaaid, en toch ligt de graanproductie naar schatting 18,7% onder het niveau van 2023.

De waarde van de graanproductie is in 2024 met 20,1% gedaald, gezien de daling van de prijzen voor het seizoen 2024-2025 (-1,7%).

De productiewaarde van suikerbieten is ook sterk gedaald, nl. met -23,2%. De beplante oppervlakte is zeker toegenomen, maar de opbrengst is gedaald en het is onder het referentieniveau gebleven. De daling van de productie wordt dus op 7,5% geschat. Als we daar de daling van de prijzen voor witte suiker aan toevoegen, zouden de prijzen voor dit seizoen 17,0% lager liggen dan voor het seizoen 2023-2024.

De oppervlakte van aardappelen is ook toegenomen in 2024. Deze toename was echter beperkt door slechte aanplantings- en groeiomstandigheden. Wat de prijzen betreft zijn de contracten opgewaardeerd, terwijl de prijzen op de vrije markt naar schatting lager zullen zijn dan in het vorige seizoen. Op basis van de gegevens die op 30 oktober beschikbaar waren, zou de productiewaarde van de aardappelen 1,6% hoger moeten zijn dan in 2023.

Tuinbouw

In de tuinbouw zal de productiewaarde van groenten naar schatting 9,3% hoger liggen dan in 2023, door de stijging van de producentenprijzen .

Voor fruit wordt een daling van de waarde verwacht (-17,1%). De prognoses zijn pessimistisch voor appels en peren. Het gebrek aan zonneschijn in de lente en hagelbuien hebben de vooruitzichten voor de oogst getemperd. Dat zou resulteren in een daling van de productie van fruit met 24,1% ten opzichte van 2023. Die daling zou gedeeltelijk gecompenseerd moeten worden door de stijging van de prijzen, die geschat wordt op 9,2%.

Dieren

De totale waarde van de dierlijke productie zou stabiel moeten blijven. Het positieve volume-effect zou een negatief prijseffect compenseren. De rundvleesproductie zou met 3,5% stijgen en de producentenprijzen met 4,4%. Momenteel wordt de waarde van de rundvleesproductie geschat 8,1% hoger te zijn dan het voorgaande jaar.

De volumestijging (+3,2%) in de varkenssector is onvoldoende om een prijsdaling van 9,4% te compenseren. Een gelijkaardige trend wordt op Europees niveau waargenomen: een markt die zijn prijzen voortdurend naar beneden bijstelt om het concurrentievermogen in de export te verhogen. De Europese prijzen blijven echter hoger dan die van de voornaamste referentiemarkten, zoals de Verenigde Staten, Canada en Brazilië, waardoor de producenten sterk onder druk blijven staan.

Dierlijke productie

De productiewaarde voor de dierlijke producten stijgt dus met 3,2% ten opzichte van 2023. De zuivelsector houdt zijn jaarproductie stabiel dankzij een goed eerste semester; de waarde van de melkproductie stijgt met 5,6% dankzij hogere melkprijzen.

Tot slot daalt de waarde van de productie van de eiersector als gevolg van de lagere producentenprijs (-11,0%)

 


[1] In samenwerking met de gewestelijke overheden en experten.

[2] Netto toegevoegde waarde: Dit is de rijkdom die een bedrijf of sector creëert na aftrek van het intermediair verbruik van de productiewaarde. Het is de bruto toegevoegde waarde minus afschrijvingen en voorzieningen. Met andere woorden, het is de waarde die het bedrijf toevoegt aan goederen en diensten die het aankoopt en gebruikt in het productieproces.

[3] Productiewaarde: Dit is de totale waarde van goederen en diensten die door een bedrijfstak of een economische sector gedurende een bepaalde periode werden geproduceerd. Ze omvat de waarde van de eindproducten en geleverde diensten evenals de voorraadwijzigingen.

[4] Intermediair verbruik: Dit zijn de goederen en diensten die tijdens het productieproces worden verbruikt of verwerkt. Hieronder vallen grondstoffen, energie, uitbestede diensten, enz. In de landbouw omvat dit zaden, meststoffen en onderhoudsdiensten.

Tabel
Content

Landbouweconomische rekeningen (tegen lopende prijzen): waarden tegen basisprijs (mln €)

  2019 2020 2021 2022 2023 2024 raming 2024/2023 (%) Gemiddelde 2019-2023
1. Granen (incl. zaden) 435,9 490,1 680,8 823,8 610,6 487,9 -20,1% 608,3
2. Nijverheidsgewassen 232,8 230,6 228,4 303,1 358,6 312,3 -12,9% 270,7
Suikerbieten 127,8 132,3 120,8 191,8 245,9 188,9 -23,2% 163,7
3. Voedergewassen 691,5 718,4 1.003,0 867,1 644,7 660,1 2,4% 784,9
4. Groenten en tuinbouwproducten 1.561,0 1.564,2 1.788,2 1.629,1 1.871,9 1.954,3 4,4% 1.682,9
Verse groenten 974,4 985,1 1.124,9 1.047,9 1.230,6 1.344,7 9,3% 1.072,6
Planten en bloemen 586,6 579,1 663,2 581,3 641,4 609,5 -5,0% 610,3
5. Aardappelen (incl. pootgoed) 492,1 489,7 652,8 752,2 992,2 1.008,4 1,6% 675,8
6. Fruit 484,9 526,1 553,8 532,6 655,6 543,8 -17,1% 550,6
7. Andere plantaardige producten 27,9 27,9 27,9 26,7 28,9 30,1 4,0% 27,8
8. Plantaardige productie (1 tot 7) 3.926,1 4.047,0 4.934,7 4.934,7 5.162,6 4.996,8 -3,2% 4.601,0
9. Dieren 3.268,9 3.189,5 3.087,9 3.763,4 3.947,1 3.945,9 -0,0% 3.451,4
Rundvee 973,1 1.055,8 1.124,2 1.306,7 1.323,7 1.430,8 8,1% 1.156,7
Varkens 1.550,0 1.470,3 1.294,2 1.644,5 1.952,6 1.827,1 -6,4% 1.582,3
Pluimvee 707,3 640,9 642,3 785,8 644,5 663,3 2,9% 684,2
10. Dierlijke producten 1.478,5 1.521,8 1.753,9 2.679,7 2.348,4 2.423,5 3,2% 1.956,4
Melk 1.354,1 1.396,3 1.620,9 2.436,9 2.008,1 2.120,0 5,6% 1.763,3
Eieren 123,2 124,3 131,9 238,5 334,6 297,8 -11,0% 190,5
11. Dierlijke productie (9+10) 4.747,4 4.711,3 4.841,8 6.443,1 6.295,5 6.369,4 1,2% 5.407,8
12. Productie van landbouwgoederen (8+11) 8.673,5 8.758,3 9.776,5 11.377,8 11.458,1 11.366,2 -0,8% 10.008,8
13. Productie van landbouwdiensten 190,8 235,9 285,3 316,3 311,7 317,2 1,8% 268,0
14. Landbouwproductie (12+13) 8.864,3 8.994,2 10.061,7 11.694,1 11.769,9 11.683,4 -0,7% 10.276,8
15. Intermediair verbruik 6.237,1 6.585,7 7.621,3 8.856,6 8.116,8 7.897,9 -2,7% 7.483,5
16. Afschrijving 737,4 822,5 878,6 912,4 958,0 977,1 2,0% 861,8
17. Netto toegevoegde waarde tegen basisprijzen (14-15-16) 1.889,9 1.586,1 1.561,8 1.925,2 2.695,1 2.808,4 4,2% 1.931,6
18. Beloning van werknemers 682,5 690,8 747,0 845,6 927,8 952,9 2,7% 778,7
19. Andere belastingen op productie 3,0 2,9 3,7 2,2 2,2 2,2 0,0% 2,8
20. Andere subsidies op de productie 613,3 630,4 622,5 644,0 692,0 657,4 -5,0% 640,4
21. Opbrengst van de productiefactoren (17-19+20) 2.500,1 2.213,6 2.180,6 2.566,9 3.384,9 3.463,6 2,3% 2.569,2
 

Doel en korte beschrijving

De landbouweconomische rekeningen (LER) bieden een systematisch en vergelijkbaar overzicht van de economische activiteit in de bedrijfstak landbouw. Zij omvatten de netto toegevoegde waarde (productierekening, d.i. de vergoeding van alle productiefactoren), het netto overschot van de exploitatie (exploitatierekening, d.i. de opbrengst van de grond, het kapitaal en de niet-bezoldigde arbeidskracht) en het netto bedrijfsinkomen (bedrijfsinkomensrekening, d.i. de vergoeding van de niet-bezoldigde arbeidskracht, van de gronden die eigendom zijn van de bedrijven en van het kapitaal). De netto toegevoegde waarde wordt enerzijds berekend tegen producentenprijzen (d.w.z. zonder rekening te houden met subsidies aan en belastingen op de productie) en anderzijds tegen factorkosten of tegen basisprijzen (waarbij rekening wordt gehouden met deze subsidies en belastingen). Zij worden opgemaakt voor alle landbouweconomische eenheden van het land, die vallen onder de bedrijfstak landbouw. Concreet omvat die bedrijfstak alle landbouwbedrijven die bij de landbouwenquêtes in mei worden bevraagd en die beantwoorden aan de definitie van een landbouwbedrijf die wordt gehanteerd bij die telling.

De LER zijn jaarlijks en worden afgesloten in september van het jaar dat volgt op het referentiejaar. Alle bronnen met statistische gegevens over landbouw, zowel binnen als buiten Statbel, worden gebruikt om deze rekeningen op te maken.