Landbouweconomische rekeningen

Tweede prognose van de landbouweconomische rekeningen van 2022

Landbouw & Visserij
Tweede prognose van de landbouweconomische rekeningen van 2022

De tweede schattingen van de Belgische landbouweconomische rekeningen voor het jaar 2022 bevestigen grotendeels de eerste schattingen. De toegenomen kosten voor energie en landbouwgrondstoffen hebben een directe invloed op het geheel aan de productiemiddelen van de landbouwsector. Over het algemeen stijgt het intermediair verbruik met 23,3% ten opzichte van 2021. De productiewaarde is dan weer met 19,5% gestegen. Voor het geheel aan productiewaarde van de landbouwsector, wordt het prijseffect van +23,5% geconfronteerd met een negatief volume-effect van -3,3%. De netto toegevoegde waarde stijgt echter met 11,9%. Die is hoger dan het gemiddelde van de 5 voorgaande jaren.

Wat betreft de landbouwteelten, wordt geschat dat de afzetprijzen voor granen stijgen ten opzichte van 2021 (+26,8%). De tarweoogst van 2022 wordt tot midden 2023 in de handel gebracht. De prijzen voor de economische rekeningen van 2022 worden dus beïnvloed door de prijzen van 2023. Hoewel aan het begin van de campagne in 2022, de opwaartse tendens nog duidelijk merkbaar was, is deze prijsstijging de afgelopen maanden omgebogen. Op de Europese markten is tarwe nu zelfs teruggekeerd naar de prijzen van voor de invasie in Oekraïne. De voorraadniveaus in Europa en de vernieuwing van de Graandeal hebben de aanvoer van de basisvoedingsmiddelen verzekerd. Rekening houdend met de geschatte stijging van de Belgische productie, zal de waarde van de graanproductie stijgen met 47,3% in 2022.

De productiewaarde van nijverheidsgewassen is eveneens toegenomen, maar in mindere mate (+24,3%). Voor deze campagne zouden de bietentelers gedeeltelijk profiteren van de prijsstijging van witte suiker. Het prijseffect wordt geschat op +22,6%. Deze stijging van de afzetprijzen in combinatie met hogere opbrengsten zou de productiewaarde van de suikerbietensector met 28,1% moeten doen toenemen ten opzichte van 2021.

In 2022 zou voor de oliehoudende gewassen de productie in België met 28,8% moeten stijgen. Op Europees niveau zijn de vooruitzichten voor de productie eveneens optimistisch. De stijging van de invoer kondigt een stijging van de voorraadniveaus aan. Vervolgens zouden de prijzen moeten dalen en de productiewaarde van de oliehoudende gewassen niet meer dan 5,3% stijgen ten opzichte van 2021.

Wat betreft fruit, is voor appels de situatie op de Europese markten gespannen. De Belgische productie is gedaald, maar op Europees niveau is de productie stabiel gebleven. Er is echter een overschot van het aanbod ten gevolge van de stijging van de transportkosten en het conflict in Oekraïne, die de buitenlandse handel beïnvloeden. De prijzen worden naar beneden geduwd. De prijzen van peren die recent werden waargenomen voor de oogst van 2022 zijn bemoedigender. De daling van de afzetprijzen voor fruit wordt geraamd op 9,1%, waardoor de productiewaarde met 9,6% daalt ten opzichte van 2021.

Ten slotte heeft de dierlijke productie geprofiteerd van een positief prijseffect voornamelijk ten gevolge van de prijsstijgingen voor varkens, melk en eieren. De prijsstijging voor dieren wordt geraamd op 29,7%, maar de productie zal naar verwachting met 4,4% dalen. De productiewaarde zou dus met 22,7% stijgen ten opzichte van 2021. De productiewaarde van dierlijke producten zou met 52.0% stijgen.

Wat het intermediair verbruik betreft, had de belangrijkste prijsstijging betrekking op gas, dat zowel een brandstof voor de sector is als een bestanddeel van meststoffen, waarvan de prijzen dit jaar sterk de hoogte in zijn geschoten. Ook de prijzen van diervoeders zijn aanzienlijk gestegen: +26,1 %.

Tabel
Content

Landbouweconomische rekeningen (tegen lopende prijzen): waarden tegen basisprijs (mln €)

  2017 2018 2019 2020 2021 2022 voorlopig 2022/2021 (%) Gemiddelde 2017-2021
1. Granen (incl. zaden) 376,8 417,8 435,9 490,1 696,7 1.026,0 47,3% 483,5
2. Nijverheidsgewassen 228,4 222,9 232,8 230,6 242,3 301,2 24,3% 231,4
3. Voedergewassen 659,4 639,5 691,5 718,4 970,8 838,0 -13,7% 735,9
4. Groenten en tuinbouwproducten 1.342,2 1.407,0 1.561,0 1.628,0 1.878,6 1.891,1 0,7% 1.563,4
Verse groenten 845,6 851,3 974,4 1.108,7 1.291,9 1.278,3 -1,1% 1.014,4
Planten en bloemen 496,6 555,7 586,6 519,3 586,7 612,8 4,5% 549,0
5. Aardappelen (incl. pootgoed) 519,7 464,0 492,1 489,7 652,8 786,2 20,4% 523,6
6. Fruit 421,8 461,3 484,9 526,1 553,8 500,8 -9,6% 489,6
7. Andere plantaardige producten 27,9 27,9 27,9 27,9 27,9 26,7 -4,1% 27,9
8. Plantaardige productie (1 tot 7) 3.576,1 3.640,4 3.926,1 4.110,8 5.022,7 5.370,1 6,9% 4.055,2
9. Dieren 3.263,4 3.108,1 3.268,9 3.189,5 3.199,3 3.926,3 22,7% 3.205,8
Rundvee 1.039,6 1.040,3 973,1 1.055,8 1.123,9 1.200,0 6,8% 1.046,5
Varkens 1.468,2 1.274,0 1.550,0 1.470,3 1.285,7 1.695,1 31,8% 1.409,6
Pluimvee 714,3 752,1 707,3 640,9 762,1 1.007,1 32,1% 715,3
10. Dierlijke producten 1.469,1 1.380,8 1.478,5 1.521,8 1.753,8 2.665,9 52,0% 1.520,8
Melk 1.344,9 1.275,8 1.354,1 1.396,3 1.620,4 2.425,5 49,7% 1.398,3
Eieren 123,2 103,9 123,2 124,3 131,9 238,8 81,1% 121,3
11. Dierlijke productie (9+10) 4.732,5 4.488,9 4.747,4 4.711,3 4.953,1 6.592,2 33,1% 4.726,6
12. Productie van landbouwgoederen (8+11) 8.308,6 8.129,3 8.673,5 8.822,1 9.975,8 11.962,3 19,9% 8.781,8
13. Productie van landbouwdiensten 163,7 175,5 190,8 235,9 236,3 236,3 0,0% 200,4
14. Landbouwproductie (12+13) 8.472,3 8.304,8 8.864,3 9.058,0 10.212,1 12.198,6 19,5% 8.982,3
15. Intermediair verbruik 6.000,5 6.079,2 6.237,1 6.585,7 7.641,1 9.424,3 23,3% 6.508,7
16. Afschrijving 784,8 771,0 737,4 822,5 860,6 860,6 0,0% 795,2
17. Netto toegevoegde waarde tegen basisprijzen (14-15-16) 1.687,1 1.454,7 1.889,9 1.649,8 1.710,3 1.913,6 11,9% 1.678,3
18. Beloning van werknemers 686,6 670,7 682,5 690,8 707,4 726,6 2,7% 687,6
19. Andere belastingen op productie 3,2 3,8 3,0 2,9 2,9 2,9 0,0% 3,2
20. Andere subsidies op de productie 554,7 607,3 613,3 630,4 618,0 626,2 1,3% 604,7
21. Opbrengst van de productiefactoren (17-19+20) 2.238,5 2.058,2 2.500,1 2.277,4 2.325,5 2.537,0 9,1% 2.279,9
Indicator A (2010=100) * 90,2 82,2 99,2 91,2 89,1 91,1 2,2%  
* Indicator A = index van het reële factorinkomen per arbeidseenheid in de landbouw, na deflatie

Doel en korte beschrijving

De landbouweconomische rekeningen (LER) bieden een systematisch en vergelijkbaar overzicht van de economische activiteit in de bedrijfstak landbouw. Zij omvatten de netto toegevoegde waarde (productierekening, d.i. de vergoeding van alle productiefactoren), het netto overschot van de exploitatie (exploitatierekening, d.i. de opbrengst van de grond, het kapitaal en de niet-bezoldigde arbeidskracht) en het netto bedrijfsinkomen (bedrijfsinkomensrekening, d.i. de vergoeding van de niet-bezoldigde arbeidskracht, van de gronden die eigendom zijn van de bedrijven en van het kapitaal). De netto toegevoegde waarde wordt enerzijds berekend tegen producentenprijzen (d.w.z. zonder rekening te houden met subsidies aan en belastingen op de productie) en anderzijds tegen factorkosten of tegen basisprijzen (waarbij rekening wordt gehouden met deze subsidies en belastingen). Zij worden opgemaakt voor alle landbouweconomische eenheden van het land, die vallen onder de bedrijfstak landbouw. Concreet omvat die bedrijfstak alle landbouwbedrijven die bij de landbouwenquêtes in mei worden bevraagd en die beantwoorden aan de definitie van een landbouwbedrijf die wordt gehanteerd bij die telling.

De LER zijn jaarlijks en worden afgesloten in september van het jaar dat volgt op het referentiejaar. Alle bronnen met statistische gegevens over landbouw, zowel binnen als buiten Statbel, worden gebruikt om deze rekeningen op te maken.