Tweede raming van de landbouweconomische rekeningen voor 2024: algemene daling van de landbouwproductie

De tweede prognose van de landbouweconomische rekeningen van 2024 bevestigt een daling van de productiewaarde in de landbouwsector: -0,7% tussen 2023 en 2024.
Akkerbouw
De daling van de waarde van de graanproductie versnelt in de tweede prognose. Ten gevolge van een neerwaartse herziening van de voorlopige raming voor de graanoogst is de productiewaarde in een jaar tijd met 25,8% gedaald, tegenover 20,1% in de oorspronkelijke prognose.
Voor nijverheidsgewassen wordt de daling ook bevestigd, met een daling van de productiewaarde van 11,2%. Deze daling wordt grotendeels verklaard door de daling van de opbrengst van de suikerbieten en de daling van de prijs van witte suiker, die een impact heeft op de vergoeding van de producenten.
De aardappelprijzen zouden (redelijk) stabiel blijven in vergelijking met het vorige seizoen. De ramingen van de opbrengst werden ondertussen verlaagd en wijzen op een lichte daling van het aanbod met 2,0% tussen 2023 en 2024 en een daling van de productiewaarde met 2,3%.
Tuinbouw
In de tuinbouw wordt de stijging van de productiewaarde van de groenten bevestigd door een stijging met 7,7% ten opzichte van 2023. Fruit volgt de omgekeerde trend. In de tweede raming blijft de waarde van de fruitproductie lager dan in 2023 (-14,7%). De weersomstandigheden hadden een negatieve invloed op de opbrengsten van fruitbomen en het productievolume daalde met 24,4%.
Dieren
Wat de dierlijke productie betreft, bevestigt de tweede raming een situatie die vergelijkbaar is met die van november, met een lichte verbetering in het afgelopen jaar: de productiewaarde stijgt met 1,7%, vergeleken met 1,2% in de eerste prognose.
De productiewaarde van eieren en varkens daalde met respectievelijk 9,2% en 8,1%. Deze resultaten vallen slechter uit omwille negatieve prijseffecten op deze twee markten in 2024.
Landbouweconomische rekeningen (tegen lopende prijzen): waarden tegen basisprijs (mln €)
2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2024 raming | 2024/2023 (%) | Gemiddelde 2019-2023 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
1. Granen (incl. zaden) | 435,9 | 490,1 | 680,8 | 823,8 | 610,6 | 452,9 | -25,8% | 608,3 |
2. Nijverheidsgewassen | 232,8 | 230,6 | 228,4 | 303,1 | 358,6 | 318,3 | -11,2% | 270,7 |
Suikerbieten | 127,8 | 132,3 | 120,8 | 191,8 | 245,9 | 196,6 | -20,1% | 163,7 |
3. Voedergewassen | 691,5 | 718,4 | 1.003,0 | 867,1 | 644,7 | 680,9 | 5,6% | 784,9 |
4. Groenten en tuinbouwproducten | 1.561,0 | 1.564,2 | 1.788,2 | 1.629,1 | 1.871,9 | 1.956,3 | 4,5% | 1.682,9 |
Verse groenten | 974,4 | 985,1 | 1.124,9 | 1.047,9 | 1.230,6 | 1.325,7 | 7,7% | 1.072,6 |
Planten en bloemen | 586,6 | 579,1 | 663,2 | 581,3 | 641,4 | 630,5 | -1,7% | 610,3 |
5. Aardappelen (incl. pootgoed) | 492,1 | 489,7 | 652,8 | 752,2 | 992,2 | 968,9 | -2,3% | 675,8 |
6. Fruit | 484,9 | 526,1 | 553,8 | 532,6 | 655,6 | 559,4 | -14,7% | 550,6 |
7. Andere plantaardige producten | 27,9 | 27,9 | 27,9 | 26,7 | 28,9 | 30,1 | 4,0% | 27,8 |
8. Plantaardige productie (1 tot 7) | 3.926,1 | 4.047,0 | 4.934,7 | 4.934,7 | 5.162,6 | 4.966,8 | -3,8% | 4.601,0 |
9. Dieren | 3.268,9 | 3.189,5 | 3.087,9 | 3.763,4 | 3.947,1 | 3.928,3 | -0,5% | 3.451,4 |
Rundvee | 973,1 | 1.055,8 | 1.124,2 | 1.306,7 | 1.323,7 | 1.445,1 | 9,2% | 1.156,7 |
Varkens | 1.550,0 | 1.470,3 | 1.294,2 | 1.644,5 | 1.952,6 | 1.794,4 | -8,1% | 1.582,3 |
Pluimvee | 707,3 | 640,9 | 642,3 | 785,8 | 644,5 | 661,1 | 2,6% | 684,2 |
10. Dierlijke producten | 1.478,5 | 1.521,8 | 1.753,9 | 2.679,7 | 2.348,4 | 2.476,5 | 5,5% | 1.956,4 |
Melk | 1.354,1 | 1.396,3 | 1.620,9 | 2.436,9 | 2.008,1 | 2.167,0 | 7,9% | 1.763,3 |
Eieren | 123,2 | 124,3 | 131,9 | 238,5 | 334,6 | 303,9 | -9,2% | 190,5 |
11. Dierlijke productie (9+10) | 4.747,4 | 4.711,3 | 4.841,8 | 6.443,1 | 6.295,5 | 6.404,9 | 1,7% | 5.407,8 |
12. Productie van landbouwgoederen (8+11) | 8.673,5 | 8.758,3 | 9.776,5 | 11.377,8 | 11.458,1 | 11.371,7 | -0,8% | 10.008,8 |
13. Productie van landbouwdiensten | 190,8 | 235,9 | 285,3 | 316,3 | 311,7 | 317,2 | 1,8% | 268,0 |
14. Landbouwproductie (12+13) | 8.864,3 | 8.994,2 | 10.061,7 | 11.694,1 | 11.769,9 | 11.688,9 | -0,7% | 10.276,8 |
15. Intermediair verbruik | 6.237,1 | 6.585,7 | 7.621,3 | 8.856,6 | 8.116,8 | 7.956,8 | -2,0% | 7.483,5 |
16. Afschrijving | 737,4 | 822,5 | 878,6 | 912,4 | 958,0 | 977,1 | 2,0% | 861,8 |
17. Netto toegevoegde waarde tegen basisprijzen (14-15-16) | 1.889,9 | 1.586,1 | 1.561,8 | 1.925,2 | 2.695,1 | 2.754,9 | 2,2% | 1.931,6 |
18. Beloning van werknemers | 682,5 | 690,8 | 747,0 | 845,6 | 927,8 | 952,9 | 2,7% | 778,7 |
19. Andere belastingen op productie | 3,0 | 2,9 | 3,7 | 2,2 | 2,2 | 2,2 | 0,0% | 2,8 |
20. Andere subsidies op de productie | 613,3 | 630,4 | 622,5 | 644,0 | 692,0 | 657,4 | -5,0% | 640,4 |
21. Opbrengst van de productiefactoren (17-19+20) | 2.500,1 | 2.213,6 | 2.180,6 | 2.566,9 | 3.384,9 | 3.410,2 | 0,7% | 2.569,2 |
Doel en korte beschrijving
De landbouweconomische rekeningen (LER) bieden een systematisch en vergelijkbaar overzicht van de economische activiteit in de bedrijfstak landbouw. Zij omvatten de netto toegevoegde waarde (productierekening, d.i. de vergoeding van alle productiefactoren), het netto overschot van de exploitatie (exploitatierekening, d.i. de opbrengst van de grond, het kapitaal en de niet-bezoldigde arbeidskracht) en het netto bedrijfsinkomen (bedrijfsinkomensrekening, d.i. de vergoeding van de niet-bezoldigde arbeidskracht, van de gronden die eigendom zijn van de bedrijven en van het kapitaal). De netto toegevoegde waarde wordt enerzijds berekend tegen producentenprijzen (d.w.z. zonder rekening te houden met subsidies aan en belastingen op de productie) en anderzijds tegen factorkosten of tegen basisprijzen (waarbij rekening wordt gehouden met deze subsidies en belastingen). Zij worden opgemaakt voor alle landbouweconomische eenheden van het land, die vallen onder de bedrijfstak landbouw. Concreet omvat die bedrijfstak alle landbouwbedrijven die bij de landbouwenquêtes in mei worden bevraagd en die beantwoorden aan de definitie van een landbouwbedrijf die wordt gehanteerd bij die telling.
De LER zijn jaarlijks en worden afgesloten in september van het jaar dat volgt op het referentiejaar. Alle bronnen met statistische gegevens over landbouw, zowel binnen als buiten Statbel, worden gebruikt om deze rekeningen op te maken.