Landbouweconomische rekeningen

Belgische landbouw 2023: het licht aan het einde van de tunnel

Landbouw & Visserij
Belgische landbouw 2023: het licht aan het einde van de tunnel

Statbel , het Belgische statistiekbureau, heeft de eerste ramingen van het inkomen van de landbouwers voor het jaar 2023 aan de Europese Commissie (Eurostat) gecommuniceerd.

In 2023 zal de netto toegevoegde waarde van de landbouwsector aanzienlijk zijn verbeterd. Na de recordkosten van 2022 daalt het intermediaire verbruik met 8,6%, terwijl de productiewaarde van de landbouwsector met 1,6% stijgt. De netto toegevoegde waarde (de productiewaarde na aftrek van de kosten en afschrijvingen) stijgt met 49,3%. Net als in 2022, moet rekening worden gehouden met het relatief belang van de kosten in elke sector en kan daardoor de trend sterk variëren afhankelijk van de specialisatie van de landbouwbedrijven.

Zo hebben de graanproducenten hun situatie zien achteruitgaan. Hun productieprijzen hebben in 2022 een hoogtepunt bereikt; nu liggen ze 25,4% lager. De prijzen van de vorige oogst hebben zeker voor een toename van de ingezaaide oppervlakte van wintergranen gezorgd. Het productievolume zou met 4,0% moeten stijgen. De stijging van de productie zal de prijsdaling echter niet dekken, aangezien de productiewaarde naar schatting met 22,4% is gedaald.

Voor de productie van nijverheidsgewassen is de situatie omgekeerd, met een negatief volume (-7,5%) en een positief prijseffect (+8,6%). De suikerbietenteelt profiteert sinds de vorige oogst van een recordsuikermarkt. Het suikerbietenareaal is tussen 2022 en 2023 zelf met 5,7% gestegen. De daling van het productievolume is onder andere te wijten aan de slechte resultaten van de vlasteelt. Net als bij de teelt van suikerbieten en de cichorei, werden textielvezels laat ingezaaid, omwille van een koud en regenachtig begin van de lente. De droogte van juni, gevolgd door de regen van deze zomer hebben geleid tot een daling van de opbrengt van vlasvezel en een veel slechtere strokwaliteit.

Jammer genoeg heeft de regen van deze zomer zich deze herfst voortgezet, wat een grote impact op de aardappelen heeft. Hoewel het planten moest worden uitgesteld, zijn de weersomstandigheden tijdens de groeifase gunstig geweest voor de ontwikkeling van de knol. Vanaf midden-oktober viel er echter een overvloed aan regen. De oogstomstandigheden zijn moeilijk geworden. De opbrengstschattingen moesten naar beneden worden bijgesteld ten opzichte van de oorspronkelijke schattingen van oktober. Gezien de toename van de beplante oppervlakte, wordt geschat dat het productievolume uiteindelijk met 9,5% is gestegen. De productiewaarde van aardappelen zal met 27,8% stijgen, gezien de producentenprijzen voor aardappelen op contractbasis zullen stijgen.

In de veeteeltsector daalt de waarde van de dierlijke productie met 1,8%. Dierlijke producten zullen naar verwachting met 14,6% dalen als gevolg van de daling van de melkprijs. Deze prijzen zijn teruggekeerd naar niveaus die vergelijkbaar zijn met 2021. Bij een stijging van de melkproductie met 2,2% zou de productiewaarde van melk in één jaar met 18,3% dalen. In de rundvleesproductie daarentegen worden de prijzen ondersteund door de vraag naar verandering in combinatie met een daling van het aantal slachtingen in België en elders in Europa. De producentenprijzen stijgen licht, met een prijseffect van 1,7%, terwijl de productie met 0,4% daalt.

Tot slot is het ongetwijfeld in de varkenssector dat het productievolume het sterkst daalde, met name met 10,9%. Op Europees niveau worden er minder dieren geslacht en daalt de export. Het herstel van de Europese varkensprijzen na de inkrimping van de veestapel heeft het concurrentievermogen van de Europese industrie niet geholpen. In België zijn de afzetprijzen met 30,4% gestegen nadat 2022 de winstgevendheid van de sector ernstig ondermijnd heeft.

 

Tabel
Content

Landbouweconomische rekeningen (tegen lopende prijzen): waarden tegen basisprijs (mln €)

  2018 2019 2020 2021 2022 2023 raming 2023/2022 (%) Gemiddelde 2018-2022
1. Granen (incl. zaden) 417,8 435,9 490,1 680,8 823,8 639,1 -22,4% 569,7
2. Nijverheidsgewassen 222,9 232,8 230,6 228,4 303,1 304,4 0,4% 243,6
3. Voedergewassen 639,5 691,5 718,4 1.003,0 868,0 859,0 -1,0% 784,1
4. Groenten en tuinbouwproducten 1.407,0 1.561,0 1.564,2 1.737,4 1.700,3 1.817,7 6,9% 1.594,0
Verse groenten 851,3 974,4 985,1 1.124,9 1.047,5 1.125,4 7,4% 996,6
Planten en bloemen 555,7 586,6 579,1 612,4 652,8 692,3 6,1% 597,3
5. Aardappelen (incl. pootgoed) 464,0 492,1 489,7 652,8 752,2 961,5 27,8% 570,2
6. Fruit 461,3 484,9 526,1 553,8 532,6 707,6 32,9% 511,8
7. Andere plantaardige producten 27,9 27,9 27,9 27,9 26,7 28,9 8,2% 27,6
8. Plantaardige productie (1 tot 7) 3.640,4 3.926,1 4.047,0 4.883,9 5.006,7 5.318,1 6,2% 4.300,8
9. Dieren 3.108,1 3.268,9 3.189,5 3.188,3 3.942,8 4.213,8 6,9% 3.339,5
Rundvee 1.040,3 973,1 1.055,8 1.124,2 1.289,7 1.305,7 1,2% 1.096,6
Varkens 1.274,0 1.550,0 1.470,3 1.294,2 1.644,5 1.909,8 16,1% 1.446,6
Pluimvee 752,1 707,3 640,9 742,7 982,9 968,9 -1,4% 765,2
10. Dierlijke producten 1.380,8 1.478,5 1.521,8 1.753,9 2.679,7 2.288,4 -14,6% 1.762,9
Melk 1.275,8 1.354,1 1.396,3 1.620,9 2.436,9 1.990,9 -18,3% 1.616,8
Eieren 103,9 123,2 124,3 131,9 238,5 293,3 23,0% 144,4
11. Dierlijke productie (9+10) 4.488,9 4.747,4 4.711,3 4.942,2 6.622,5 6.502,2 -1,8% 5.102,4
12. Productie van landbouwgoederen (8+11) 8.129,3 8.673,5 8.758,3 9.826,1 11.629,2 11.820,3 1,6% 9.403,3
13. Productie van landbouwdiensten 175,5 190,8 235,9 282,5 298,0 298,0 0,0% 236,5
14. Landbouwproductie (12+13) 8.304,8 8.864,3 8.994,2 10.108,6 11.927,1 12.118,3 1,6% 9.639,8
15. Intermediair verbruik 6.079,2 6.237,1 6.585,7 7.635,6 9.071,7 8.288,1 -8,6% 7.121,9
16. Afschrijving 771,0 737,4 822,5 878,6 878,6 878,6 0,0% 817,6
17. Netto toegevoegde waarde tegen basisprijzen (14-15-16) 1.454,7 1.889,9 1.586,1 1.594,3 1.976,8 2.951,6 49,3% 1.700,3
18. Beloning van werknemers 670,7 682,5 690,8 747,0 756,4 776,9 2,7% 709,5
19. Andere belastingen op productie 3,8 3,0 2,9 3,7 3,7 3,7 0,0% 3,4
20. Andere subsidies op de productie 607,3 613,3 630,4 622,5 652,1 619,5 -5,0% 625,1
21. Opbrengst van de productiefactoren (17-19+20) 2.058,2 2.500,1 2.213,6 2.213,1 2.625,2 3.567,4 35,9% 2.322,1
Indicator A (2010=100) * 90,2 82,1 99,2 88,4 85,9 97,5 31,0%  
* Indicator A = index van het reële factorinkomen per arbeidseenheid in de landbouw, na deflatie

Doel en korte beschrijving

De landbouweconomische rekeningen (LER) bieden een systematisch en vergelijkbaar overzicht van de economische activiteit in de bedrijfstak landbouw. Zij omvatten de netto toegevoegde waarde (productierekening, d.i. de vergoeding van alle productiefactoren), het netto overschot van de exploitatie (exploitatierekening, d.i. de opbrengst van de grond, het kapitaal en de niet-bezoldigde arbeidskracht) en het netto bedrijfsinkomen (bedrijfsinkomensrekening, d.i. de vergoeding van de niet-bezoldigde arbeidskracht, van de gronden die eigendom zijn van de bedrijven en van het kapitaal). De netto toegevoegde waarde wordt enerzijds berekend tegen producentenprijzen (d.w.z. zonder rekening te houden met subsidies aan en belastingen op de productie) en anderzijds tegen factorkosten of tegen basisprijzen (waarbij rekening wordt gehouden met deze subsidies en belastingen). Zij worden opgemaakt voor alle landbouweconomische eenheden van het land, die vallen onder de bedrijfstak landbouw. Concreet omvat die bedrijfstak alle landbouwbedrijven die bij de landbouwenquêtes in mei worden bevraagd en die beantwoorden aan de definitie van een landbouwbedrijf die wordt gehanteerd bij die telling.

De LER zijn jaarlijks en worden afgesloten in september van het jaar dat volgt op het referentiejaar. Alle bronnen met statistische gegevens over landbouw, zowel binnen als buiten Statbel, worden gebruikt om deze rekeningen op te maken.