Thuiswerken

Eén op drie loontrekkenden doet aan thuiswerk

Werk & Opleiding
Eén op drie loontrekkenden doet aan thuiswerk

33% van alle loontrekkenden werkte in 2024 soms of regelmatig van thuis uit.

Vooral in de publieke sector is thuiswerk helemaal ingeburgerd, met bijna 50% van de loontrekkenden. In de private sector gaat het om 28%.

Na een boost in 2020 en 2021 door de COVID-19-crisis volgde een lichte daling. De afgelopen jaren blijven de resultaten vrij stabiel, zo meldt Statbel, het Belgische statistiekbureau.

Het percentage thuiswerkers ligt veel hoger in de publieke sector dan in de private sector. Dat heeft vooral te maken met de aard van het werk in die sectoren. Beroepsgroepen waar het vaakst aan thuiswerk gedaan wordt zijn die van de managers (65,1%) en de intellectuele, wetenschappelijke en artistieke beroepen (60,1%), gevolgd door administratief personeel (39,6%) en technici en verwante beroepen (37,7%).

Dat zijn nu net de beroepsgroepen die ook het sterkst vertegenwoordigd zijn binnen de publieke sector. In de publieke sector werkt 47,0% van de werknemers in de categorie intellectuele, wetenschappelijke en artistieke beroepen. Daarin vormen de leerkrachten de grootste groep (60,9%). Zij geven aan heel vaak van thuis uit te werken, onder meer voor lesvoorbereidingen.

Het percentage thuiswerk is in de meeste beroepsgroepen aanzienlijk hoger in de publieke sector.

  Aandeel thuiswerk Aandeel beroepsgroep binnen totale populatie
Alle loontrekkenden Loontrekkenden privé sector Loontrekkenden publieke sector Alle loontrekkenden Loontrekkenden privé sector Loontrekkenden publieke sector
Managers 65,1% 64,8% 65,9% 6,9% 7,3% 5,6%
Intellectuele, wetenschappelijke en artistieke beroepen 60,1% 57,3% 63,9% 26,7% 20,2% 47,0%
Technici en verwante beroepen 37,7% 34,6% 47,9% 15,8% 16,0% 15,2%
Administratief personeel 39,6% 37,1% 46,8% 12,7% 12,5% 13,4%
Dienstverlenend personeel en verkopers 5,6% 5,2% 7,6% 12,7% 14,2% 7,9%
Ambachtslieden 4,7% 4,2% 12,3% 8,3% 10,3% 1,9%
Bedieners van machines en installaties, assembleurs 1,2% 1,3% 0,4% 6,2% 7,5% 2,0%
Elementaire beroepen 2,2% 2,2% 2,8% 9,9% 11,6% 4,7%
Overige * * * 0,9% 0,4% 2,3%
Totaal 33,0% 28,0% 48,7% 100% 100% 100%
* cijfer gebaseerd op te kleine aantallen

Enquête naar de arbeidskrachten (EAK)

Doel en korte beschrijving

De steekproefenquête naar de arbeidskrachten is een enquête bij particuliere huishoudens, die over het hele jaar wordt gehouden. Ze is gebaseerd op de antwoorden van bijna 123.000 personen (respondenten) op actieve leeftijd (15 jaar en ouder).

Haar voornaamste doelstelling is de populatie op actieve leeftijd (vanaf 15 jaar) op te delen in drie groepen (nl. werkende personen, werklozen en niet-actieve personen), en over elk van deze categorieën beschrijvende en verklarende gegevens te verstrekken. Deze enquête wordt ook in de andere EU-lidstaten uitgevoerd en wordt gecoördineerd door de statistische dienst van de Europese Unie, EUROSTAT. In België wordt de EAK georganiseerd door Statbel (Algemene Directie Statistiek - Statistics Belgium). De bedoeling is informatie te vergaren die op Europees vlak vergelijkbaar is, o.m. inzake werkgelegenheids- en werkloosheidscijfers overeenkomstig de definities van het Internationaal Arbeidsbureau (IAB), en daarnaast gegevens te verzamelen en te verspreiden die elders niet verkregen kunnen worden. Voorbeelden hiervan zijn mobiliteit van de werknemers, motivatie voor deeltijds werken, de verschillende vormen van tijdelijke arbeid, beroep, onderwijsniveau van de bevolking op beroepsactieve leeftijd,…

Populatie

Leden van privé-huishoudens van 15 jaar oud of meer

Basis van de steekproef

Demografische gegevens van het Rijksregister

Dataverzamelingsmethode en eventuele steekproefomvang

De informatie wordt voor de eerste bevraging verzameld via face to face interviews. Sinds 2017 volgen daarna nog drie kortere opvolgbevragingen die via het web of telefonisch gebeuren.

Gezinnen die uitsluitend bestaan uit inactieve personen ouder dan 64 jaar mogen ook telefonisch worden bevraagd.

Jaarlijks worden in België ongeveer 47.000 huishoudens aangeschreven om aan deze enquête deel te nemen.

Respons

De respons bedraagt + 75%.

Frequentie

Driemaandelijks.

Timing publicatie

Resultaten beschikbaar +/- 3 maanden na de referentieperiode

Formulieren

Definities

Thuiswerk: Alle werk dat van thuis uit verricht wordt van de huidige hoofdbetrekking van de persoon. Werkenden in loondienst: Iedereen van 15 jaar of ouder, die in de loop van de referentieweek minstens één uur gewerkt heeft tegen betaling in geld of in natura (met of zonder formeel contract), of die tijdelijk afwezig is geweest van hun werk (omwille van ziekte, zwangerschapsverlof, vakantie, sociale conflicten, slechte weersomstandigheden of andere redenen) en die een formele link met hun werk heeft behouden.

Niet-loontrekkende tewerkstelling: Iedereen die tijdens de referentieweek niet minstens één uur voor een werkgever tegen winst heeft gewerkt, of die tijdelijk afwezig was. Het gaat om zelfstandigen (zonder personeel), werkgevers (met personeel) en niet-vergoede helpers.

Opleidingsniveau (3 groepen): Laaggeschoolden zijn personen die maximaal een diploma lager secundair onderwijs behaald hebben. Middengeschoolden zijn personen die een diploma hoger secundair onderwijs behaald hebben, maar geen diploma hoger onderwijs. Hooggeschoolden hebben een diploma hoger onderwijs behaald.

Metadata

Methodologie enquêtes

Wetgeving