Transities op de arbeidsmarkt

36% van de werklozen van het tweede kwartaal van 2023 is een jaar later aan het werk

Werk & Opleiding
36% van de werklozen van het tweede kwartaal van 2023 is een jaar later aan het werk

Arbeidsmarkttransities tussen het tweede kwartaal van 2023 en het tweede kwartaal van 2024

Statbel publiceert vandaag de transities op de arbeidsmarkt tussen het tweede kwartaal van 2023 en het tweede kwartaal van 2024 voor de 15-74-jarigen. Daaruit blijkt dat 36,2% van de werklozen van een jaar geleden doorstroomde naar werk, 36,0% werkloos bleef en 27,8% van de werklozen werd niet-beroepsactief. Daarnaast stellen we vast dat 9 op de 10 niet-beroepsactieven tussen het tweede kwartaal van 2023 en dat van 2024 niet-beroepsactief bleven. De meesten onder hen zijn ofwel gepensioneerd, ofwel student en dus niet onmiddellijk beschikbaar voor de arbeidsmarkt. De resultaten geven ten slotte ook aan dat 94.4% van de mensen die vorig jaar aan het werk waren, zijn nog steeds aan het werk. Slechts een klein percentage wordt werkloos of inactief.

Werkloos

In de periode van medio 2021 tot eind 2022 viel het op dat werklozen het moeilijker leken te hebben om de transitie naar werk te maken. Sinds begin 2023 lijkt de trend gekeerd. Het aandeel werklozen dat de overstap naar werk maakt, neemt toe. 36,2% van de werklozen in het tweede kwartaal van 2023 is een jaar later aan het werk. In absolute aantallen betekent dit dat van de 284.000 werklozen in het tweede kwartaal van 2023, een jaar later 102.000 nog steeds werkloos zijn, 103.000 personen zijn aan het werk gegaan en 79.000 personen zijn niet-beroepsactief geworden (27,8%): ze zijn dus niet meer op zoek naar werk en/of niet beschikbaar zijn binnen de twee weken.

We zien hier grote regionale verschillen: van de Vlaamse werklozen uit het tweede kwartaal van 2023 is 27,3% na een jaar nog werkloos. In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en in het Waalse Gewest zien we hogere cijfers: in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest komt het percentage dat werkloos blijft over een tijdspanne van 1 jaar op 51,6% en in het Waalse Gewest op 34,9%.

Niet-beroepsactieven

De overgrote meerderheid van de niet-beroepsactieven is een jaar later nog steeds niet beroepsactief. Van de 3,44 miljoen mensen die in het tweede kwartaal van 2023 niet-beroepsactief waren, is 89,7% of 3,09 miljoen dat een jaar later nog steeds, een percentage dat iets lager ligt dan in het vorige kwartaal (92,0%). 7,2% of 248.000 personen zijn aan de slag gegaan en 3,1% of 106.000 mensen heeft de overgang gemaakt naar werkloosheid. Merk op dat het hier steeds gaat over de IAB-definitie van werkloosheid, dit betekent dat men nu wel op zoek is naar werk en ook beschikbaar is voor een job, terwijl men dat een jaar eerder niet was. Over het algemeen zien we dat er voor deze transities dus meer niet-beroepsactieven aan de slag proberen gaan zijn dan in vergelijking met het eerste kwartaal van 2023 en 2024.

Werkend

Een groot percentage van de mensen die een jaar geleden aan het werk waren, is ook nu nog aan het werk: 94,4% van de personen die in het tweede kwartaal van 2023 aan het werk waren, is dit in het tweede kwartaal van 2024 nog steeds. Daarnaast is 1,5% van de werkenden (75.000 personen) een jaar later werkloos en 4,1% (ca. 201.000 personen) is niet-beroepsactief geworden. Deze cijfers zijn vrij stabiel gebleven in vergelijking met de vorige kwartalen.

Achtergrond

Om de situatie van de arbeidsmarkt in te schatten, is het niet alleen belangrijk om te weten hoeveel mensen er werkloos, niet-beroepsactief en werkend zijn, maar ook hoeveel mensen van statuut veranderen binnen een gegeven tijdspanne. Hoeveel van de werklozen in dit kwartaal waren een jaar eerder ook al werkzoekend? Hoeveel van hen zijn aan het werk gegaan? Welk percentage werkenden was een jaar eerder ook al werkend? Vragen die beantwoord kunnen worden met de Enquête naar de Arbeidskrachten omdat dit een enquête is waarbij respondenten meerdere keren bevraagd worden. We bespreken in dit persbericht de evolutie van het arbeidsmarktstatuut van mensen die een jaar geleden (tweede kwartaal van 2023) werkend, werkloos en niet-beroepsactief waren en vergelijken dat met hun statuut in het huidige kwartaal (tweede kwartaal van 2024). De focus ligt hierbij op de populatie van 15 tot en met 74 jaar. We publiceren daarnaast ook de vergelijking tussen het statuut in het vorige kwartaal (eerste kwartaal van 2024) en het statuut in het huidige kwartaal (tweede kwartaal van 2024). Deze cijfers worden in deze tekst niet besproken, maar zijn wel terug te vinden bij Cijfers op de website.

Hoe de statistiek van de transities op de arbeidsmarkt te interpreteren

Methodologische informatie

De hier voorgestelde cijfers zijn het resultaat van de Enquête naar de Arbeidskrachten (EAK), een enquête die geharmoniseerd is op Europees niveau. De definities over werkgelegenheid en werkloosheid die worden gehanteerd zijn die van het Internationaal Arbeidsbureau (IAB), waardoor vergelijkbaarheid van de resultaten op internationaal vlak wordt gewaarborgd. We maken het onderscheid tussen drie IAB-arbeidsmarktstatuten: werkend, werkloos en inactief. De gehanteerde definities bevinden zich hier.

Merk op dat tijdelijk werklozen die tijdelijk afwezig zijn van hun werk (d.w.z. minder dan drie maand) tot de werkenden worden gerekend. Tijdelijk werklozen die langer dan drie maand afwezig zijn ('langdurig tijdelijk werklozen'), worden, afhankelijk van de antwoorden op de vragen naar het zoeken naar werk en het beschikbaar zijn, tot de werklozen of inactieven gerekend.

De Enquête naar de Arbeidskrachten is een continue enquête, wat wil zeggen dat de steekproef gelijk verdeeld is over de 52 weken van het jaar. De geselecteerde respondenten beantwoorden een vragenlijst die hoofdzakelijk betrekking heeft op hun activiteit in de loop van een gegeven referentieweek. De respondenten nemen vier keer deel: in 2 opeenvolgende kwartalen wel, in 2 kwartalen niet en dan weer in 2 kwartalen wel. Daardoor kunnen we observeren wat het arbeidsmarktstatuut van een bepaalde respondent in een kwartaal is, en een kwartaal en/of een jaar later: bv. is iemand die werkloos is ook nog werkloos in het daaropvolgende kwartaal en/of jaar?

Indien men dus spreekt van een bepaalde status in een bepaald kwartaal, is het per definitie de status in de referentieweek. Indien men aangeeft te werken in de referentieweek van kwartaal T en in de referentieweek van kwartaal T+1, dan wordt men tweemaal als werkend geteld. Er zijn natuurlijk een aantal gevallen die intussen bv. werkloos waren, maar dit ligt buiten het bestek van onze data.

De kwartaaltransities zijn de sommen van gewogen observaties van respondenten die in opeenvolgende kwartalen deelnemen (bv. 2019T4-2020T1, 2020T1-2020T2).

De kwartaalspecifieke jaartransities zijn de sommen van gewogen observaties van respondenten die in hetzelfde kwartaal van twee opeenvolgende jaren deelnemen (bv. 2019T1-2020T1).

De jaartransities zijn de gemiddelden van vier kwartaalspecifieke jaartransities voor twee opeenvolgende jaren (bv. 2019-2020).

Respondenten die in één van beide golven (= bevragingen) niet deelnamen, kunnen niet gebruikt worden in deze analyse. Respondenten in de longitudinale steekproef zijn in beide kwartalen minstens 15 en hoogstens 74 jaar oud.

De longitudinale steekproef wordt gekalibreerd naar de geschatte verdelingen van IAB-arbeidsmarktstatuut naar leeftijd, geslacht, regio, opleidingsniveau en nationaliteit in het begin- en eindkwartaal. De gepubliceerde cijfers zijn gebaseerd op de Enquête naar de Arbeidskrachten. Het zijn geen exacte cijfers maar benaderingen die gebaseerd zijn op de extrapolatie van een toevalssteekproef uit de Belgische bevolking. Bij de interpretatie van de cijfers dient hiermee rekening gehouden te worden . Wanneer het ongewogen aantal personen kleiner is dan 30, moeten de gegevens met de nodige omzichtigheid worden geïnterpreteerd.

Definities

Onderwijsniveau:

Laaggeschoolden zijn die personen die maximaal een diploma hebben van het lager secundair onderwijs. Middengeschoolden zijn personen die een diploma behaald hebben van het hoger secundair onderwijs, maar geen diploma van het hoger onderwijs. Hooggeschoolden hebben een diploma van het hoger onderwijs.