Transities op de arbeidsmarkt

Minder werklozen maken transitie naar werk in 2022

Werk & Opleiding
Minder werklozen maken transitie naar werk in 2022<

Van de ongeveer 4,92 miljoen werkenden tussen 15 en 64 jaar in 2022, was 4,55 miljoen een jaar geleden ook aan de slag. 105.000 mensen waren werkloos en 262.000 mensen waren inactief. 95% van de werkenden in 2021 bleef aan de slag in 2022. Het was voor de werklozen tussen 2021 en 2022 iets moeilijker om een job te vinden dan tussen 2020 en 2021, waardoor er meer mensen werkloos bleven. Ook het percentage inactieven dat inactief bleef, nam toe.

Transities

Statbel, het Belgische statistiekbureau, publiceert vandaag cijfers over individuele veranderingen in het arbeidsmarktstatuut 2022 in vergelijking met het jaar ervoor. Het moderne arbeidslandschap is continu in beweging en steeds meer mensen maken transities tussen werk, werkloosheid en inactiviteit. Dit kan verschillende redenen hebben, zoals het verkennen van nieuwe carrièremogelijkheden, het starten van een eigen bedrijf, of het nemen van een pauze om persoonlijke of gezondheidsredenen. Het is belangrijk om te begrijpen dat deze transities normaal zijn en deel uitmaken van de natuurlijke loopbaan. We bespreken hier de transities op de arbeidsmarkt tussen 2021 en 2022, met een focus op de 15-64-jarigen.

Het longitudinale karakter van de Enquête naar de Arbeidskrachten laat toe om de dynamiek op de arbeidsmarkt te meten. Bijvoorbeeld, is iemand die op een bepaald moment aan het werk is, een jaar later nog steeds aan het werk of is die persoon ondertussen werkloos of inactief geworden?

Tussen 2021 en 2022 vond 32,6% van de werklozen een job

Tussen 2021 en 2022 bleef 38,1% van de werklozen, werkloos, 32,6% vond een job en 29,3% werd inactief (d.w.z. was niet beschikbaar voor werk en/of zocht niet actief naar werk). Verder bleef 95,0% van de werkenden aan het werk, 1,5% werd werkloos en 3,5% inactief. Over de werkenden die aan het werk bleven, kan je hier meer lezen. Van de inactieven bleef 84,3% inactief, 11,5% ging aan het werk en 4,2% bleef werkloos. We gaan hieronder dieper in op hoe de transities verlopen voor de hoger opgeleiden.

Hoger opgeleiden

Werkend

Als we gaan kijken hoe de transities verlopen bij de hoger opgeleiden, dan zien we heel veel stabiliteit qua werk: mensen die hoger opgeleid zijn, d.w.z. minstens een bachelor hebben blijven zeer makkelijk aan het werk. Voor alle bestudeerde groepen, is 97,5% van de hooggeschoolde werkenden in 2021 een jaar later nog altijd aan het werk: dit kan in dezelfde job zijn of een andere, maar ze vinden steeds snel terug werk. De grootste groep van de hoger opgeleiden tussen 15 en 64 jaar bevindt zich in deze situatie: 80% is op beide meetmomenten aan het werk, het gaat om 2,4 van de 3 miljoen hoger opgeleiden.

Werkloos

Als we naar de werklozen gaan kijken, dan moeten we allereerst vaststellen dat dit om een zeer kleine groep gaat: slechts 82.000 hoger opleiden waren in 2022 werkloos. We zien dat hoger opgeleide vrouwen (51,8%) sneller (terug) aan een job geraken dan mannen (40,0%). Ook regionaal zien we verschillen: in het Vlaams Gewest heeft 56,8% van de werklozen van 2021 een jaar later een job, in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bedraagt dit percentage 44,3% en in het Waals Gewest is dit 36,9%. We zien dus bij hoger opgeleiden dezelfde regionale verschillen terugkomen, al blijkt het in Brussel als hoger opgeleide wel makkelijker om een job te vinden.

Naar leeftijd is de trend duidelijk: hoe jonger, hoe vlotter een hoger opgeleide aan een job geraakt (de groep van 15-24 uitgesloten). De mensen zonder een Belgische nationaliteit vinden ook sneller werk dan de Belgen.

Inactieven

De groep hoger opgeleide inactieven telt ongeveer 360.000 mensen in 2022. Het grootste deel, 305.000 van hen, was een jaar eerder ook al inactief. Gemiddeld is 71,5% van de inactieven in 2021 een jaar later ook inactief. Dit percentage ligt bij vrouwen (74,3%) hoger dan bij mannen (66,4%). In het Waals Gewest blijft 74,8% inactief, in het Vlaams Gewest 71,3% en in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest 65,5%. De grootste groep, zowel procentueel als qua aantal, die inactief blijft is de 55-64-jarigen (84,3%) gevolgd door de 15-24-jarigen waar 74,2% inactief blijft. Mensen met Belgische nationaliteit (73,1%) blijven vaker inactief dan niet-Belgen (65,5%).

Hoe de statistiek van de transities op de arbeidsmarkt te interpreteren

Methodologische informatie

De hier voorgestelde cijfers zijn het resultaat van de Enquête naar de Arbeidskrachten (EAK), een enquête die geharmoniseerd is op Europees niveau. De definities over werkgelegenheid en werkloosheid die worden gehanteerd zijn die van het Internationaal Arbeidsbureau (IAB), waardoor vergelijkbaarheid van de resultaten op internationaal vlak wordt gewaarborgd. We maken het onderscheid tussen drie IAB-arbeidsmarktstatuten: werkend, werkloos en inactief. De gehanteerde definities bevinden zich hier.

Merk op dat tijdelijk werklozen die tijdelijk afwezig zijn van hun werk (d.w.z. minder dan drie maand) tot de werkenden worden gerekend. Tijdelijk werklozen die langer dan drie maand afwezig zijn ('langdurig tijdelijk werklozen'), worden, afhankelijk van de antwoorden op de vragen naar het zoeken naar werk en het beschikbaar zijn, tot de werklozen of inactieven gerekend.

De Enquête naar de Arbeidskrachten is een continue enquête, wat wil zeggen dat de steekproef gelijk verdeeld is over de 52 weken van het jaar. De geselecteerde respondenten beantwoorden een vragenlijst die hoofdzakelijk betrekking heeft op hun activiteit in de loop van een gegeven referentieweek. De respondenten nemen vier keer deel: in 2 opeenvolgende kwartalen wel, in 2 kwartalen niet en dan weer in 2 kwartalen wel. Daardoor kunnen we observeren wat het arbeidsmarktstatuut van een bepaalde respondent in een kwartaal is, en een kwartaal en/of een jaar later: bv. is iemand die werkloos is ook nog werkloos in het daaropvolgende kwartaal en/of jaar?

Indien men dus spreekt van een bepaalde status in een bepaald kwartaal, is het per definitie de status in de referentieweek. Indien men aangeeft te werken in de referentieweek van kwartaal T en in de referentieweek van kwartaal T+1, dan wordt men tweemaal als werkend geteld. Er zijn natuurlijk een aantal gevallen die intussen bv. werkloos waren, maar dit ligt buiten het bestek van onze data.

De kwartaaltransities zijn de sommen van gewogen observaties van respondenten die in opeenvolgende kwartalen deelnemen (bv. 2019T4-2020T1, 2020T1-2020T2).

De kwartaalspecifieke jaartransities zijn de sommen van gewogen observaties van respondenten die in hetzelfde kwartaal van twee opeenvolgende jaren deelnemen (bv. 2019T1-2020T1).

De jaartransities zijn de gemiddelden van vier kwartaalspecifieke jaartransities voor twee opeenvolgende jaren (bv. 2019-2020).

Respondenten die in één van beide golven (= bevragingen) niet deelnamen, kunnen niet gebruikt worden in deze analyse. Respondenten in de longitudinale steekproef zijn in beide kwartalen minstens 15 en hoogstens 74 jaar oud.

De longitudinale steekproef wordt gekalibreerd naar de geschatte verdelingen van IAB-arbeidsmarktstatuut naar leeftijd, geslacht, regio, opleidingsniveau en nationaliteit in het begin- en eindkwartaal. De gepubliceerde cijfers zijn gebaseerd op de Enquête naar de Arbeidskrachten. Het zijn geen exacte cijfers maar benaderingen die gebaseerd zijn op de extrapolatie van een toevalssteekproef uit de Belgische bevolking. Bij de interpretatie van de cijfers dient hiermee rekening gehouden te worden . Wanneer het ongewogen aantal personen kleiner is dan 30, moeten de gegevens met de nodige omzichtigheid worden geïnterpreteerd.

Definities

Onderwijsniveau:

Laaggeschoolden zijn die personen die maximaal een diploma hebben van het lager secundair onderwijs. Middengeschoolden zijn personen die een diploma behaald hebben van het hoger secundair onderwijs, maar geen diploma van het hoger onderwijs. Hooggeschoolden hebben een diploma van het hoger onderwijs.