Levenslang leren

Meer dan één op drie volwassenen volgde in 2024 een opleiding

Werk & Opleiding
Meer dan één op drie volwassenen volgde in 2024 een opleiding

Statbel, het Belgische statistiekbureau, publiceert twee indicatoren die levenslang leren meten bij 25-64-jarigen, op basis van de Enquête naar de Arbeidskrachten. Het afgelopen jaar heeft gemiddeld meer dan één op drie 25-64-jarigen een opleiding gevolgd: 35,5%. Als we enkel kijken naar hoeveel procent de maand voor de enquête deelname aan een opleiding, dan gaat het over 14,9%.

In de enquête wordt nagegaan of iemand een opleiding heeft gevolgd, enerzijds de afgelopen vier weken, anderzijds het afgelopen jaar.  Met ‘opleiding’ bedoelen we hier alle formele opleidingen en niet-formele opleidingen. Formele opleidingen zijn opleidingen die erkend worden door de ministeries van onderwijs en leiden meestal tot een diploma of getuigschrift zoals een masterdiploma of een opleiding in het volwassenenonderwijs. Niet-formele opleidingen zijn opleidingen buiten deze context maar worden nog steeds gestructureerd georganiseerd, bv. een cursus rond gezondheid georganiseerd door het ziekenfonds of een webinar rond timemanagement georganiseerd door een zelfstandig ondernemer. Zelfstudie en informeel leren horen hier niet bij. Deze cijfers zijn sinds 2005 beschikbaar voor België. Wegens een wijziging in de bevraging naar niet-formeel leren kunnen echter de cijfers voor 2024 niet zomaar vergeleken worden met die van de voorgaande jaren (meer info).

Met één op drie 25-64-jarigen zit België nog ver onder de Europese doelstelling die in het kader van de European Education Area [1] begin 2021 werd geformuleerd: 47% van de volwassenen (25-64 jaar) zou het afgelopen jaar een opleiding gevolgd moeten hebben tegen 2025. Het afgelopen jaar hebben we wel een serieuze stap vooruit gezet, ook door de meer gedetailleerde bevraging.

(a) Breuk in de resultaten wegens een hervorming van de enquête naar de arbeidskrachten.
(b) Breuk in de resultaten in 2021 omwille van de herziening van de vragenlijst en de wijziging van de IAB-definities van werkloosheid en werkgelegenheid.
(c) Breuk in 2024 in de resultaten wegens een uitbreiding in de bevraging van niet-formeel leren.

Als we uitsplitsen naar verschillende groepen, dan zien dat iets meer vrouwen deelnemen aan levenslang leren (36,0 vs. 35,1%). We vinden duidelijkere verschillen naar opleidingsniveau: van degenen met maximum een diploma lager onderwijs volgt 12,3% een opleiding, tegenover 25,9% van diegenen met een diploma hoger secundair onderwijs. Van de mensen met een diploma hoger onderwijs volgt 54,3% nog een opleiding. Door de uitbreiding van de bevraging van niet-formeel leren neemt het levenslang leren in Vlaanderen sterk toe, en worden ze de regio met het hoogste percentage levenslang leren: 38,7%. In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is dit 35,8%, en het Waals Gewest 29,6%. Het levenslang leren neemt af met de leeftijd: 25 tot 34 jarigen volgden in 43,2% van de gevallen een opleiding, 55 tot 64-jarigen in 23,5% van de gevallen.

Ook gezondheid speelt een grote rol in het volgen van een opleiding: van de mensen met een hele goede gezondheid volgt 42,9% een opleiding, terwijl van de mensen met een (hele) slechte gezondheid slechts 11,2 à 6,8% participeert.

Naar arbeidsmarktstatuut zien we dat 41,4% van de werkenden een opleiding volgt, 25,9% van de werklozen en slechts 15,7% van de inactieven. Vooral de toename bij de werkenden is opmerkelijk. Levenslang leren kan bijvoorbeeld helpen om vlot van job te veranderen.

Als we enkel naar de plaats van tewerkstelling kijken, dan zien we dat mensen die in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest werken, het vaakst een opleiding volgen (43,7%), ongeveer evenveel dan in het  Vlaamse Gewest (43,4%). Het Waalse Gewest scoort lager met 35,1%. Werkenden in het buitenland scoren opmerkelijk hoog: 47,9% heeft daar het afgelopen jaar een opleiding gevolgd.

We zien ook markante verschillen tussen sectoren: in extraterritoriale organisaties, de financiële sector, het onderwijs, vrije beroepen en wetenschappelijke en technische activiteiten, productie en distributie van elektriciteit, gas, stoom en gekoelde lucht en informatie & communicatie volgde meer dan 50% het afgelopen jaar een opleiding. De vier sectoren met de minste opleidingsdeelname (en voldoende observaties) zijn de bouwnijverheid, groot- en detailhandel, administratieve en ondersteunende diensten, en horeca waar minder dan 30% een opleiding volgde.

Mensen met een tijdelijke job nemen meer deel aan opleiding (49,3%) dan mensen met een vaste job (41,0%). Voltijds werkenden (42,4%) nemen iets meer deel aan opleiding dan deeltijds (38,8%) werkenden.

 


[1] https://education.ec.europa.eu/resources-and-tools/education-and-training-statistics

SDG
Content

Definities

Werkenden, werklozen en inactieven

De enquête is geharmoniseerd op Europees niveau. De definities over werkgelegenheid en werkloosheid die worden gehanteerd zijn die van het Internationaal Arbeidsbureau (IAB), waardoor een vergelijkbaarheid van de resultaten op internationaal vlak wordt gewaarborgd.

Personen met een job (werkende personen) zijn personen die gedurende de referentieweek arbeid verrichtten ‘tegen betaling’ of met als doel ‘winst te maken’ ongeacht de duur (ook al was dit maar één uur), of die een job hadden maar tijdelijk afwezig waren. Men kan bijvoorbeeld tijdelijk afwezig zijn omwille van vakantie, ziekte, technische of economische redenen (tijdelijke werkloosheid),….

Ook de meewerkende familieleden worden tot de werkenden gerekend. Sinds 2021 worden personen die een ononderbroken periode van langer dan drie maanden tijdelijke werkloos zijn bij de werklozen of inactieven gerekend en niet meer bij de werkenden.

Werklozen zijn alle personen die:

  • (a) tijdens de referentieweek geen werk hadden, d.w.z. niet in loondienst of als zelfstandige werkten;
  • (b) voor werk beschikbaar waren, d.w.z. voor werk in loondienst of als zelfstandige beschikbaar waren binnen twee weken na de referentieweek;
  • (c) actief werk zochten, d.w.z. gedurende de laatste vier weken met inbegrip van de referentieweek gerichte stappen hadden ondernomen om werk in loondienst of als zelfstandige te zoeken, of die werk hadden gevonden en binnen ten hoogste drie maanden zouden beginnen te werken.

Laaggeschoolden zijn die personen die maximaal een diploma hebben van het lager secundair onderwijs. Middengeschoolden zijn personen die een diploma behaald hebben van het hoger secundair onderwijs, maar geen diploma van het hoger onderwijs. Hooggeschoolden hebben een diploma van het hoger onderwijs.

Levenslang leren

Levenslang leren wordt gemeten aan de hand van het percentage van de bevolking dat in de afgelopen 12 maand of 4 weken een formele of niet-formele opleiding heeft gevolgd.

Formele opleidingen zijn opleidingen die erkend worden door de ministeries van onderwijs en leiden meestal tot een diploma of getuigschrift zoals een masterdiploma of een opleiding in het volwassenenonderwijs.

Niet-formele opleidingen zijn opleidingen buiten deze context maar worden nog steeds gestructureerd georganiseerd, bv. een cursus rond gezondheid georganiseerd door het ziekenfonds of een webinar rond timemanagement georganiseerd door een zelfstandig ondernemer.

Zelfstudie en informeel leren horen hier niet bij.

Onderwijsniveau

Onderwijsniveau wordt gemeten aan de hand van een gedetailleerde vragenlijst, en de personen worden dan in drie groepen verdeeld.

Laaggeschoolden zijn die personen die maximaal een diploma hebben van het lager secundair onderwijs. Middengeschoolden zijn personen die een diploma behaald hebben van het hoger secundair onderwijs, maar geen diploma van het hoger onderwijs. Hooggeschoolden hebben een diploma van het hoger onderwijs.