Varkensvlees is goed voor 51,5% van het geconsumeerde vlees in België

De schijnbare vleesconsumptie stabiliseerde de afgelopen twee jaar op ongeveer 82 kg. Ter herinnering: de schijnbare vleesconsumptie komt overeen met de hoeveelheid vlees die in een bepaald jaar op de markt beschikbaar is in verhouding tot het aantal inwoners. Het gaat dus niet om de werkelijke consumptie van vlees per inwoner.
De bevoorradingsbalans van vlees maakt het ook mogelijk de bruto- en nettoproductie van de verschillende sectoren te meten. In het afgelopen jaar is de nettovleesproductie (slachtingen) met 2,3% gestegen ten opzichte van 2020.
Deze stijging is voornamelijk te wijten aan de toename van het aantal slachtingen van varkens (+3,8%), schapen en geiten (+5,7%) en pluimvee (+1,4%).
Het jaar 2021 wordt ook gekenmerkt door een intensivering van de vleeshandel: +4,3% voor de uitvoer en +3,7% voor de invoer. Dit wordt hoofdzakelijk verklaard door de stijging van de invoer (+5,7%) en de uitvoer (+7,1%) van varkensvlees.
De handel in levende varkens is tussen 2020 en 2021 gedaald : de invoer en de uitvoer zijn met meer dan 16% gedaald.
Met een aandeel van 51,5% blijft varkensvlees, in al zijn vormen, het meest geconsumeerde vlees in België, voor vlees van pluimvee (19,2%) en rundvlees (+18,8%).
Evolutie van de zichtbare consumptie in slachtgewicht in België (2010 - 2021)
Zichtbare consumptie (kg/inwoner) | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Rund- en kalfvlees | 18,3 | 16,4 | 15,8 | 15,4 | 15,5 | 15,4 | 14,7 | 14,3 | 14,7 | 14,3 | 15,3 | 15,4 |
Varkensvlees | 39,6 | 44,2 | 42,4 | 42,1 | 42,3 | 40,7 | 38,1 | 38,7 | 38,6 | 38,3 | 42,6 | 42,1 |
Schapen- en geitenvlees | 1,5 | 1,7 | 1,2 | 1,4 | 1,4 | 1,2 | 1,1 | 1,1 | 1,4 | 1,3 | 1,4 | 1,0 |
Paardenvlees | 0,7 | 0,8 | 0,8 | 0,7 | 0,7 | 0,6 | 0,5 | 0,4 | 0,7 | 0,5 | 0,6 | 0,8 |
Gevogelte | 15,9 | 12,4 | 11,6 | 10,8 | 15,0 | 13,9 | 13,5 | 13,0 | 13,8 | 14,6 | 15,4 | 15,7 |
Andere diersoorten | 4,2 | 2,7 | 2,5 | 2,5 | 3,3 | 4,4 | 3,4 | 3,9 | 3,8 | 4,1 | 3,5 | 3,7 |
Eetbaar slachtafval | 2,1 | 2,9 | 2,4 | 2,9 | 2,6 | 2,2 | 2,1 | 2,1 | 2,3 | 2,1 | 3,4 | 3,0 |
Totaal (slachtgewicht) | 82,4 | 81,1 | 76,7 | 75,9 | 80,8 | 78,4 | 73,5 | 73,6 | 75,2 | 75,2 | 82,1 | 81,7 |
Doel en korte beschrijving
Balans tussen de bronnen (productie, beginvoorraad, invoer) en de besteding (gebruik, eindvoorraad, uitvoer) van de verschillende landbouwproducten..
Populatie
Landbouwproducten
Frequentie
Onregelmatig (meer dan 1 jaar).
Timing publicatie
Resultaten beschikbaar 6 maanden na de referentieperiode
Waarschuwingen
Statbel publiceert jaarlijks een bevoorradingsbalans voor de belangrijkste diersoorten aan de hand van verschillende informatiebronnen.
Deze balans bepaalt de verhouding tussen productie, consumptie, buitenlandse handel (en voorraden) en maakt het mogelijk om de balans van de middelen en het gebruik ervan voor een bepaald product te beschrijven.
Deze balans wordt uitgedrukt in ton equivalent geslacht gewicht met behulp van technische omrekeningscoëfficiënten van de gemiddelde opbrengst die van product tot product verschillen. Zo bedraagt de coëfficiënt die wordt toegepast op runderen van meer dan 300 kg bijvoorbeeld 56%; dit betekent dat het karkas van deze dieren 56% van hun levend gewicht zal wegen. Het gebruik van deze eenheid maakt het mogelijk de gegevens over levende dieren en vlees in verschillende vormen (bereidingen, stukken, ...) te harmoniseren en te aggregeren.
Om onze producten te verbeteren en als gevolg van het gebruik van nieuwe of geactualiseerde gegevensbronnen, zijn de bevoorradingsbalansen voor vlees sinds 2012 volledig herzien.
Ook de nettoproductie voor pluimvee is in 2010 en 2011 aangepast om de vergelijkbaarheid met de herziening van de balansen vanaf 2012 te waarborgen.
In onze vorige publicaties werd deze netto productie voor pluimvee geschat op basis van fokgegevens van het Vlaams Gewest, de fokkerijkenmerken (productieleeftijd, productieduur, slachtleeftijd) van elke soort, rekening houdend met een percentage verlies en een gemiddeld slachtgewicht. Vandaag wordt deze productie rechtstreeks berekend op basis van de slachtgegevens van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (FAVV).
Aangezien de slachtstatistieken, die worden gebruikt om de netto productie te berekenen, vanaf 2010 worden vastgesteld op basis van de gegevens van het FAVV (ter vervanging van de enquêtegegevens) en omdat de resultaten van deze statistieken voor en na 2010 voor verschillende diersoorten continuïteitsonderbrekingen vertoonden, werd besloten om geen balansen van voor 2010 meer te publiceren.
Om al deze redenen zijn de bevoorradingsbalansen voor vlees die in deze publicatie worden voorgesteld niet vergelijkbaar met de balansen die in het verleden zijn gepubliceerd.
De in deze balansen voorgestelde schijnbare consumptie komt in realiteit overeen met de bronnen van het vlees (netto productie + vleesinvoer) waarvan de uitvoer van vlees afgetrokken wordt. Dit begrip stemt dus meer overeen met de terbeschikkingstelling op de binnenlandse markt dan met de uiteindelijke consumptie van het vlees.
Voor sommige categorieën (zoals slachtafval) kan deze schijnbare consumptie overschat worden door het gebrek aan informatie over het aandeel van dergelijk vlees dat in diervoeding wordt gebruikt.
De schijnbare consumptie, uitgedrukt in kg verhandelbaar vlees per jaar en per inwoner, wordt als indicatie gegeven aan de hand van gemiddelde omrekeningsfactoren van karkasgewicht naar verkoopgewicht.
Deze factoren variëren naargelang van de diersoort en binnen dezelfde soort in functie van de verschillende kenmerken van het dier zelf (slachtleeftijd, geslacht, ras, bouw van het karkas, enz.) maar ook van de gebruikte snijtechnieken. De volgende factoren werden gebruikt: 0,70 voor rundvee, 0,78 voor varkens, 0,88 voor schapen, geiten en gevogelte en 0,6 voor paarden