5,2% van zowel de werkende vrouwen als mannen heeft een tweede job
Ongeveer 260.000 personen hadden een tweede job in 2023. Het gaat om 5,2% van de werkende bevolking. Dat percentage stabiliseert in 2023 en is identiek bij mannen en vrouwen. Vroeger hadden mannen vaker meer dan één job dan vrouwen: in 2000 had 4,3% van de werkende mannen een tweede job en 3% van de vrouwen met een job.
(a) Breuk in de resultaten wegens een hervorming van de enquête naar de arbeidskrachten.
(b) Breuk in de resultaten in 2021 omwille van de herziening van de vragenlijst en de wijziging van de IAB-definities van werkloosheid en werkgelegenheid.
Het zijn de 25-49-jarigen die het vaakst een tweede job hebben met 5,7% van de werkende bevolking. Daarnaast heeft 3,9% van de jongeren van 15-24 jaar een tweede job, tegenover 4,4% bij de 50-plussers.
Hoe hoger het onderwijsniveau, hoe hoger het percentage van personen met een tweede job. Zo is dit voor 6,5% van de werkenden met een hoog onderwijsniveau het geval, voor 4,3% van de middengeschoolden en 2,5% voor degenen met een laag onderwijsniveau.
Net zoals de vorige jaren, wordt het grootste deel van de tweede jobs als zelfstandige uitgeoefend (58,9%).
De sectoren waarin het vaakst een tweede job wordt uitgeoefend, zijn:
- De menselijke gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening (13,7%)
- Het onderwijs (12,3%)
- De groot- en kleinhandel; reparatie van voertuigen (9,6%)
Aantal mensen met een tweede job t.o.v. het totaal aantal werkende personen volgens geslacht
In % | 2021 (b) | 2022 | 2023 | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Mannen | Vrouwen | Totaal | Mannen | Vrouwen | Totaal | Mannen | Vrouwen | Totaal | |
Tweede job | 4,6% | 4,4% | 4,5% | 5,1% | 5,3% | 5,2% | 5,2% | 5,2% | 5,2% |
Geen tweede job | 95,4% | 95,6% | 95,5% | 94,9% | 94,7% | 94,8% | 94,8% | 94,8% | 94,8% |
Totaal | 100,0% | 100,0% | 100,0% | 100,0% | 100,0% | 100,0% | 100,0% | 100,0% | 100,0% |
In aantal | 2021 (b) | 2022 | 2023 | ||||||
Mannen | Vrouwen | Totaal | Mannen | Vrouwen | Totaal | Mannen | Vrouwen | Totaal | |
Tweede job | 117.788 | 99.260 | 217.048 | 134.993 | 124.111 | 259.104 | 137.141 | 122.762 | 259.903 |
Geen tweede job | 2.457.447 | 2.179.187 | 4.636.634 | 2.503.646 | 2.227.536 | 4.731.182 | 2.518.876 | 2.249.664 | 4.768.540 |
Totaal | 2.575.235 | 2.278.447 | 4.853.682 | 2.638.639 | 2.351.647 | 4.990.286 | 2.656.017 | 2.372.426 | 5.028.443 |
Profiel van de mensen met een tweede job, cijfers in % t.o.v. het totaal aantal werkende personen
Geslacht | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 (b) | 2022 | 2023 |
---|---|---|---|---|---|---|
Man | 3,8% | 4,3% | 4,4% | 4,6% | 5,1% | 5,2% |
Vrouw | 3,8% | 4,3% | 4,2% | 4,4% | 5,3% | 5,2% |
Leeftijdsgroep | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 (b) | 2022 | 2023 |
15 tot 24 jaar | 2,5% | 2,5% | 2,9% | 3,3% | 3,7% | 3,9% |
25 tot 49 jaar | 4,3% | 4,9% | 4,9% | 5,0% | 5,9% | 5,7% |
50 jaar en meer | 3,1% | 3,4% | 3,4% | 3,6% | 4,2% | 4,4% |
Onderwijsniveau | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 (b) | 2022 | 2023 |
Laag | 2,1% | 2,3% | 2,5% | 2,6% | 2,2% | 2,5% |
Midden | 3,4% | 3,7% | 3,7% | 3,9% | 4,4% | 4,3% |
Hoog | 4,6% | 5,5% | 5,2% | 5,3% | 6,5% | 6,5% |
(b) Breuk in de resultaten in 2021 omwille van de herziening van de vragenlijst en de wijziging van de IAB-definities van werkloosheid en werkgelegenheid.
Statuut en sector tweede job, verdeling in %
Beroepsstatuut in tweede job | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 (b) | 2022 | 2023 |
---|---|---|---|---|---|---|
Loontrekkend | 31,3% | 28,9% | 27,9% | 41,1% | 40,9% | 41,1% |
Zelfstandig | 50,8% | 50,1% | 52,6% | 58,9% | 59,0% | 58,9% |
Niet gekend | 17,9% | 21,0% | 19,5% | - | - | - |
Economische sector tweede job | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 (b) | 2022 | 2023 |
A Landbouw, bosbouw en visserij | * | * | * | * | 2,1% | 3,0% |
B Winning van delfstoffen | * | * | * | * | * | * |
C Industrie | 3,4% | 3,1% | 3,5% | 4,5% | 4,5% | 4,8% |
D Productie en distributie van elektriciteit, gas, stoom en gekoelde lucht | * | * | * | * | * | * |
E Distributie van water, afval- en afvalwaterbeheer en sanering | * | * | * | * | * | * |
F Bouwnijverheid | 4,2% | 4,2% | 4,6% | 5,6% | 5,3% | 6,6% |
G Groot- en detailhandel; reparatie van auto’s en motorfietsen | 7,2% | 7,4% | 8,3% | 10,8% | 9,4% | 9,6% |
H Vervoer en opslag | * | * | * | 0,0% | * | * |
I Verschaffen van accommodatie en maaltijden | 7,5% | 7,9% | 7,3% | 6,6% | 8,5% | 9,4% |
J Informatie en communicatie | 2,8% | 2,9% | 2,9% | 4,3% | 7,1% | 3,4% |
K Financiële activiteiten en verzekeringen | * | * | * | * | * | * |
L Exploitatie van en handel in onroerend goed | * | * | * | * | * | * |
M Vrije beroepen en wetenschappelijke en technische activiteiten | 8,7% | 6,3% | 6,4% | 9,1% | 8,1% | 8,6% |
N Administratieve en ondersteunende diensten | 6,4% | 5,6% | 6,0% | 7,7% | 8,2% | 7,5% |
O Openbaar bestuur en defensie; verplichte sociale verzekeringen | 3,2% | 2,7% | 3,1% | 3,5% | 3,6% | 4,7% |
P Onderwijs | 10,6% | 10,9% | 9,8% | 14,4% | 13,2% | 12,3% |
Q Menselijke gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening | 13,4% | 13,8% | 13,2% | 16,6% | 15,5% | 13,7% |
R Kunst, amusement en recreatie | 4,3% | 4,0% | 5,1% | 6,3% | 5,5% | 6,4% |
S Overige diensten | 5,1% | 4,1% | 4,0% | 4,4% | 5,8% | 6,6% |
T Huishoudens als werkgever; niet-gedifferentieerde productie van goederen en diensten door huishoudens voor eigen gebruik | * | * | * | * | * | * |
U Extraterritoriale organisaties en lichamen | * | * | * | * | * | * |
Niet gekend | 18,2% | 21,6% | 20,0% | 0,1% | 0,0% | 0,0% |
Totaal | 100,0% | 100,0% | 100,0% | 100,0% | 100,0% | 100,0% |
(b) Breuk in de resultaten in 2021 omwille van de herziening van de vragenlijst en de wijziging van de IAB-definities van werkloosheid en werkgelegenheid. * te weinig observaties |
Enquête naar de arbeidskrachten (EAK)
Doel en korte beschrijving
De steekproefenquête naar de arbeidskrachten is een enquête bij particuliere huishoudens, die over het hele jaar wordt gehouden. Ze is gebaseerd op de antwoorden van bijna 123.000 personen (respondenten) op actieve leeftijd (15 jaar en ouder).
Haar voornaamste doelstelling is de populatie op actieve leeftijd (vanaf 15 jaar) op te delen in drie groepen (nl. werkende personen, werklozen en niet-actieve personen), en over elk van deze categorieën beschrijvende en verklarende gegevens te verstrekken. Deze enquête wordt ook in de andere EU-lidstaten uitgevoerd en wordt gecoördineerd door de statistische dienst van de Europese Unie, EUROSTAT. In België wordt de EAK georganiseerd door Statbel (Algemene Directie Statistiek - Statistics Belgium). De bedoeling is informatie te vergaren die op Europees vlak vergelijkbaar is, o.m. inzake werkgelegenheids- en werkloosheidscijfers overeenkomstig de definities van het Internationaal Arbeidsbureau (IAB), en daarnaast gegevens te verzamelen en te verspreiden die elders niet verkregen kunnen worden. Voorbeelden hiervan zijn mobiliteit van de werknemers, motivatie voor deeltijds werken, de verschillende vormen van tijdelijke arbeid, beroep, onderwijsniveau van de bevolking op beroepsactieve leeftijd,…
Populatie
Leden van privé-huishoudens van 15 jaar oud of meer
Basis van de steekproef
Demografische gegevens van het Rijksregister
Dataverzamelingsmethode en eventuele steekproefomvang
De informatie wordt voor de eerste bevraging verzameld via face to face interviews. Sinds 2017 volgen daarna nog drie kortere opvolgbevragingen die via het web of telefonisch gebeuren.
Gezinnen die uitsluitend bestaan uit inactieve personen ouder dan 64 jaar mogen ook telefonisch worden bevraagd.
Jaarlijks worden in België ongeveer 47.000 huishoudens aangeschreven om aan deze enquête deel te nemen.
Respons
De respons bedraagt + 75%.
Frequentie
Driemaandelijks.
Timing publicatie
Resultaten beschikbaar +/- 3 maanden na de referentieperiode
Formulieren
-
Enquête naar de arbeidskrachten 2020 (PDF, 524 Kb)
-
Enquête naar de arbeidskrachten 2021 (PDF, 1 Mb)
Definities
Personen met een betrekking (IAB): Personen met een betrekking zijn alle personen van 15 jaar en ouder die gedurende de referentieweek minstens één uur werk verrichtten voor loon of salaris of voor winst, of die een baan hadden maar tijdelijk afwezig waren. Daar horen ook de meewerkende familieleden bij. De personen met een betrekking worden onderverdeeld in drie groepen volgens hun beroepssituatie:
Loontrekkenden: Loontrekkenden zijn alle personen van 15 jaar of ouder die tijdens de referentieweek minstens één uur werk verrichtten (met of zonder formeel contract) voor loon of salaris, of die tijdelijk niet op het werk aanwezig waren (omwille van ziekte, zwangerschapsverlof, vakantie, sociaal conflict, weersomstandigheden of andere redenen) en die een formele band met hun baan hebben.
Niet-loontrekkenden: Niet-loontrekkenden zijn alle personen die niet in dienst werken van een werkgever en die gedurende de referentieweek minstens één uur werk verrichtten voor winst of die tijdens de referentieweek tijdelijk afwezig waren. Hierbij horen de zelfstandigen (zonder personeel) en werkgevers (met personeel) en de niet-vergoede helpers.
Laaggeschoolden zijn die personen die maximaal een diploma hebben van het lager secundair onderwijs. Middengeschoolden zijn personen die een diploma behaald hebben van het hoger secundair onderwijs, maar geen diploma van het hoger onderwijs. Hooggeschoolden hebben een diploma van het hoger onderwijs.
Metadata
Methodologie enquêtes
- Wijzigingen in de Enquête naar de arbeidskrachten (EAK) in 2021
- EAK: De methodologische verbeteringen in de Enquête naar de Arbeidskrachten 2017 (PDF, 98 Kb)
- EAK: voorstelling van de enquête vanaf 2017 (PDF, 105.77 Kb)
- EAK: voorstelling van de enquête tot 2016 (PDF, 98.44 Kb)