Statbel, het Belgische statistiekbureau, heeft samen met de gewestelijke overheden en deskundigen de schattingen van de Belgische landbouweconomische rekeningen voor 2018 verder verfijnd.
- In 2018 zakte de netto toegevoegde waarde van de landbouwsector met bijna een derde ten opzichte van 2017.
- De droogte van dit jaar heeft vooral de bieten en de aardappelen getroffen, zoals blijkt uit de eerste schattingen van de opbrengsten.
- Ook de waarde van de dierlijke productie is lager, vooral in de varkenskolom.
Het jaar 2018 wordt gekenmerkt door een daling van de productie van de landbouwtak met 4,4% in waarde en een stijging van het intermediair verbruik met ongeveer 1,9%. Dit resulteert dus in een geschatte netto toegevoegde waarde die 25% lager is dan het gemiddelde van 2013-2017.
Evolutie van de totale waarde van de productie, het intermediair verbruik en de netto toegevoegde waarde (miljoen euro).
Het intermediair verbruik (specifieke kosten – met inbegrip van de productiemiddelen vervaardigd door het bedrijf – en algemene kosten, die voortvloeien uit de productie van het boekjaar) neemt toe als gevolg van de sterke stijging van de energiekosten (+4,84%) en van de productie van voedergewassen (+7,83%), waarvoor de vraag naar schatting hoger zal zijn dan in voorgaande jaren. De weiden hebben van de droogte te lijden gehad en veel landbouwers hebben daardoor al een beroep moeten doen op hun voorraad wintervoeder.
Deze stijging van de productiekosten zou echter niet doorgerekend worden in de prijzen van de dierlijke productie. De producentenprijs van rundvlees zou met 3,27% dalen. De dalende trend is nog meer uitgesproken voor de varkenskwekerij. Sinds het begin van het jaar is de prijs van varkensvlees op de markten sterk gedaald (-16,74%). Deze daling komt weliswaar na een uitzonderlijk jaar 2017, waarin de prijzen met 10,4% waren gestegen. De huidige context, met de Afrikaanse varkenspest en de beslissing van verschillende landen om de invoer van Belgisch varkensvlees te stoppen, draagt echter niet bij tot een omkering van de trend.
Evolutie van de dierlijke productie tussen 2017 en 2018
Ten slotte is de waarde van de dierlijke productie ook lager dit jaar als gevolg van de daling van de eierprijs (terugkeer naar de situatie van vóór de fipronilcrisis) en een daling van de waarde van de melkproductie. De waargenomen melkprijzen zijn in feite lager dan in 2017 maar hoger dan het gemiddelde van de afgelopen 3 jaar.
Netto melkprijs (aangepast vet- en eiwitgehalte, €/100kg)
De resultaten van de plantaardige productie zijn over het algemeen minder negatief dan deze van de dierlijke productie, maar er worden echter aanzienlijke verschillen tussen de teelten vastgesteld. De bijzondere weersomstandigheden van dit jaar waren gunstig voor de vruchtvorming. De fruitprijzen zijn dus gedaald omwille van een groter aanbod maar de waarde van de productie zou dit jaar toch nog met 20,9% stijgen. Voor groenten was de droogte minder gunstig voor de opbrengst en de stijging van de producentenprijzen zou de daling van de productie niet volledig compenseren.
Evolutie van de plantaardige productie tussen 2017 en 2018
De industriële gewassen vertonen echter de meest opvallende ontwikkelingen. Ten eerste lag de opbrengst van de bieten ruim onder het niveau van 2017. De bezaaiingen zijn vrijwel identiek gebleven vergeleken met het vorige jaar maar de productie is met 24% gedaald in 2018. Door de hitte is het suikergehalte hoog maar de bieten zijn veel kleiner dan in voorgaande jaren. De bietentelers kunnen momenteel deze aanzienlijke volumedaling niet doorberekenen in de prijzen omwille van de prijs van suiker op de Europese markten. Uiteindelijk zou het verlies op de productiewaarde ongeveer 23,4% bedragen.
Ten tweede is ook de grootte van de aardappelen afgenomen als gevolg van de hittegolf van dit jaar. De producenten vrezen dat ze hun contract niet kunnen nakomen bij gebrek aan frietgeschikte aardappelen. Naast de grootte is er ook een probleem met de kwaliteit, zodat de in fine verkoopbare hoeveelheid een derde lager (-36%) zou moeten liggen dan in 2017 ondanks een betere opbrengst. De voorgaande campagne had bodemprijzen bereikt. De prijzen van het begin van deze campagne zijn veel hoger, maar aangezien de meerderheid van producenten met een contract werken genieten ze niet ten volle van deze toename.
Ten slotte is er ook een daling van de productie van graangewassen, maar de prijsstijging voor tarwe en spelt is veel meer uitgesproken. Hoewel de Europese en wereldwijde voorraden voldoende zouden moeten zijn, is de markt onderhevig aan sterke speculaties in het licht van de opbrengst aangekondigd door sommige Europese landen. Het prijspeil voor deze campagne zou 24,23% hoger moeten zijn dan vorig jaar, als de tendens wordt bevestigd. De waarde van de graanproductie zou dan met 15,76% toenemen.
Samengevat hebben de weersomstandigheden en de gezondheidscrisissen een impact gehad op de resultaten in de landbouwsector in 2018. De impact op de waarde van de productie is over het algemeen negatief, maar verdient enige nuancering naargelang de manier waarop iedere markt is gereguleerd. De productiedalingen werden niet altijd gecompenseerd door voldoende prijsstijgingen. De veeteelt werd indirect getroffen door de droogte via de prijsstijging van de productiemiddelen en neemt over het algemeen af. Het resultaat van 2018 is het slechtst van de afgelopen 5 jaar.
Landbouweconomische rekeningen (tegen lopende prijzen): waarden tegen basisprijs (mln €)
2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 voorlopig | 2018/2017 (%) | Gemiddelde 2013-2017 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
1. Granen (incl. zaden) | 513,2 | 451,6 | 453,8 | 305,9 | 376,8 | 436,1 | 15,8% | 420,3 |
2. Nijverheidsgewassen | 255,9 | 231,3 | 217,3 | 198,6 | 228,4 | 194,4 | -14,9% | 226,3 |
3. Voedergewassen | 667,8 | 684,1 | 629,0 | 600,8 | 659,4 | 554,5 | -15,9% | 648,2 |
4. Groenten en tuinbouwproducten | 1.230,5 | 1.215,5 | 1.337,3 | 1.336,3 | 1.342,2 | 1.272,1 | -5,2% | 1.292,4 |
Verse groenten | 716,7 | 702,6 | 839,9 | 858,9 | 845,6 | 780,2 | -7,7% | 792,7 |
Planten en bloemen | 513,8 | 512,9 | 497,3 | 477,5 | 496,6 | 491,9 | -0,9% | 499,6 |
5. Aardappelen (incl. zaden) | 659,4 | 419,4 | 503,1 | 697,3 | 519,7 | 532,6 | 2,5% | 559,8 |
6. Fruit | 413,5 | 426,2 | 462,7 | 428,8 | 421,8 | 510,0 | 20,9% | 430,6 |
7. Andere plantaardige producten | 28,9 | 29,2 | 29,3 | 27,9 | 27,9 | 27,9 | 0,0% | 28,6 |
8. Plantaardige productie (1 tot 7) | 3.769,2 | 3.457,3 | 3.632,4 | 3.595,7 | 3.576,1 | 3.527,6 | -1,4% | 3.606,1 |
9. Dieren | 3.273,4 | 3.086,6 | 3.212,7 | 3.174,6 | 3.263,4 | 3.001,2 | -8,0% | 3.202,1 |
Rundvee | 1.108,3 | 1.060,0 | 1.132,3 | 1.115,2 | 1.039,6 | 975,4 | -6,2% | 1.091,1 |
Varkens | 1.626,2 | 1.479,9 | 1.380,2 | 1.356,1 | 1.468,2 | 1.255,5 | -14,5% | 1.462,1 |
Pluimvee | 499,5 | 506,9 | 661,7 | 665,1 | 714,3 | 728,8 | 2,0% | 609,5 |
10. Dierlijke producten | 1.473,1 | 1.500,0 | 1.297,6 | 1.129,1 | 1.469,1 | 1.408,4 | -4,1% | 1.373,8 |
Melk | 1.289,8 | 1.297,8 | 1.097,2 | 1.014,9 | 1.344,9 | 1.297,9 | -3,5% | 1.208,9 |
Eieren | 182,8 | 201,7 | 199,9 | 113,6 | 123,2 | 109,4 | -11,2% | 164,2 |
11. Dierlijke productie (9+10) | 4.746,4 | 4.586,5 | 4.510,3 | 4.303,6 | 4.732,5 | 4.409,5 | -6,8% | 4.575,9 |
12. Productie van landbouwgoederen (8+11) | 8.515,6 | 8.043,9 | 8.142,7 | 7.899,3 | 8.308,6 | 7.937,1 | -4,5% | 8.182,0 |
13. Productie van landbouwdiensten | 79,6 | 80,3 | 81,0 | 81,8 | 76,4 | 77,9 | 1,9% | 79,8 |
14. Landbouwproductie (12+13) | 8.595,2 | 8.124,2 | 8.223,7 | 7.981,1 | 8.385,0 | 8.015,0 | -4,4% | 8.261,8 |
15. Intermediair verbruik | 6.302,2 | 5.981,7 | 5.829,5 | 5.825,8 | 6.000,5 | 6.113,0 | 1,9% | 5.987,9 |
16. Afschrijving | 793,6 | 800,1 | 800,0 | 796,7 | 784,8 | 792,6 | 1,0% | 795,1 |
17. Netto toegevoegde waarde tegen basisprijzen (18-19) | 1.499,4 | 1.342,3 | 1.594,2 | 1.358,5 | 1.599,7 | 1.109,3 | -30,7% | 1.478,8 |
18. Beloning van werknemers | 599,8 | 621,3 | 633,5 | 672,1 | 636,2 | 653,4 | 2,7% | 632,5 |
19. Andere belastingen op productie | 6,9 | 6,8 | 6,7 | 8,7 | 2,4 | 2,4 | 1,0% | 6,3 |
20. Andere subsidies op de productie | 597,6 | 643,0 | 644,7 | 611,1 | 541,2 | 587,2 | 8,5% | 607,5 |
21. Opbrengst van de productiefactoren (17-19+20) | 2.090,1 | 1.978,5 | 2.232,2 | 1.960,9 | 2.138,5 | 1.694,1 | -20,8% | 2.080,0 |
Indicator A (2005=100) * | 88,2 | 80,0 | 86,6 | 83,5 | 91,1 | 72,7 | -20,2% | 83,7 |
* Indicator A = index van het reële factorinkomen per arbeidseenheid in de landbouw, na deflatie |