SILC FAQ
De armoededrempel in SILC is vastgesteld op 60% van het mediaan equivalent inkomen voor de hele bevolking. Het percentage mensen dat een equivalent inkomen heeft dat lager is dan deze drempel, geeft de totale armoedegraad.
Bijvoorbeeld:
Voor SILC 2023 is het nationaal beschikbaar mediaan inkomen = 28.997 euro.
60% daarvan = 17.398 euro.
Een totaal equivalent inkomen lager dan 17.398 euro verwijst dus naar een armoederisico.
Cfr. “SILC definitions”
Cfr. “SILC definitions”
Voor de berekening van het beschikbaar inkomen, worden alle inkomsten per huishouden samengeteld, zowel de gezamenlijke inkomsten, als de individuele inkomsten van de huishoudleden. Meer specifiek gaat het over volgende bruto-inkomsten:
- Op niveau van elk gezinslid:
- Wedden en lonen van werknemers
- Bedrijfswagen
- Inkomsten of verliezen uit activiteiten als zelfstandigen (inclusief royalty’s)
- Aanvullend pensioen uit individueel privaat fonds
- Werkloosheidsuitkeringen
- Pensioen
- Overlevingspensioen
- Uitkering in verband met ziekte of ongeval
- Uitkering voor arbeidsongeschiktheid
- Studietoelage
- Op niveau van het huishouden:
- Inkomsten van verhuur van een eigendom of grond
- Gezin en kind gerelateerde toelagen
- Leefloon
- Huisvestingstoelagen
- Regelmatig ontvangen transferten tussen huishoudens
- Inkomsten uit vermogen
- Inkomen van gezinsleden jonger dan 16 jaar
Van deze som wordt nog het volgende afgetrokken:
- Regelmatig betaalde transferten tussen huishoudens
- Belasting op inkomen en sociale zekerheidsbijdragen
- Onroerende voorheffing betaald voor eigenaarschap van hoofdverblijfplaats
In de kwaliteitsrapporten wordt vermeld waaruit deze componenten van inkomen bestaan.
Voor de berekening worden de richtlijnen van Eurostat strikt gevolgd. De vooropgestelde methodologie laat op deze manier toe om geharmoniseerde en vergelijkbare statistieken te bekomen in alle landen van de EU.
Voor het berekenen van de armoededrempel nemen we het beschikbaar inkomen op niveau van het huishouden. In een volgende stap wordt dit omgezet naar een beschikbaar equivalent inkomen - dit is als het ware het deel van het inkomen dat wordt toegekend aan elk lid van het huishouden. Hiervoor delen we het totale beschikbare inkomen op niveau van het huishouden niet door het aantal huishoudleden omdat deze leden bepaalde kosten delen; we hanteren daarom een equivalentieschaal.
We delen het beschikbaar inkomen van het huishouden door de ‘equivalente’ grootte van het huishouden die als volgt wordt berekend:
- een gewicht van 1 wordt toegekend aan de referentiepersoon in het huishouden,
- een gewicht van 0,5 aan elke andere persoon van 14 jaar en ouder, en
- een gewicht van 0,3 aan elk kind.
Op die manier bekomen we het equivalent beschikbaar inkomen, waarvan 60% van de mediaan wordt gebruikt voor het bepalen van de armoededrempel.
Op basis van SILC 2023 (inkomen 2022) is deze mediaan 28.997 euro. De armoededrempel is dan 60% hiervan, namelijk 16.388 euro per jaar. Dit is de armoedegrens voor een alleenstaande:
- 17.398*1= 17.398 euro op jaarbasis
- (17.398*1)/12 = 1.450) euro op maandbasis.
Voor de berekening worden de richtlijnen van Eurostat strikt gevolgd. De vooropgestelde methodologie laat op deze manier toe om geharmoniseerde en vergelijkbare statistieken te bekomen in alle landen van de EU.
De equivalentieschaal wordt enerzijds gebruikt om het equivalent beschikbaar inkomen te berekenen op basis van het beschikbaar inkomen. 60% van de mediaan van dit equivalent beschikbaar inkomen geldt als de armoededrempel voor een alleenstaande.
Op basis van SILC 2023 (inkomen 2022) is deze mediaan 28.997 euro. De armoededrempel is dan 60% hiervan, namelijk 17.398 euro per jaar. Dit is de armoedegrens voor een alleenstaande:
- 17.398*1= 17.398 euro op jaarbasis
- (17.398*1)/12 = 1.450 euro op maandbasis.
De equivalentieschaal wordt eveneens gebruikt om de armoedegrens voor een alleenstaande ter herrekenen naar andere types huishoudens:
- Voor een huishouden met 2 volwassenen en 2 kinderen onder 14 jaar is de equivalente grootte 1 + 0.5 + 0.3 + 0.3. Dit geeft een factor van 2.1. In dat geval doen we 17.398*2.1 en bekomen we als armoedegrens 36.536 euro op jaarbasis of 3.045 op maandbasis.
- Voor een huishouden met 2 volwassenen: equivalente grootte = 1 + 0.5. Hier doen we 17.398*1.5 en bekomen we als armoedegrens 26.097 euro op jaarbasis.
- Voor een huishouden met 1 volwassene, 1 kind van 17, 1 kind van 14 en 1 kind van 12 is de equivalente grootte 1 + 0.5 + 0.5 + 0.3. Hier doen we 17.398*2.3 en bekomen we als armoedegrens 40.015 euro op jaarbasis
- ...
Deze berekeningsmethode kan aldus naar analogie toegepast worden voor om het even welke gezinssamenstelling, rekening houdend met de bijhorende equivalentieschaal.
SILC verschaft indicatoren voor België en de Europese Unie om het sociale beleid mee te helpen evalueren en plannen, o.a. in het domein van de armoede en de sociale uitsluiting.
De meest gekende is de AROPE indicator (Risico op armoede of sociale uitsluiting), samengesteld uit de armoederisicograad (AROP), de lage werkintensiteit (LWI) en de ernstige materiele en sociale deprivatie (SMSD). (SILC definitions)
Enkele andere indicatoren zijn:
- Armoederisico voor sociale transfers, inclusief pensioenen
- Armoederisico voor sociale transfers, exclusief pensioenen
- Gemiddeld equivalent beschikbaar inkomen
- S80/20 Aandeelverhouding in het inkomenskwintiel
- Gini coëfficiënt
- Armoede-intensiteit of relatieve mediane armoederisicokloof (RMG)
- Overmatige huisvestingskost
- Overbezetting van de woning
- Ernstige huisvestingsdeprivatie
- Subjectieve armoede (Moeite om de eindjes aan elkaar te knopen)
- Zelf-gerapporteerde onvervulde behoefte aan medische zorg
EU-SILC indicatoren worden (beleidsmatig) o.a. ook gebruikt voor/door:
- Europese pijler van sociale rechten (EU 2030),
- Sociaal scorebord van de Europese Commissie,
- Nationaal Hervormingsprogramma,
- SDG 2030 (SDGs.be)/Indicatoren van duurzame ontwikkeling (indicators.be),
- Social development goals 2030,
- Interfederale armoedebarometer,
- Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting (Feiten en Cijfers),
- Social situation and social protection in Belgium (FOD Sociale Zekerheid).
SILC wordt eveneens gebruikt door de gewesten, het Federaal Planbureau, de FOD Werkgelegenheid en onderzoekers van verschillende universiteiten.
Statbel verspreidt de SILC-resultaten tot en met 2018 niet op regionaal niveau, omdat de verkregen resultaten niet voldoende nauwkeurig zijn. De resultaten laten uiteraard verschillen in armoedepercentages tussen regio's zien. Vanwege de beperkte omvang van de steekproeven per regio, zijn de fluctuaties als gevolg van steekproeftrekking echter te groot. Zo zijn de verschillen tussen opeenvolgende jaren niet significant en zouden ze leiden tot vertekende interpretaties van de evoluties die in de resultaten worden waargenomen.
In SILC 2019 werden een aantal methodologische verbeteringen doorgevoerd (administratieve gegevens voor berekening van inkomens en berekening van gewichten) die de nauwkeurigheid van de regionale resultaten verbetert. Hierdoor kan met de cijfers van SILC 2019 een regionale cijferreeks gestart worden.
Enerzijds zijn er variabelen die jaarlijks worden verzameld. Ze worden op twee verschillende niveaus verzameld, het huishoud- en individuele niveau:
Huishoudniveau:
BASISGEGEVENS (B) | Basis huishoudgegevens |
INKOMEN (Y) | Totaal huishoudinkomen (bruto en netto) |
Bruto inkomen componenten op huishoudniveau | |
HUISVESTING (H) | Woningtype, eigenaar statuut en woningkenmerken |
Voorzieningen in de woning | |
Huisvestingskosten | |
SOCIALE UITSLUITING (S) | Huisvesting en niet-huisvesting-gerelateerde achterstand |
Niet-monetaire huishouddeprivatie-indicatoren, inclusief problemen met eindjes aan elkaar knopen, mate van schuldenlast en gedwongen gebrek aan basisbehoeften | |
Fysieke en sociale omgeving |
Individueel niveau:
BASISGEGEVENS (B) | Basis individuele gegevens |
Demografische gegevens | |
ONDERWIJS (E) | Huidige opleiding en hoogst bereikte ISCED niveau |
ARBEIDSINFORMATIE (L) | Basis arbeidsinformatie over huidige en verleden activiteit status en over huidige job, alsook informatie over laatste hoofdberoep van voorheen actieve personen |
Basis informative over huidige activiteitsstatut tijdens de inkomensreferentieperiode | |
Totaal aantal uren gewerkt voor huidige tweede/derde … jobs | |
Gedetailleerde arbeidsinformatie | |
Activiteitengeschiedenis | |
Activiteitengeschiedenis | |
GEZONDHEID (H) | Gezondheid, inclusief gezondheidsstatus en chronische ziekte of staat |
Toegang tot gezondheidszorg | |
INKOMEN (Y) | Bruto individueel inkomen, totaal en componenten op individueel niveau |
Anderzijds komen specifieke onderwerpen om de zoveel jaren aan bod.
Volgende onderwerpen kwamen reeds aan bod:
Module | Onderwerp |
---|---|
2023 | Driejaarlijkse module over arbeidsmarkt en over huisvestingsomstandigheden Zes-jaarlijkse module over intergenerationele overdracht van achterstand en over huisvestingsproblemen Ad hoc module over energie-efficiëntie bij huishoudens |
2022 | Driejaarlijkse module over gezondheid (gezondheidszorg, details gezondheidstoestand en beperkingen, gezondheidsdeterminanten) Zes-jaarlijkse module over welzijn en sociale en culturele participatie |
2021 | Driejaarlijkse module over toegang tot gezondheidszorg en gezondheid van kinderen, en kinderspecifieke deprivatie Ad-hoc module over woonregelingen en omstandigheden van kinderen in gescheiden en nieuw samengestelde gezinnen |
2020 | Overmatige schuldenlast, consumptie en rijkdom, arbeid Nieuwe variabelen IESS 2021: Verandering inkomen vergeleken met voorgaande jaar |
2019 | Intergenerationele overdracht van achterstand, samenstelling van huishoudens en inkomensontwikkeling |
2018 | Materiële deprivatie, welzijn en huisvestingsproblemen |
2017 | Gezondheid en de gezondheid van kinderen |
2016 | Toegang tot diensten |
2015 | Sociale en culturele participatie en materiële deprivatie |
2014 | Materiële deprivatie |
2013 | Welzijn |
2012 | Huisvestingsomstandigheden |
2011 | Intergenerationele overdracht van achterstand |
2010 | Gedeeld gebruik van middelen binnen het huishouden |
2009 | Materiële deprivatie |
2008 | Overmatige schuldenlast en financiële uitsluiting |
2007 | Huisvestingsomstandigheden |
2006 | Sociale participatie |
2005 | Intergenerationele overdracht van armoede |
Er zijn 11 databestanden beschikbaar. Deze worden jaarlijks geproduceerd en kunnen bij Statbel aangevraagd worden.
- D-FILE (cross-sectioneel): Register van alle huishoudens in de steekproef
- R-FILE (cross-sectioneel): Register van alle personen in de participerende huishoudens
- H-FILE (cross-sectioneel): Databestand op huishoudenniveau (alle participerende huishoudens)
- P-FILE (cross-sectioneel): Databestand op individueel niveau ( alle individuen van 16 jaar of ouder in de participerende huishoudens)
- D-FILE (longitudinaal): Register van alle huishoudens in de steekproef
- R-FILE (longitudinaal): Register van alle personen in de participerende huishoudens
- H-FILE (longitudinaal): Databestand op huishoudenniveau (alle participerende huishoudens)
- P-FILE (longitudinaal): Databestand op individueel niveau ( alle individuen van 16 jaar of ouder in de participerende huishoudens)
- HH-FILE: Databestand met de antwoorden op de vragen van de huishoudvragenlijst (alle participerende huishoudens)
- INDV-FILE: Databestand met de antwoorden op de vragen van de individuele vragenlijst (alle personen van 16 jaar of ouder in de participerende huishoudens)
- ‘HH-leningen’-FILE (vanaf SILC 2019): Databestand met informatie omtrent de (hypothecaire) kredieten voor de aankoop of bouw van de gezinswoning.
EU-SILC wordt georganiseerd onder een kaderverordening en is dus verplicht voor alle EU lidstaten: VERORDENING (EG) Nr. 1177/2003 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 16 juni 2003 inzake de communautaire statistiek van inkomens en levensomstandigheden (EU-SILC).
De doelstelling is te komen tot een globaal kader voor de productie van 'communautaire' statistische gegevens betreffende inkomen en levensomstandigheden (EU-SILC), met inbegrip van zowel coherente cross-sectionele als longitudinale gegevens over inkomen en armoede (niveau, samenstelling, ...) op nationaal en Europees niveau.
Dit reglement bevat richtlijnen omtrent de SILC productie die in alle EU-landen gevolgd moeten worden zodat de resultaten internationaal maximaal vergelijkbaar zijn. Het gaat bijvoorbeeld over de steekproeftrekking, imputaties, definities van concepten en variabelen, classificaties, etc. Dit reglement bepaalt eveneens het design van de enquête (panel) dat toelaat jaarlijks zowel cross-sectionele als longitudinale resultaten te verspreiden.
Vanaf SILC 2021 is er de VERORDENING (EU) 2019/1700 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD. Deze kaderverordening voor geïntegreerde Europese sociale statistieken (IESS) en de onderliggende uitvoeringsverordeningen voor EU-SILC vormen het nieuwe juridisch kader.
De jaarlijkse steekproef SILC bevat ongeveer 10.500 huishoudens, waarvan er elk jaar een 7.000-tal private huishoudens deelnemen. Elk huishoudlid van 16 jaar en ouder wordt individueel bevraagd. Er zijn geen collectieve huishoudens (klooster, rusthuis, gevangenis, …) in de steekproef.
SILC is een panel enquête en biedt eveneens longitudinale informatie. Tot en met SILC 2018 bestaat de steekproef uit vier roterende groepen. Huishoudens nemen deel aan de enquête voor vier opeenvolgende jaren. Elk jaar verlaat ongeveer een kwart van de steekproef het panel, dat met een nieuwe roterende groep wordt aangevuld. In 2019 werd gestart met de uitbreiding van het panel naar zes jaar. Er werd een nieuwe groep toegevoegd aan het panel, terwijl geen enkele groep het panel verliet. Voor SILC 2019 waren er dus vijf groepen. In 2020 werd dit opnieuw gedaan zodat het zesjarige panel gerealiseerd werd. Omwille van deze overgang is de steekproef voor de jaren 2019 tot en met 2022 iets groter.
De evolutie van het aantal respondenten over de jaren heen en opgesplitst per regio is terug vinden in de verschillende kwaliteitsrapporten, alsook in de volgende tabel:
Aantal respondenten (totaal)
2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Brussel | 2.114 | 2.259 | 2.369 | 2.422 | 2.420 | 2.609 | 2.377 | 2.673 | 2.892 | 3.198 | 2.791 | 2.569 |
Vlaanderen | 7.201 | 7.752 | 7.512 | 7.480 | 7.149 | 7.226 | 6.960 | 7.735 | 7.895 | 7.994 | 6.888 | 6.558 |
Wallonië | 4.636 | 4.612 | 4.465 | 4.307 | 4.143 | 4.123 | 4.290 | 5.108 | 5.318 | 5.727 | 5.351 | 5.120 |
Totaal | 13.951 | 14.623 | 14.346 | 14.209 | 13.773 | 14.028 | 13.726 | 15.516 | 16.105 | 16.919 | 15.030 | 14.247 |
Aantal respondenten (16 jaar en ouder)
2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Brussel | 1.614 | 1.728 | 1.830 | 1.860 | 1.849 | 1.999 | 1.811 | 2.054 | 2.209 | 2.434 | 2.112 | 1.972 |
Vlaanderen | 5.889 | 6.270 | 6.068 | 6.052 | 5.802 | 5.893 | 5.650 | 6.324 | 6.487 | 6.638 | 5.742 | 5.438 |
Wallonië | 3.689 | 3.713 | 3.563 | 3.452 | 3.342 | 3.390 | 3.522 | 4.212 | 4.417 | 4.741 | 4.443 | 4.279 |
Totaal | 11.192 | 11.711 | 11.461 | 11.364 | 10.993 | 11.282 | 10.983 | 12.590 | 13.113 | 13.813 | 12.297 | 11.689 |
Aantal huishoudens
2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Brussel | 880 | 963 | 997 | 1.019 | 1.017 | 1.076 | 995 | 1.117 | 1.213 | 1.360 | 1.184 | 1.121 |
Vlaanderen | 3.024 | 3.242 | 3.129 | 3.142 | 3.063 | 3.134 | 3.054 | 3.407 | 3.502 | 3.623 | 3.148 | 2.976 |
Wallonië | 1.913 | 1.954 | 1.895 | 1.845 | 1.825 | 1.843 | 1.897 | 2.263 | 2.373 | 2.555 | 2.395 | 2.331 |
Totaal | 5.817 | 6.159 | 6.021 | 6.006 | 5.905 | 6.053 | 5.946 | 6.787 | 7.088 | 7.538 | 6.727 | 6.428 |
Er is een tweetrapssteekproef. Eerst werden 275 Belgische gemeenten op toevallige wijze getrokken (geen wijzigingen sinds 2004). Vervolgens zijn op basis van het Rijksregister in elk van deze gemeenten een aantal huishoudens op toevallig wijze geselecteerd.
Er is een roterend panelonderzoek. Geselecteerde huishoudens werden tot en met 2018 gedurende 4 jaren gevolgd, ¼ werd elk jaar vernieuwd. In 2019 werd een 5e groep toegevoegd en in 2020 een 6e groep, terwijl geen enkele groep het panel verliet. Vanaf SILC 2021 zal 1/6 van de steekproef elk jaar vernieuwd worden.
Verdere informatie is beschikbaar in het jaarlijkse kwaliteitsrapport.
Er is een roterend panelonderzoek. Geselecteerde huishoudens werden tot en met 2018 gedurende 4 jaren gevolgd, ¼ werd elk jaar vernieuwd. In 2019 werd een 5e groep toegevoegd en in 2020 een 6e groep, terwijl geen enkele groep het panel verliet. Vanaf SILC 2021 zal 1/6 van de steekproef elk jaar vernieuwd worden.
Men verzamelt dezelfde soort informatie bij dezelfde personen, gaat dit nauwkeurig registreren en veranderingen verklaren.
De personen worden gevolgd, ook wanneer ze verhuizen of het huishouden verlaten.
Men berekent een betrouwbaarheidsinterval om zo zeker mogelijk te zijn van het resultaat dat op basis van een steekproef werd bekomen. Vandaar dat men meestal een betrouwbaarheidsniveau van 95% of hoger kiest.
Het armoederisico voor België dat werd berekend op basis van onze steekproef voor SILC 2023 bedraagt 12,3% (met ondergrens 11,2 en bovengrens 13,4). Mochten we het armoederisico opnieuw berekenen op basis van andere toevalsteekproeven, dan zal het armoederisico in 95% van de gevallen telkens tussen het betrouwbaarheidsinterval 11,2% en 13,4% liggen.
Kortweg: In 95% van de gevallen zal het armoederisico tussen 11,2% en 13,4% bedragen.
De betrouwbaarheidsintervallen (of standaardfouten) voor de gemeenschappelijke cross-sectionele EU-indicatoren zijn terug te vinden in de annex van de kwaliteitsrapporten.
Als een indicator berekend is op basis van kleine subgroepen dan zien we vaak onstabiele evoluties door heen de tijd. De groepen zijn in dergelijke gevallen te klein om betrouwbaar te vergelijken.
Wijzigingen worden zo veel mogelijk vermeden om de tijdsreeksen intact te houden, maar in sommige situaties is een breuk onvermijdelijk. Gedurende de jaren zijn er een aantal breuken geweest in SILC. De eerste twee hebben betrekking op indicatoren die op de website staan:
1. Stijging armoede-indicatoren bij werklozen in 2013: Tot en met 2012 werden de bruggepensioneerden tot de werklozen gerekend. Vanaf 2013 worden zij tot de gepensioneerden gerekend. Dit heeft ervoor gezorgd dat de werklozen vanaf 2013 systematisch een lager inkomen hebben en dus zijn de armoede-indicatoren AROP en AROPE eveneens gestegen.
2. Ernstige materiële deprivatie: Deze indicator kent een breuk in 2005 en opnieuw een in 2008. In 2005 werd een wijziging doorgevoerd voor het item ‘zijn woning voldoende kunnen verwarmen’. In 2004 werd de vraag geformuleerd als ‘kan u uw woning voldoende verwarmen’, zonder referentie naar de financiële oorzaak hiervan. Van 2005 tot en met 2007 werd dit wel gedaan onder de vraag ‘Hebt u financieel gezien moeilijkheden om uw woning voldoende te verwarmen’. Sinds 2008 is deze vraag op een andere plaats in de vragenlijst gezet, samen met andere materiële deprivatievragen onder de vorm van ‘kan uw huishouden indien u dat zou wensen zich volgende zaken veroorloven? Uw woning voldoende verwarmen’.
3.Volledige breuk in 2019: Er is een breuk in tijdsreeks als gevolg van een ingrijpende hervorming van de enquête
De techniek ‘schattingen voor kleine gebieden’ heeft als doel betrouwbare indicatoren te berekenen voor subgroepen (in dit geval provincies) waarvoor de steekproef onvoldoende groot is. De SILC-enquête is indertijd ontwikkeld met het oog op nationale armoede-indicatoren; een directe schatting op provinciaal niveau is niet mogelijk omdat de indicatoren onvoldoende nauwkeurig zouden zijn.
Technisch gezien bestaat de EBLUP schatter uit twee componenten: een synthetische schatter voor de volledige populatie over meerdere jaren, en een directe schatter op provinciaal niveau voor het gegeven jaar. Voor beide componenten wordt een voorstellend model geconstrueerd op basis van gegevens die voor de volledige populatie beschikbaar zijn: fiscaal inkomen van het huishouden, ontvangen uitkeringen, leeftijd, geslacht en huishoudgrootte. Deze twee componenten worden vervolgens gecombineerd, afhankelijk van de grootte van de provincie (hoe groter de steekproef in een provincie, hoe meer de directe schatter gebruikt zal worden), zodat voor elke inwoner van die provincie een waarde voor de armoede-indicator voorspeld wordt. Op basis van deze voorspellingen berekenen we de provinciale armoede-indicatoren, die vervolgens per regio worden herschaald om in overeenstemming te zijn met de provinciale, regionale en nationale resultaten.
Meer informatie omtrent de theorie van de schattingen-kleine-gebieden en hun toepassing in SILC vindt u hier: https://statbel.fgov.be/sites/default/files/images/Huishoudens/10.7%20I…