Huishoudbudget

Nieuwe resultaten Belgisch huishoudbudgetonderzoek

Huishoudens
Nieuwe resultaten Belgische huishoudbudgetonderzoek

In 2022 besteedden de Belgische huishoudens 15,8% van hun budget aan voeding, drank en tabak. Dat is in zekere zin een daling naar een normaal niveau na een piek van 18,1 % in 2020. De grootste hap uit het budget, 30,7% van het totaal, blijft huisvesting (huur, water, energie, onderhoud en andere kosten). Dat blijkt uit nieuwe cijfers van Statbel, het Belgische statistiekbureau, op basis van de Huishoudbudgetonderzoek (HBO) bij bijna 5.000 Belgische huishoudens. Deze tweejaarlijkse enquête wordt onder andere gebruikt als input voor de actualisering van de indexkorf en voor de schatting van de consumptieve bestedingen van de huishoudens van de nationale rekeningen.

De Belgische huishoudens besteedden in 2022 gemiddeld € 40.223, de Vlaamse € 41.180, de Waalse 38.707 euro en de Brusselse € 39.638. In 2018 was dit nog respectievelijk € 35.764 in België, 36.895 euro in Vlaanderen, € 34.589 in Wallonië en 33.356 euro in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest.

Na de Covid-shock, een (bijna) terugkeer naar de normaliteit

Tussen 2018 en 2020 zijn de verhoudingen tussen de uitgavenposten danig veranderd, omwille van de invloed van het coronavirus tijdens deze periode. In 2022 waren de verhoudingen opnieuw bijna aan die van 2018, terwijl zekere tendensen die al in 2020 waargenomen werden, behouden blijven.

In 2022, werd 13,9% van het huishoudbudget besteed aan voeding en niet-alcoholische dranken, en 1,9% aan alcoholhoudende dranken en tabak. Dat is een daling ten opzichte van de Covid-shock van 2020. Op dezelfde manier ging in 2022 30,7% van het budget naar de woning (water, gas, elektriciteit, en andere brandstoffen). Dat is minder dan in 2020, maar meer dan in 2018, toen dit respectievelijk 31,8% en 30,3% was. De stijging van de gasprijs speelt een grote rol met een stijging van het gemiddeld budget voor gas van 50% tussen 2020 en 2022, van € 472 per huishouden in 2020, naar € 709 in 2022.

Uitgavenpost 2018 2020 2022
Voeding en alcoholvrije dranken 14,0% 15,9% 13,9%
Alcoholhoudende dranken en tabak 2,0% 2,2% 1,9%
Kleding en schoenen 4,6% 3,4% 4,0%
Woning, water, elektriciteit, gas en andere brandstoffen 30,3% 31,8% 30,7%
Meubelen, huishoudtoestellen en onderhoudsproducten 5,3% 6,7% 5,7%
Transport 11,4% 9,7% 10,8%
Cultuur en vrije tijd 7,2% 6,3% 7,7%
Restaurant en horeca 6,6% 4,4% 7,0%
Andere uitgavenposten 18,6% 19,6% 18,3%

De Belgische huishoudens lijken echter enkele gewoontes van de crisis van 2020 te hebben behouden. Het deel van het totale budget dat aan kleding en schoenen wordt besteed, is van 4,6% in 2018 naar respectievelijk 3,4% en 4% gegaan in 2020 en 2022 voor een quasi-identiek gemiddeld budget (-3% tussen 2018 en 2022). Ook het deel van het huishoudbudget dat aan transport wordt besteed, is gedaald van 11,4% in 2018 naar 10,8% in 2022, ondanks een stijging van de benzineprijzen en een stijging van het gemiddeld huishoudbudget van 6% tussen 2018 en 2022.

2020 werd ook gekenmerkt door een stijging van de aankopen van meubels en huishoudtoestellen. Er wordt een lichte achteruitgang waargenomen in 2022 maar met een aanzienlijke stijging ten opzichte van 2018. In 2018 bedroeg het budget voor meubels, huishoudtoestellen en onderhoudsproducten € 1.878, oftewel 5,3% van het totale budget, tegenover 2.298 euro en 5,7% van het totale budget in 2022. Deze stijging is vooral zichtbaar bij huishoudelijke apparaten (onder andere koelkasten, diepvriezers en airconditioningsystemen), waarbij het gemiddelde budget met meer dan 60% is gestegen ten opzichte van 2018.

Tot slot blijven biologische voedingsmiddelen gestaag groeien. In 2018 consumeerde het gemiddelde Belgische huishouden gemiddeld voor € 240 aan biologische voedingsmiddelen, of minder dan 0,7% van zijn totale budget, tegenover € 360 in 2022, of 0,9% van zijn totale budget. Dit betekent een stijging van 66% van het gemiddeld toegewezen budget.

Een groter budget voor cultuur en horeca

Na een bewogen 2020 voor de culturele en vrijetijdssector lijken de Belgen het deel van hun budget dat aan deze activiteiten wordt besteed te willen verhogen. Het aandeel van het budget dat aan cultuur en vrije tijd wordt besteed, is gestegen van 6,3% in 2020 naar 7,7% in 2022, wat meer is dan in 2018 (7,2%). Het budget in absolute waarde stijgt ook, met een gemiddelde van € 3114 per huishouden, of een stijging met 20,7% sinds 2018. Het gaat daarbij om de eerste stijging sinds 2012. Deze stijging is vooral zichtbaar voor de diensten in de sport, recreatieve sector, culturele sector (+25,3% van het budget ten opzichte van 2018) en reizen alles inbegrepen (+28,8% meer budget dan in 2018).

Ook horeca zit in de lift, met een stijging van het toegewezen budget van 4,4% in 2020 naar 7% in 2022, wat hoger is dan de 6,6% van 2018. Het gemiddelde budget ging van € 2351 in 2018 naar € 2828 in 2022. Deze toename is vooral merkbaar in de restaurant- en horecasector. Het aandeel van de huishoudens in de bevolking dat culturele of horecaproducten heeft geconsumeerd, lijkt echter niet drastisch te veranderen. Zo zal 89,5% van de Belgische huishoudens in 2022 culturele producten of diensten hebben geconsumeerd, tegenover 91,6% in 2018. Het aandeel bedraagt 77,4% In de horecasector in 2022 tegenover 78,3% in 2018.

De diensten van video on demand zoals Netflix, HBO, enz. zullen blijven stijgen, waarbij het gemiddelde budget per huishouden sinds 2020 met 41% is toegenomen.

Minder vaste telefonie, meer airconditioningsystemen

In het huishoudbudgetonderzoek wordt er ook gepeild naar het bezit van duurzame goederen. Het bezit van een vaste telefoon blijft dalen sinds 2014: slechts 51% van de Belgische huishoudens bezit er minstens één in 2022, tegenover 69% in 2014. Daarentegen is het bezit van mobiele en geïntegreerde airconditioningsystemen blijven stijgen sinds 2018, van 3% in 2018 tot 7% in 2022 voor een geïntegreerd airconditioningsysteem, en van 5% in 2018 tot 11% in 2022 voor een mobiel airconditioningsysteem.

Uitgesproken regionale verschillen voor huisvesting, vervoer en horeca

Als we kijken naar de verhoudingen tussen dezelfde uitgavenposten per gewest, zien we uitgesproken verschillen voor verschillende categorieën.

Uitgavenpost (2022) België Vlaanderen Wallonië Brussel
Voeding en alcoholvrije dranken 13,9% 14,0% 13,8% 13,9%
Alcoholhoudende dranken en tabak 1,9% 1,8% 2,0% 1,6%
Kleding en schoenen 4,0% 4,3% 3,1% 4,6%
Woning, water, elektriciteit, gas en andere brandstoffen 30,7% 30,2% 31,1% 32,2%
Meubelen, huishoudtoestellen en onderhoudsproducten 5,7% 5,7% 5,5% 6,3%
Transport 10,8% 10,3% 12,9% 7,3%
Cultuur en vrije tijd 7,7% 7,6% 7,6% 8,7%
Restaurant en horeca 7,0% 7,6% 5,8% 7,5%
Andere uitgavenposten 18,3% 18,4% 18,1% 17,9%

Brusselse huishoudens geven verhoudingsgewijs meer uit aan huisvesting dan Waalse en Vlaamse huishoudens: 32,2% van het totale budget in Brussel tegenover 31,1% in Wallonië en 30,2% in Vlaanderen. Brusselse huishoudens besteden ook proportioneel meer van hun budget aan culturele en vrijetijdsactiviteiten, goed voor 8,7% van hun budget tegenover 7,6% in Vlaanderen en Wallonië.

Vervoer is een andere uitgavenpost waarvoor er verschillen zijn. Deze post is kleiner in Brussel (7,3% van het totale budget), maar veel groter in Wallonië (12,9% van het totale budget). In Vlaanderen vertegenwoordigt deze post 10,3% van het totale budget. Dit verschil is voornamelijk te wijten aan de aankoop van voertuigen (nieuw of tweedehands) en de uitgaven aan brandstoffen.

Ten slotte lijken Waalse huishoudens verhoudingsgewijs minder uit te geven aan restaurant en horeca dan Vlaamse en Brusselse huishoudens (5,8% in Wallonië tegenover 7,6% in Vlaanderen en 7,5% in Brussel).

Grafiek
Content
Tabel
Content

Gemiddelde uitgaven voor het geheel van de huishoudens als percentage ven de totale uitgaven

COICOP Benaming Vlaanderen Wallonië Brussel
01 Voeding en niet- alcoholische dranken 14,0% 13,8% 13,9%
02 Alcoholische dranken, tabak, drugs 1,8% 2,0% 1,6%
03 Kleding en schoenen 4,3% 3,1% 4,6%
04 Woning, water, elektriciteit, gas en andere brandstoffen 30,2% 31,1% 32,2%
045 Elektriciteit, gas en andere brandstoffen 4,8% 6,2% 3,9%
05 Meubelen, huishoudtoestellen en onderhoudsproducten 5,7% 5,5% 6,3%
06 Gezondheid 4,8% 4,5% 5,5%
07 Transport 10,3% 12,9% 7,3%
0711 Aankoop van auto's 3,4% 5,2% 1,7%
08 Communicatie 2,9% 3,0% 3,0%
09 Cultuur en vrije tijd 7,6% 7,6% 8,7%
095 Kranten, boeken en ander papierwerk 0,8% 0,8% 1,3%
0951 Boeken 0,4% 0,4% 0,8%
10 Opleiding 0,3% 0,2% 0,3%
11 Restaurant en horeca 7,6% 5,8% 7,5%
1111 Cafes en restaurants 6,1% 4,7% 5,7%
1120 Hotels en soortgelijke huisvestingsdiensten 1,4% 1,0% 1,6%
12 Persoonlijke verzorging en diensten 10,3% 10,4% 9,1%

Huishoudbudgetonderzoek (HBS)

Doel en korte beschrijving

EU-HBS (European Union – Household Budget Survey of HBS) is een enquête over de consumptie-uitgaven van huishoudens. Het is een belangrijk werkinstrument om zowel op Belgisch als op Europees niveau de consumptiegewoonten van de bevolking over een jaar te beschrijven.

De enquête heeft tot doel een algemeen kader te creëren voor de productie van ‘communautaire’ statistische informatie op nationaal en Europees niveau over de consumptie van huishoudens, op basis van transversale gegevens (bedrag, samenstelling…) over de posten van hun budget.

De enquête is ook de voornaamste bron voor de samenstelling van de consumptieprijsindex. De keuze van de getuigenproducten en de weging ervan in de korf wordt om de twee jaar grondig herzien met het meest recente HBO. De volgende herziening zal in januari 2020 plaatsvinden (basisjaar 2013 = 100) op basis van het HBO 2018. In de jaren dat er geen nieuw HBO is wordt de gewichten aangepast via een price-update en kunnen nieuwe getuigenproducten worden toegevoegd via van een herverdeling van de gewichten van het hogere groepsniveau.  

Populatie

Alle particuliere huishoudens die in België wonen. Collectieve huishoudens zoals woonzorgcentra worden uitgesloten.

Dataverzamelingsmethode en eventuele steekproefomvang

De uitgenodigde huishoudens die deelnemen krijgen bezoek van een enquêteur. Zij krijgen een uitgavenboekje om al hun bestedingen gedurende 15 dagen (ofwel de eerste helft van een maand, ofwel de laatste helft van een maand) bij te houden. Dit kan zowel op papier als online. Vervolgens komt de enquêteur opnieuw langs om een digitale vragenlijst af te nemen.

Tussen 1999 en 2010 werden elke maand iets meer dan 300 huishoudens bevraagd uit een aparte, op zichzelf staande steekproef. Zo verkreeg men over een jaar een steekproef van ongeveer 3700 huishoudens.

Sinds 2012 vindt de enquête tweejaarlijks plaats, maar met een grotere steekproef (er wordt gestreefd naar minstens 5.000 deelnemende huishoudens per jaar). De steekproef is niet meer apart. Tot en met 2016 werd de steekproef geïntegreerd in de enquête naar de arbeidskrachten (EAK). Vanaf 2018 is de steekproef driedelig, omwille van een methodologische wijziging in EAK: de volledige steekproef van EAK wordt benut, aangevuld met de steekproef van HBO 2016 en een extra steekproef uit het rijksregister.

De huishoudens die naar behoren deelnemen aan de enquête (d.w.z. alle documenten goed invullen) krijgen een financiële vergoeding

Respons

2016: 9% van de gecontacteerde huishoudens via EAK.

2018: 9% van de gecontacteerde huishoudens via EAK, 30% van de gecontacteerde huishoudens via HBO 2016 en 6% van de gecontacteerde huishoudens via het rijksregister.

Frequentie

Jaarlijks (van 1999 tot 2010).

Tweejarig (vanaf 2012).

Timing publicatie

Resultaten beschikbaar 6 maanden tot 1 jaar na de referentieperiode (vanaf 2012).

Formulieren

Definities

Een huishouden bestaat ofwel uit een alleenstaande, veelal alleen levende persoon, ofwel uit twee of meer personen die, al dan niet door verwantschap aan elkaar verbonden, gewoonlijk in één en dezelfde woning verblijven en er gezamenlijk wonen.

De aangepaste consumptie-eenheid is een equivalentieschaal die wordt aangewend om de consumptieuitgaven aan te passen naar grootte en samenstelling van het huishouden. Een coëfficiënt 1 wordt toegekend aan de eerste volwassene, een coëfficiënt 0,5 aan de overige personen ouder dan 13 jaar, en een coëfficiënt 0,3 aan kinderen jonger dan 13 jaar (aangepaste OESOschaal).

Opmerkingen

Waarschuwing : De nominale waarden van HBO 2016 zijn niet vergelijkbaar met die van de voorgaande jaren omwille van een verbetering in de extrapolatiemethode. De verdeling van de uitgaven wordt echter amper beïnvloed door deze nieuwe methode.

Nomenclatuur

Concordantietabel tussen de nomenclaturen COICOP-HBS-BE (HBO 2014) en ECOICOP-BE (HBO 2016).xls

Metadata

Rapporten en artikels

Methodologische nota HBS 2020.pdf

Methodologische nota HBS 2018.pdf

Methodologische nota HBS 2016.pdf

SourceTM in opdracht van EUROSTAT