Landbouweconomische rekeningen

Tweede prognose van de landbouweconomische rekeningen van 2023

Landbouw & Visserij
Tweede prognose van de landbouweconomische rekeningen van 2023

De tweede prognose van de Belgische landbouweconomische rekeningen voor het jaar 2023 bevestigt de verbetering van de netto toegevoegde waarde (de productiewaarde na aftrek van kosten en afschrijvingen), maar in mindere mate (+29,5%) ten opzichte van de eerste prognose (+49,3%).

Dit verschil wordt verklaard door een kleinere daling van het intermediair verbruik (-7,1%, geschat op -8,6% in december) en een kleinere stijging van de productiewaarde van de landbouwsector (+0,1%, geschat op +1,6% in december).

Net als in 2022, moet rekening worden gehouden met het relatieve belang van de kosten in elke sector en daardoor kan de trend sterk variëren afhankelijk van de specialisatie van de landbouwbedrijven.

In de eerste ramingen werd de verslechtering van de situatie voor graanproducenten ten opzichte van 2022 onderschat. De sterke prijsdaling is hiervan de oorzaak. In de eerste prognose werd een daling van 25,4% verwacht, in de tweede prognose stijgt dit cijfer naar 35,0%. De volumestijging, die op het moment van de eerste prognose geschat werd op 4,0%, bereikte 5,2%, maar was bij lange na niet voldoende om de drastische prijsdaling te compenseren. Uiteindelijk is de waarde van de graanproductie met 31,6% gedaald.

Voor de productie van nijverheidsgewassen werd het negatieve volume-effect naar beneden bijgesteld (-2,5% in plaats van de aanvankelijk voorspelde -7,5%), terwijl het positieve prijseffect min of meer gelijk is gebleven (+8,9% in plaats van +8,6%).

De daling van de productiewaarde van voedergewassen (-1,0%) werd onderschat in de eerste prognose. De daling werd in tweede instantie geherwaardeerd op 25,4%, na niet alleen een herwaardering van de volumes (-0,6%) maar vooral van de prijzen (-24,9%).

De stijging van de waarde van de aardappelproductie, die in december 2023 op 27,8% werd geschat, is opnieuw geraamd op 22,6%; ten opzichte van de eerste raming is de prijsstijging naar beneden bijgesteld (+6,4% in plaats van +16,7%); de raming van de volumestijging is naar boven bijgesteld (+15,3% in plaats van +9,6%).

De waarde van de dierlijke productie is zeer weinig veranderd ten opzichte van de eerste ramingen. De waardedaling ten opzichte van 2022 wordt bevestigd (-0,8%).

Deze tweede prognose bevestigt ook de waardedaling van de dierlijke producten (-13,9%) als gevolg van de daling van de melkprijs (-19,7%). Deze prijzen zijn teruggekeerd naar niveaus die vergelijkbaar zijn met die van 2021.

Als de melkproductie met 3,3% zou stijgen, zou de waarde van de melkproductie met 17,1% dalen, iets minder dan de aanvankelijk voorspelde daling van 18,3%.

Wat de rundvleesproductie betreft, ondersteunde de gewijzigde vraag in combinatie met een daling van het aantal slachtingen in België en elders in Europa de prijzen, met een positief effect (+2,4%). De eerste ramingen voorspelden een productiedaling van 0,4%; de tweede een lichte stijging van 0,9%.

Deze tweede prognose bevestigt ook de daling van de productievolumes in de varkenssector met 9,9% en de stijging van de producentenprijzen met 30,4% (eerste prognose), wat leidt tot een stijging van de productiewaarde met 17,5%, na het jaar 2022, dat de rendabiliteit van de sector zwaar had aangetast.

Tabel
Content

Landbouweconomische rekeningen (tegen lopende prijzen): waarden tegen basisprijs (mln €)

  2018 2019 2020 2021 2022 2023 raming 2023/2022 (%) Gemiddelde 2018-2022
1. Granen (incl. zaden) 417,8 435,9 490,1 680,8 823,8 563,5 -31,6% 569,7
2. Nijverheidsgewassen 222,9 232,8 230,6 228,4 303,1 322,0 6,2% 243,6
3. Voedergewassen 639,5 691,5 718,4 1.003,0 868,0 647,5 -25,4% 784,1
4. Groenten en tuinbouwproducten 1.407,0 1.561,0 1.564,2 1.737,4 1.628,8 1.849,0 13,5% 1.579,7
Verse groenten 851,3 974,4 985,1 1.124,9 1.047,5 1.207,6 15,3% 996,6
Planten en bloemen 555,7 586,6 579,1 612,4 581,3 641,4 10,3% 583,0
5. Aardappelen (incl. pootgoed) 464,0 492,1 489,7 652,8 752,2 922,3 22,6% 570,2
6. Fruit 461,3 484,9 526,1 553,8 532,6 661,9 24,3% 511,8
7. Andere plantaardige producten 27,9 27,9 27,9 27,9 26,7 28,9 8,2% 27,6
8. Plantaardige productie (1 tot 7) 3.640,4 3.926,1 4.047,0 4.883,9 4.935,2 4.995,1 1,2% 4.286,5
9. Dieren 3.108,1 3.268,9 3.189,5 3.188,3 3.840,7 4.162,9 8,4% 3.319,1
Rundvee 1.040,3 973,1 1.055,8 1.124,2 1.289,7 1.330,5 3,2% 1.096,6
Varkens 1.274,0 1.550,0 1.470,3 1.294,2 1.644,5 1.932,3 17,5% 1.446,6
Pluimvee 752,1 707,3 640,9 742,7 880,8 872,5 -0,9% 744,8
10. Dierlijke producten 1.380,8 1.478,5 1.521,8 1.753,9 2.679,7 2.306,3 -13,9% 1.762,9
Melk 1.275,8 1.354,1 1.396,3 1.620,9 2.436,9 2.020,8 -17,1% 1.616,8
Eieren 103,9 123,2 124,3 131,9 238,5 281,2 17,9% 144,4
11. Dierlijke productie (9+10) 4.488,9 4.747,4 4.711,3 4.942,2 6.520,3 6.469,1 -0,8% 5.082,0
12. Productie van landbouwgoederen (8+11) 8.129,3 8.673,5 8.758,3 9.826,1 11.455,5 11.464,2 0,1% 9.368,5
13. Productie van landbouwdiensten 175,5 190,8 235,9 282,5 316,3 321,9 1,8% 240,2
14. Landbouwproductie (12+13) 8.304,8 8.864,3 8.994,2 10.108,6 11.771,8 11.786,1 0,1% 9.608,7
15. Intermediair verbruik 6.079,2 6.237,1 6.585,7 7.635,6 8.829,3 8.200,0 -7,1% 7.073,4
16. Afschrijving 771,0 737,4 822,5 878,6 912,4 958,0 5,0% 824,4
17. Netto toegevoegde waarde tegen basisprijzen (14-15-16) 1.454,7 1.889,9 1.586,1 1.594,3 2.030,1 2.628,1 29,5% 1.711,0
18. Beloning van werknemers 670,7 682,5 690,8 747,0 756,4 776,9 2,7% 709,5
19. Andere belastingen op productie 3,8 3,0 2,9 3,7 3,7 3,7 0,0% 3,4
20. Andere subsidies op de productie 607,3 613,3 630,4 622,5 652,1 619,5 -5,0% 625,1
21. Opbrengst van de productiefactoren (17-19+20) 2.058,2 2.500,1 2.213,6 2.213,1 2.678,6 3.243,9 21,1% 2.332,7
 

Doel en korte beschrijving

De landbouweconomische rekeningen (LER) bieden een systematisch en vergelijkbaar overzicht van de economische activiteit in de bedrijfstak landbouw. Zij omvatten de netto toegevoegde waarde (productierekening, d.i. de vergoeding van alle productiefactoren), het netto overschot van de exploitatie (exploitatierekening, d.i. de opbrengst van de grond, het kapitaal en de niet-bezoldigde arbeidskracht) en het netto bedrijfsinkomen (bedrijfsinkomensrekening, d.i. de vergoeding van de niet-bezoldigde arbeidskracht, van de gronden die eigendom zijn van de bedrijven en van het kapitaal). De netto toegevoegde waarde wordt enerzijds berekend tegen producentenprijzen (d.w.z. zonder rekening te houden met subsidies aan en belastingen op de productie) en anderzijds tegen factorkosten of tegen basisprijzen (waarbij rekening wordt gehouden met deze subsidies en belastingen). Zij worden opgemaakt voor alle landbouweconomische eenheden van het land, die vallen onder de bedrijfstak landbouw. Concreet omvat die bedrijfstak alle landbouwbedrijven die bij de landbouwenquêtes in mei worden bevraagd en die beantwoorden aan de definitie van een landbouwbedrijf die wordt gehanteerd bij die telling.

De LER zijn jaarlijks en worden afgesloten in september van het jaar dat volgt op het referentiejaar. Alle bronnen met statistische gegevens over landbouw, zowel binnen als buiten Statbel, worden gebruikt om deze rekeningen op te maken.