Arbeidskosten

Arbeidskosten zijn het hoogst in de energiesector

Conjunctuurindicatoren
Arbeidskosten zijn het hoogst in de energiesector

In 2020 kost een werkuur een Belgisch bedrijf gemiddeld 40,5 euro per werknemer, tegenover 38,6 euro in 2016. Dat blijkt uit de nieuwe resultaten van de vierjaarlijkse statistiek naar de arbeidskosten van Statbel, het Belgische statistiekbureau, gebaseerd op de populatie van lokale eenheden van bedrijven met ten minste 10 werknemers. Dit zijn de belangrijkste vaststellingen:

  • Een werkuur is het duurst in de elektriciteits- en gassector en het goedkoopst in de horeca.
  • De arbeidskosten zijn over het algemeen hoger in grote bedrijven.
  • De kosten per uur zijn het hoogst in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
  • 88,3% van de arbeidskosten bestaat uit directe lonen en premies en wettelijke sociale bijdragen ten laste van de werkgever.

Opmerking: De cijfers in dit persbericht weerspiegelen de situatie in 2020 en zijn dus sterk beïnvloed door Covid-19. Zo maakten werkgevers in de horeca in 2020 in ruime mate gebruik van tijdelijke werkloosheid, waardoor het aantal betaalde, gewerkte uren en de arbeidskosten per werknemer in deze sector daalden. Daarom moeten vergelijkingen met voorgaande jaren met de nodige voorzichtigheid worden gemaakt.

Grote kostenverschillen tussen de verschillende activiteitensectoren

Er zijn grote verschillen in de arbeidskosten per uur volgens de activiteitensectoren. De loonkosten kunnen hoger zijn dan 60 euro per gewerkt uur in de sector ‘productie en distributie van elektriciteit, gas, stoom en gekoelde lucht’ (66,5 euro) en in de sector ‘financiële activiteiten en verzekeringen’ (62,5 euro). De laagste loonkosten per uur zijn daarentegen te vinden in de sector ‘verschaffen van accommodatie en maaltijden’ (28,6 euro) en de sector ‘kunst, amusement en recreatie’ (30,9 euro).

Hoe groter het bedrijf, hoe hoger de arbeidskosten

Uit een vergelijking van de loonkosten volgens bedrijfsgrootte blijkt dat deze het hoogst zijn in grote bedrijven (43,5 euro voor 500 tot 999 werknemers en 43,4 euro voor 1000 werknemers en meer), terwijl in kleine bedrijven (10 tot 49 werknemers) de loonkosten per uur het laagst zijn met 34,6 euro per gewerkt uur.

Arbeidskosten zijn het hoogst in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

Met 47,3 euro per gewerkt uur zijn de kosten per uur het hoogst in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Daarna volgt het Vlaams Gewest met 39,8 euro en het Waals Gewest met 38,2 euro.

Directe lonen en premies vertegenwoordigen 66,5% van de arbeidskosten

Als we kijken naar de verdeling van de arbeidskosten, zien we dat de directe lonen en premies (66,5%) en de wettelijke sociale bijdragen ten laste van de werkgever (21,8%) 88,3% van deze kosten uitmaken. De resterende 11,7% komt overeen met o.a. betalingen voor niet-gewerkte dagen (7,9%) en voordelen in natura (2,3%).

Tabel
Content

Arbeidskosten en gewerkte uren volgens sector (2020)

Sectie NACE Rev.2 van de vestiging B-S. Totaal B-F. Industrie G-N. Diensten P-S. Andere diensten
Arbeidskosten (EUR) per gewerkte uur 40,5 41,6 39,7 40,9
Arbeidskosten (EUR) per betaalde uur 31,1 33,2 31,4 29,2
Jaarlijkse arbeidskosten (EUR) per werknemer 45.646 58.583 47.215 37.042
Maandelijkse arbeidkosten (EUR) per werknemer 3.804 4.882 3.935 3.087
Jaarlijkse arbeidskosten (EUR) per voltijdse equivalent werkenemer 56.514 61.836 57.315 51.749
Maandelijkse arbeidskosten (EUR) per voltijdse equivalent werknemer 4.710 5.153 4.776 4.312

Vierjaarlijkse statistiek naar de arbeidskosten

Doel en korte beschrijving

De vierjaarlijkse statistiek naar de arbeidskosten beantwoordt aan de statistische noden van de Europese Commissie zoals bepaald in Verordening (EG) 530/1999 van de Raad van 9 maart 1999 en in Verordening (EG) 1737/2005 van de Commissie van 21 oktober 2005. De vierjaarlijkse statistiek is sinds 2016 gebaseerd op het exclusieve gebruik van administratieve bronnen (RSZ, NBB, FOD Financiën…). De gegevens werden ingezameld volgens de activiteit en het gewest van de lokale eenheid en de grootteklasse van de onderneming waartoe de betrokken lokale eenheid behoort.

Populatie

De onderzochte populatie bestaat uit lokale eenheden.

Voor 2008 worden enkel de vestigingen die actief zijn in de NACE rev. 1 secties C tot K en M tot O en die behoren tot ondernemingen met minstens tien werknemers, in deze statistiek geanalyseerd. Vanaf 2008 worden in deze statistiek enkel vestigingen onderzocht die vallen onder secties B tot N en P tot S van de NACE rev.2 en die behoren tot de groep van ondernemingen met minstens 10 werknemers.

Vanaf 2008, worden enkel de vestigingen die actief zijn in de NACE rev. 2 secties B tot N en P tot S en die behoren tot ondernemingen met minstens tien werknemers, in deze statistiek geanalyseerd. Enkel de vestigingen die actief zijn in de NACE rev. 1 secties C tot K en M tot O en die behoren tot ondernemingen met minstens tien werknemers, worden in deze statistiek geanalyseerd.

Dataverzamelingsmethode en eventuele steekproefomvang

De vierjaarlijkse statistiek over de arbeidskosten is sinds 2016 uitsluitend gebaseerd op het gebruik van administratieve bronnen (RSZ, NBB, FOD Financiën, ...). Voor 2016 was de enquête gebaseerd op een steekproef getrokken uit lokale eenheden van ondernemingen met minstens 10 werknemers die geselecteerd werden in de registers van de RSZ(PPO). De vergelijking met de resultaten van voor 2016 moet dan ook met de nodige voorzichtigheid gebeuren.

De gegevens van de RSZ (DmFA) worden gebruikt in de ramingen voor het aantal werknemers, de betaalde werkuren, directe bezoldigingen en premies, voor de vergoeding van niet-gewerkte dagen, voordelen in natura van bedrijfswagens en voor de wettelijke sociale bijdragen ten laste van de werkgevers.

 

De gegevens van de FOD Financiën over de personenbelasting (BELCOTAX) en over de vennootschapsbelasting (BIZTAX) worden gebruikt voor de raming van de betalingen voor spaarregelingen, voor de lonen en de salarissen in natura, voor de conventionele en contractuele sociale bijdragen, voor de toegerekende sociale premies ten laste van de werkgevers en voor de subsidies.

De raming van de kosten voor beroepsopleidingen wordt opgesteld aan de hand van de geïndexeerde resultaten van de CVTS-enquête (zie https://statbel.fgov.be/nl/themas/werk-opleiding/opleidingen-en-onderwijs/voortgezette-opleidingen) van het jaar 2020.

Responsgraad

Geen bevraagde ondernemingen.

Frequentie

De statistiek naar de arbeidskosten wordt om de 4 jaar uitgevoerd. Het laatste jaar is 2020.

Timing publicatie

De resultaten moeten twee jaar na de referentieperiode worden geleverd (in juni aan Eurostat en in oktober voor het grote publiek).

Definities

Arbeidskosten: totale uitgaven van werkgevers voor het in dienst hebben van werknemers. Zij omvatten de directe lonen voor de referentieperiode, premies, voordelen in natura, wettelijke bijdragen voor de sociale zekerheid, op collectieve arbeidsovereenkomsten berustende, contractuele en vrijwillige sociale premies, sociale uitkeringen ten laste van de werkgever, kosten voor beroepsopleiding, belastingen, min ontvangen subsidies.

Jaarlijkse arbeidskosten per voltijdse equivalent werknemer: de arbeidskosten gedeeld door het totale aantal voltijdse equivalent werknemers (aantal voltijdse werknemers + aantal deeltijdse werknemers omgerekend in voltijdse equivalenten).

Maandelijkse arbeidskosten per voltijdse equivalent werknemer: jaarlijkse arbeidskosten per voltijdse equivalent werknemer gedeeld door de 12 maanden van het jaar.

Arbeidskosten per werkuur: arbeidskosten gedeeld door het totale aantal werkelijk gewerkte uren.

Werknemers in de enquête over de arbeidskosten: alle personen die een rechtstreekse arbeidsovereenkomst met de onderneming of lokale eenheid hebben en daarvoor een beloning ontvangen, ongeacht de aard van hun werk, het aantal gewerkte uren en de duur van het contract. Het gaat over hand- en hoofdarbeiders en leidinggevend personeel.

Metadata