Huisvesting neemt steeds grotere hap uit huishoudbudget

Huishoudens
Huisvesting neemt steeds grotere hap uit huishoudbudget

De gemiddelde uitgaven van Belgische huishoudens in 2018

De Belgische huishoudens besteedden in 2018 gemiddeld 35.764 euro, de Vlaamse 36.895 euro, de Waalse 34.589 euro en de Brusselse 33.356 euro. Dat blijkt uit nieuwe cijfers van Statbel, het Belgische statistiekbureau.

Het grootste deel van de Belgische gezinsuitgaven (35,6%) gaat naar de woning, waarbij 30,3% of 10.837 euro per jaar besteed wordt aan de huisvesting zelf: huur, water, energie, onderhoud en andere kosten. De resterende 5,3% of 1.878 euro per jaar wordt besteed aan de aankoop van meubelen, huishoudtoestellen en onderhoudsproducten, gereedschap voor huis en tuin,…. Andere grote uitgavenposten zijn voeding, drank en tabak (16% of 5.744 euro) en transport (11,4% of 4.065 euro).

Deze gegevens komen voort uit de resultaten van het huishoudbudgetonderzoek dat Statbel, het Belgische statistiekbureau, heeft georganiseerd in 2018 bij meer dan 6.000 huishoudens. Deze enquête wordt onder andere gebruikt als input voor de actualisering van de indexkorf en voor de schatting van de consumptieve bestedingen van de huishoudens van de nationale rekeningen.

De gemiddelde uitgaven van de Belgische huishoudens: 2018 ten opzichte van 1999

De Belgische huishoudens besteedden in 1999 gemiddeld 27.308 euro, de Vlaamse 27.983 euro, de Waalse 26.595 euro en de Brusselse 25.901 euro. 

In 2018 werd 16,0% van het huishoudbudget besteed aan voedingsmiddelen, dranken en tabak: 14% aan voeding en niet-alcoholische dranken, 1,4% aan alcoholische dranken en 0,6% aan tabak. Die verhoudingen zijn hetzelfde gebleven als in 1999. Het aandeel aan uitgaven voor huisvesting, water, elektriciteit, gas en andere brandstoffen is het sterkst gestegen ten opzichte van 1999.

Uitgavenpost 1999* 2018
Voeding en niet-alcoholische dranken 13,4% 14,0%
Alcoholische dranken en tabak 2,3% 2,0%
Kleding en schoenen 5,3% 4,6%
Huisvesting (huur, water, energie, onderhoud en andere kosten) 26,1% 30,3%
Meubelen, huishoudtoestellen en onderhoudsproducten 6,5% 5,3%
Transport 12,4% 11,4%
Cultuur en vrije tijd 8,2% 7,2%
Horeca 4,9% 6,6%
Andere uitgavenposten 20,9% 18,6%
*We vergelijken 2018 met 1999 omdat 1999 de eerste maal was dat het huishoudbudgetonderzoek over een kalenderjaar werd uitgevoerd; voordien verliep het onderzoek telkens van juli tot juni .

Het bezit van auto’s en andere duurzame goederen (gsm, laptop, microgolfoven …): alomtegenwoordig in Belgische gezinnen

Het huishoudbudgetonderzoek peilt ook naar het bezit van duurzame goederen.

In 2018 zijn bepaalde van deze duurzame goederen vrijwel alomtegenwoordig in Belgische huishoudens. Het aantal gezinnen dat een televisie bezit (95%) is nauwelijks gewijzigd tegenover 1999 (94%). Het aantal gezinnen dat een gsm bezit verdrievoudigde op twintig jaar tijd (30% in 1999 tegenover 97% in 2018). Het bezit van een vaste telefoon nam daarentegen sterk af (van 90% naar 64%).

Kijken we naar andere duurzame goederen, dan zien we dat het aantal huishoudens dat op zijn minst één wagen bezit, niet veranderde (81% in 2018 en in 1999). Drie Belgische gezinnen op vier hebben een laptop (73%), de helft een tablet (49%). In het onderzoek van 1999 werd enkel rekening gehouden met het bezit van een pc. Hieronder kon zowel een vaste computer als een laptop vallen. 45% van de gezinnen verklaarde toen een pc te hebben.

Aard van de goederen 1999* 2018
Auto 81% 81%
Motorfiets 4% 5%
Bromfiets, scooter 6% 3%
Gsm 30% 97%
Vaste telefoon 90% 64%
PC 45% /
Desktop computer / 38%
Laptop / 73%
Tablet / 49%
Televisie 94% 95%
Microgolfoven 39% 89%
*We vergelijken 2018 met 1999 omdat 1999 de eerste maal was dat het huishoudbudgetonderzoek over een kalenderjaar werd uitgevoerd; voordien verliep het onderzoek telkens van juli tot juni .

Enkele vergelijkingen per regio

Het is interessant om een blik te werpen op het uitgavenpatroon van de huishoudens in de drie gewesten.

Vlamingen geven verhoudingsgewijs nog steeds meer uit voor kleding en schoenen (in 2018: 5,1% tegenover 3,9% in Wallonië en 4,2% in Brussel, in 1999: 5,9% tegenover 4,5% in Wallonië en 4,4% in Brussel).

Voor hotels, cafés en restaurants geven Vlamingen en Brusselaars procentueel meer uit dan Walen (7,0% in Vlaanderen en Brussel tegenover 5,6% in Wallonië). In 1999 waren de Vlamingen hier ook al koploper (5,5% tegenover 5,2% in Brussel en 3,9% in Wallonië).

Walen besteden in 2018 ten slotte verhoudingsgewijs meer geld aan energie (5,3% tegenover 4,4% in Vlaanderen en 3,6% in Brussel) en aan transport (13,0% tegenover 11,1% in Vlaanderen en 7,8% in Brussel). Dit was ook al het geval in 1999 voor zowel energie (4,7% tegenover 4,3% in Vlaanderen en 3,8% in Brussel) als voor transport (13,9% tegenover 12,1% in Vlaanderen en 9,4% in Brussel).

In het bezit van auto’s zijn er zijn ook significante verschillen merkbaar op gewestelijk niveau. Het percentage huishoudens met een personenwagen is een pak hoger in Wallonië (86%) en Vlaanderen (84%) dan in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (52%). In 1999 waren de verhoudingen wat anders, toen bezaten 86% van de Vlaamse gezinnen en wagen, 80% van de Waalse gezinnen en 60% van de Brusselse gezinnen.