Intergenerationele overdracht van armoede, of hoe levensomstandigheden in de kindertijd de toekomst beïnvloeden

Huishoudens
Intergenerationele overdracht van armoede, of hoe levensomstandigheden in de kindertijd de toekomst beïnvloeden

In het kader van de EU-SILC-enquête heeft Statbel, het Belgische statistiekbureau, de intergenerationele overdracht van armoede bestudeerd. De respondenten van 25 tot 59 jaar werd gevraagd naar hun levensomstandigheden toen zij ongeveer 14 jaar oud waren.

Uit de resultaten blijkt dat in België 3% van de bevolking (tussen 25 en 59 jaar) op 14-jarige leeftijd in een huishouden met grote financiële moeilijkheden leefde. Dit percentage bedraagt 9,1% in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, 3,8% in het Waals Gewest en 1,2% in het Vlaams Gewest. 3,9% van de Belgen beschikte om financiële redenen niet over elementaire schoolbenodigdheden. Dit was het geval voor 8,4% van de Brusselaars, 4,5% van de Walen en 2,5% van de Vlamingen.

Het dagelijks eten van vlees of een vegetarisch equivalent daarvan op de leeftijd van 14 jaar was voor 4,7% van de bevolking[1] financieel niet haalbaar. Op regionaal niveau vertegenwoordigt dit 14,2% in Brussel, 5,1% in Wallonië en 2,4% in Vlaanderen.

Bovendien was het voor 24,1% van de respondenten financieel niet mogelijk om op 14-jarige leeftijd een week op vakantie te gaan. Dit was het geval voor 34,9% van de Brusselaars, 30% van de Walen en 18,6% van de Vlamingen.

Intergenerationele overdracht

De enquête bestudeert ook het effect dat deprivatie tijdens de adolescentie heeft op de financiële situatie op volwassen leeftijd. In het bijzonder kan worden vastgesteld dat van diegenen die op 14-jarige leeftijd in een huishouden met ernstige financiële moeilijkheden leefden, 30,4% in 2019 onder de monetaire armoededrempel[2] leefde. Wanneer men daarentegen in een financieel gezond huishouden leefde, bedraagt de huidige armoedegraad slechts 7,7%.

Ander voorbeeld: 35,5% van de respondenten die verklaarden zich geen elementaire schoolbenodigdheden te kunnen veroorloven op 14-jarige leeftijd, loopt momenteel een armoederisico, tegenover 11,2% van de respondenten die hier wel konden over beschikken.

Onderwijsniveau

Naast deprivatie heeft ook de positie van de ouders in de maatschappij een belangrijke invloed op het verdere leven. 31,2% van de personen van wie de vader een laag onderwijsniveau had, heeft een diploma hoger onderwijs, tegenover 56,8% van diegenen van wie de vader gemiddeld opgeleid was en 79,4% van diegenen van wie de vader een hoger onderwijsniveau had. Het verband met het onderwijsniveau van de moeder is identiek en zelfs iets duidelijker81% van de Belgen met een hoog opgeleide moeder, zijn zelf eveneens hoogopgeleid.

  Hoogste onderwijsniveau van de ouders toen de respondent rond 14 jaar oud was
Huidig onderwijsniveau van de respondent Laagopgeleid vader Laagopgeleid moeder Gemiddeld opgeleid vader Gemiddeld opgeleid moeder Hoogopgeleid vader Hoogopgeleid moeder
Laagopgeleid 26,1% 25,8% 7,8% 6,8% 3,1% 3,0%
Gemiddeld opgeleid 42,6% 42,9% 35,4% 35,3% 17,6% 16,0%
Hoogopgeleid 31,2% 31,3% 56,8% 57,9% 79,4% 81,0%
Totaal 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0%

Opgroeien in een gezin waarbij de ouders een laag onderwijsniveau hadden heeft een negatieve weerslag op levensomstandigheden als volwassene. Het huidige armoederisico wordt verdubbeld voor een persoon afkomstig uit een huishouden waarvan de ouders laagopgeleid waren in vergelijking met anderen.

Hoogste onderwijsniveau van de ouders toen de respondent rond 14 jaar oud was Monetair armoederisico (AROP)
2019
Vader Laagopgeleid 15,8%
Gemiddeld opgeleid 8,4%
Hoogopgeleid 7,3%
Moeder Laagopgeleid 16,1%
Gemiddeld opgeleid 8,0%
Hoogopgeleid 6,4%

Nationaliteit

De nationaliteit van de ouders blijkt ook een onderscheidende factor te zijn.

Van diegenen van wie de vader of de moeder een niet-Europese nationaliteit had, loopt respectievelijk 40,6% en 39,2% een armoederisico, terwijl dit cijfer rond de 7% ligt wanneer de ouder Belg was.

Staatsburgerschap van de ouders toen de respondent rond 14 jaar oud was Monetair armoederisico (AROP)
2019
Vader BE 7,1%
Ander EU28-land 12,4%
Niet-EU28 40,6%
Moeder BE 7,5%
Ander EU28-land 12,7%
Niet-EU28 39,2%

Tabellen met gedetailleerde resultaten kunnen hier gedownload worden.


[1] We spreken in dit persbericht altijd uitsluitend over de bevolking tussen 25 en 59 jaar.

[2] De armoededrempel in SILC is vastgesteld op 60% van het mediaan equivalent inkomen voor de hele bevolking. Het percentage mensen dat een equivalent inkomen heeft dat lager is dan deze drempel, geeft de totale armoedegraad. In SILC 2019 bedraagt het jaarlijkse beschikbaar mediaan inkomen op nationaal niveau 24.608 euro. 60% hiervan is 14.765 euro of 1.230 euro per maand. Een totaal equivalent inkomen onder deze drempel wijst dus op een armoederisico.