Werkgelegenheid en werkloosheid

62% van de 55-64-jarigen aan het werk in het tweede kwartaal van 2025

Werk & Opleiding
62% van de 55-64-jarigen aan het werk in het tweede kwartaal van 2025

De Belgische werkgelegenheidsgraad van 20-64-jarigen bedraagt 73,3% in het tweede kwartaal van 2025 en de IAB-werkloosheidsgraad van 15-64-jarigen wordt op 5,9% geschat. Naar leeftijd zien we dat de stijging van de werkgelegenheidsgraad bij de 55-64-jarigen zich blijft doorzetten. De werkgelegenheidsgraad van 55-64-jarigen bedraagt 62,4% in het tweede kwartaal van 2025, tegenover 60,4% in het eerste kwartaal. Dat blijkt uit de resultaten voor het tweede kwartaal van 2025 van de Enquête naar de Arbeidskrachten (EAK) die Statbel, het Belgische statistiekbureau, publiceert.

België heeft in het regeerakkoord een werkgelegenheidsgraad van 80% in 2029 vooropgesteld. In het tweede kwartaal van 2025 is in Vlaanderen 77,8% van de 20-64-jarigen aan het werk, in Wallonië bedraagt de werkgelegenheidsgraad 68,4% en in Brussel 64,4%. De IAB-werkloosheidsgraad wordt geschat op 3,8% in Vlaanderen, 7,8% in Wallonië en 11,9% in Brussel.

Verdere details volgens geslacht, leeftijdsgroep, regio en onderwijsniveau leest u hieronder.

73,3% van de 20-64-jarigen is aan het werk

In het tweede kwartaal van 2025 wordt de werkgelegenheidsgraad bij 20-64-jarigen geschat op 73,3%. In absolute termen betekent dit dat er in het tweede kwartaal van 2025 naar schatting 4.970.000 mensen van 20 tot en met 64 jaar aan het werk zijn in België. Als we de populatie van 15 jaar en ouder bekijken, gaat het om 5.177.000 werkende personen.

Bij mannen blijft de werkgelegenheidsgraad stabiel op 76,5%; bij vrouwen noteren we een stijging en is 70,1% van alle 20-64-jarigen aan het werk (grafiek 1).

Naar leeftijd zien we tussen het eerste en tweede kwartaal van 2025 geen significante evolutie bij de 20-54-jarigen, maar bij de 55-64-jarigen blijft de stijgende trend van de afgelopen kwartalen zich doorzetten (grafiek 2). De werkgelegenheidsgraad van 20-54-jarigen en 55-64-jarigen bedraagt in het tweede kwartaal van 2025 respectievelijk 76,5% en 62,4%.

De werkgelegenheidsgraad in Vlaanderen wordt in het tweede kwartaal van 2025 geschat op 77,8%, een cijfer dat stabiel blijft ten opzichte van vorig kwartaal (grafiek 3). In Wallonië noteren we een toename van de werkgelegenheidsgraad, die in het tweede kwartaal van 2025 geschat wordt op 68,4% ten opzichte van 66,8% in vorig kwartaal. En ook de Brusselse werkgelegenheidsgraad evolueert gunstig met een stijging van 61,9% naar 64,4%, waarmee het cijfer opnieuw op het gemiddelde niveau van vorig jaar komt (gemiddelde 2024: 64,1%).

De werkgelegenheidsgraad van laag-, midden- en hooggeschoolden bedraagt respectievelijk 47,9%, 67,8% en 86,5% (grafiek 4). We noteren een toename bij de laaggeschoolden en een stabilisatie bij de midden- en hooggeschoolden.

Werkloosheidsgraad bedraagt 5,9%

De IAB-werkloosheidsgraad wordt in het tweede kwartaal van 2025 geschat op 5,9%. Ook nu ligt de werkloosheidsgraad bij vrouwen lager dan deze bij mannen: bij vrouwen bedraagt het cijfer 5,0%; bij mannen 6,6% (grafiek 5).

In absolute termen zijn er in het tweede kwartaal van 2025 naar schatting 319.000 IAB-werklozen van 15 jaar en ouder: 130.000 vrouwen en 188.000 mannen.

De jeugdwerkloosheidsgraad (15-24-jarigen) bedraagt 14,5% in het tweede kwartaal van 2025 (grafiek 6). Bij de groep van 25-49-jarigen is in het tweede kwartaal van 2025 5,2% van de beroepsbevolking IAB-werkloos. De werkloosheidsgraad van 50-plussers bedraagt 4,9%.

Naar regio daalt de Brusselse werkloosheidsgraad opnieuw, nadat we in vorig kwartaal een stijging observeerden. De werkloosheidsgraad wordt er in het tweede kwartaal van 2025 geschat op 11,9% (grafiek 7). In Vlaanderen en Wallonië zien we geen significante evoluties: in Vlaanderen bedraagt de werkloosheidsgraad 3,8% en in Wallonië 7,8%.

Kijken we naar de evoluties volgens onderwijsniveau, dan zien we dat de IAB-werkloosheidsgraad van laaggeschoolden tussen het eerste kwartaal van 2025 en het tweede kwartaal van 2025 daalt van 16,8% naar 14,5%. Bij midden- en hooggeschoolden noteren we nagenoeg een stabilisatie van de werkloosheidsgraad. Het percentage werklozen in de beroepsbevolking bedraagt 6,4% bij de middengeschoolden en 3,4% bij de hooggeschoolden (grafiek 8).

Transities op de arbeidsmarkt

Op basis van de paneldata waarover de enquête naar de arbeidskrachten beschikt, kunnen we ook verschuivingen of transities in het arbeidsmarktstatuut van individuele personen waarnemen. Zo zien we dat vier op de tien werklozen uit het tweede kwartaal van 2024 een jaar later nog steeds werkloos is. Meer informatie hierover is hier te vinden

Methodologische noot

De gerapporteerde cijfers vormen schattingen op basis van een steekproefenquête. Ze zijn gebaseerd op een effectieve steekproef van 24.000 personen (respondenten) tussen 15 en 89 jaar in het tweede kwartaal van 2025. Het gaat om ongeveer 11.000 respondenten in Vlaanderen, 9.500 in Wallonië en 3.500 in Brussel.

De Enquête naar de Arbeidskrachten is een continue enquête. Dat wil zeggen dat de steekproef gelijk verdeeld is over de 52 (referentie)weken van het jaar.  De geselecteerde respondenten beantwoorden een vragenlijst die hoofdzakelijk betrekking heeft op hun activiteit in de loop van een gegeven referentieweek. De hier gepresenteerde gegevens geven gemiddelden voor het kwartaal weer.

Aangezien de EAK-vragenlijst sinds het eerste kwartaal van 2021 gewijzigd is, net als de IAB-definities over werkgelegenheid en werkloosheid, starten de hier gepresenteerde grafieken vanaf het eerste kwartaal van 2021 (en niet vroeger omdat er een breuk is tussen het vierde kwartaal van 2020 en het eerste kwartaal van 2021).

Ondanks de grote steekproef waarop de cijfers gebaseerd zijn, moet men (zoals bij alle resultaten op basis van een steekproef) rekening houden met een bepaalde onzekerheidsmarge rondom de geschatte cijfers. Die onzekerheid komt enerzijds voort uit steekproeffouten, dit zijn toevalsschommelingen te wijten aan het feit dat de resultaten gebaseerd zijn op een steekproef. Had er een andere steekproef getrokken geweest, dan had men een lichtjes verschillend resultaat bekomen. De graad van onzekerheid omwille van steekproeffouten wordt doorgaans uitgedrukt door middel van betrouwbaarheidsintervallen. De betrouwbaarheidsintervallen voor de werkgelegenheids- en werkloosheidsgraad bevinden zich in bijlagen 1 en 2.

We bevelen aan om de trends eerder te evalueren over meerdere kwartalen heen, vanuit de redenering dat bepaalde toevallige steekproeffluctuaties op die manier minder zichtbaar zijn.

Naast steekproeffouten zijn resultaten op basis van een enquête ook onvermijdelijk onderhevig aan niet-steekproeffouten. Deze kunnen verschillende oorzaken hebben zoals bijvoorbeeld enquêteurseffecten, dekkingsfouten, non-responsvertekening. Dit soort fouten zijn veel moeilijker meetbaar en kwantificeerbaar en dienen geëvalueerd te worden op basis van kwaliteitsrapporten en informatie over de methodologie van de enquête.

Definities

De enquête is geharmoniseerd op Europees niveau. De definities over werkgelegenheid en werkloosheid die worden gehanteerd (zie tab “documentatie”) zijn die van het Internationaal Arbeidsbureau (IAB), waardoor een vergelijkbaarheid van de resultaten op internationaal vlak wordt gewaarborgd.

De werkgelegenheidsgraad van 20-64-jarigen geeft het percentage werkende personen in de totale bevolking van 20 tot en met 64 jaar weer.

De werkloosheidsgraad van 15-64-jarigen geeft het percentage werklozen in de beroepsbevolking (werkende personen + werklozen) van 15 tot en met 64 jaar weer.

Laaggeschoolden zijn personen die maximaal een diploma hebben van het lager secundair onderwijs. Middengeschoolden zijn personen die een diploma behaald hebben van het hoger secundair onderwijs, maar geen diploma van het hoger onderwijs. Hooggeschoolden hebben een diploma van het hoger onderwijs.

Bijlagen

Bijlage 1: Betrouwbaarheidsintervallen voor de werkgelegenheidsgraad van 20-64-jarigen (T2 2025)

  Schatting T2 2025 Betrouwbaarheidsinterval
Ondergrens Bovengrens
België 73,3% 72,5% 74,1%
Mannen 76,5% 75,4% 77,5%
Vrouwen 70,1% 69,0% 71,3%
Brussels Hoofdstedelijk Gewest 64,4% 62,3% 66,6%
Vlaams Gewest 77,8% 76,7% 78,9%
Waals Gewest 68,4% 67,1% 69,8%
20-54 jaar 76,5% 75,6% 77,4%
55-64 jaar 62,4% 60,7% 64,0%
Laaggeschoold 47,9% 45,5% 50,3%
Middengeschoold 67,8% 66,5% 69,2%
Hooggeschoold 86,5% 85,6% 87,5%

Bijlage 2: Betrouwbaarheidsintervallen voor de werkloosheidsgraad van 15-64-jarigen (T2 2025)

  Schatting T2 2025 Betrouwbaarheidsinterval
Ondergrens Bovengrens
België 5,9% 5,3% 6,4%
Mannen 6,6% 5,8% 7,4%
Vrouwen 5,0% 4,4% 5,7%
Brussels Hoofdstedelijk Gewest 11,9% 10,0% 13,7%
Vlaams Gewest 3,8% 3,2% 4,4%
Waals Gewest 7,8% 6,8% 8,8%
15-24 jaar 14,5% 12,0% 17,1%
25-49 jaar 5,2% 4,5% 5,8%
50-64 jaar 4,9% 4,0% 5,8%
Laaggeschoold 14,5% 12,2% 16,8%
Middengeschoold 6,4% 5,6% 7,3%
Hooggeschoold 3,4% 2,8% 4,0%
Overzicht
Content
Tabel 1

Enquête naar de arbeidskrachten (EAK)

Doel en korte beschrijving

De steekproefenquête naar de arbeidskrachten is een enquête bij particuliere huishoudens, die gedurende het hele jaar wordt gehouden. Ze is gebaseerd op de antwoorden van ongeveer 110.000 personen (respondenten) van 15-89 jaar.

Haar voornaamste doelstelling is de populatie van 15-89 jaar op te delen in drie groepen (nl. werkende personen, werklozen en niet-beroepsactieve personen), en over elk van deze categorieën beschrijvende en verklarende gegevens te verstrekken. Deze enquête wordt ook in de andere EU-lidstaten uitgevoerd en wordt gecoördineerd door de statistische dienst van de Europese Unie, EUROSTAT. In België wordt de EAK georganiseerd door Statbel (Algemene Directie Statistiek - Statistics Belgium). De bedoeling is informatie te vergaren die op Europees vlak vergelijkbaar is, o.m. inzake werkgelegenheids- en werkloosheidscijfers overeenkomstig de definities van het Internationaal Arbeidsbureau (IAB), en daarnaast gegevens te verzamelen en te verspreiden die elders niet verkregen kunnen worden. Voorbeelden hiervan zijn mobiliteit van de werknemers, motivatie voor deeltijds werken, de verschillende vormen van tijdelijke arbeid, beroep, onderwijsniveau van de bevolking op beroepsactieve leeftijd,…

Populatie

Leden van privé-huishoudens van 15-89 jaar

Basis van de steekproef

Demografische gegevens van het Rijksregister

Dataverzamelingsmethode en eventuele steekproefomvang

De informatie wordt voor de eerste bevraging verzameld via face to face interviews. Sinds 2017 volgen daarna nog drie kortere opvolgbevragingen die via het web of telefonisch gebeuren.

Gezinnen die uitsluitend bestaan uit niet-beroepsactieve personen ouder dan 64 jaar mogen ook telefonisch worden bevraagd.

Jaarlijks nemen in België ongeveer 34.000 unieke huishoudens deel aan deze enquête.

Respons

Gemiddeld bedraagt de respons in de eerste bevraging 68% en in de opvolgbevragingen tussen de 90% en 95%.

Frequentie

Driemaandelijks.

Timing publicatie

Resultaten beschikbaar +/- 3 maanden na de referentieperiode

Formulieren

Definities

De enquête is geharmoniseerd op Europees niveau. De definities over werkgelegenheid en werkloosheid die worden gehanteerd zijn die van het Internationaal Arbeidsbureau (IAB), waardoor een vergelijkbaarheid van de resultaten op internationaal vlak wordt gewaarborgd.

  • Personen met een job (werkende personen) zijn personen die gedurende de referentieweek arbeid verrichtten ‘tegen betaling’ of met als doel ‘winst te maken’ ongeacht de duur (ook al was dit maar één uur), of die een job hadden maar tijdelijk afwezig waren. Men kan bijvoorbeeld tijdelijk afwezig zijn omwille van vakantie, ziekte, technische of economische redenen (tijdelijke werkloosheid),….

Ook de meewerkende familieleden worden tot de werkenden gerekend.

Sinds 2021 worden personen die een ononderbroken periode van langer dan drie maanden tijdelijke werkloos zijn bij de werklozen of niet-beroepsactieven gerekend en niet meer bij de werkenden.

  • Werklozen zijn alle personen die:

(a) tijdens de referentieweek geen werk hadden, d.w.z. niet in loondienst of als zelfstandige werkten;

(b) voor werk beschikbaar waren, d.w.z. voor werk in loondienst of als zelfstandige beschikbaar waren binnen twee weken na de referentieweek;

(c) actief werk zochten, d.w.z. gedurende de laatste vier weken met inbegrip van de referentieweek gerichte stappen hadden ondernomen om werk in loondienst of als zelfstandige te zoeken, of die werk hadden gevonden en binnen ten hoogste drie maanden zouden beginnen te werken.

Opgelet! De IAB‐werkloosheidscijfers staan los van een eventuele inschrijving bij VDAB, Actiris, FOREM of ADG, evenals van het ontvangen van een uitkering van de RVA, en zijn dus niet vergelijkbaar met de administratieve werkloosheidscijfers.

  • De beroepsbevolking is samengesteld uit de werkloze en de werkende bevolking.
  • Niet‐beroepsactieven zijn alle personen die niet beschouwd worden als personen met een betrekking of als werklozen.
  • De werkgelegenheidsgraad geeft het percentage werkende personen in een bepaalde leeftijdsgroep weer. 
  • De werkgelegenheidsgraad in het kader van de Europa 2020‐strategie geeft het percentage werkende personen in de bevolking van 20 tot 64 jaar weer. 
  • De werkloosheidsgraad geeft het percentage werklozen in de beroepsbevolking (werkende personen + werklozen) binnen een bepaalde leeftijdsgroep weer.
  • De activiteitsgraad geeft het percentage beroepsbevolking (werkende personen + werklozen) in de totale bevolking binnen een bepaalde leeftijdsgroep weer.

Bovenstaande indicatoren (werkgelegenheidsgraad, werkloosheidsgraad en activiteitsgraad) zijn de belangrijkste indicatoren om de arbeidsmarktevolutie op internationaal niveau te vergelijken.

Laaggeschoolden zijn die personen die maximaal een diploma hebben van het lager secundair onderwijs. Middengeschoolden zijn personen die een diploma behaald hebben van het hoger secundair onderwijs, maar geen diploma van het hoger onderwijs. Hooggeschoolden hebben een diploma van het hoger onderwijs.

Metadata

Rapporten en artikels

Methodologie enquêtes

Wetgeving