Administratief beschikbaar inkomen

Statbel DataLab: nieuwe statistieken, methoden en gegevensbronnen in beta-versie

Gemeentelijke armoedecijfers van 2021

DataLab
Gemeentelijke armoedecijfers van 2021

Statbel, het Belgische statistiekbureau, publiceert vandaag voor de eerste keer de cijfers over het armoederisico en de inkomensongelijkheden op gemeentelijk niveau.

  • In 2021 is Horebeke de gemeente met het laagste monetair armoederisico. Daar bevindt 3,2% van de bevolking zich onder de armoedegrens.
  • Daartegenover staat Sint-Joost-ten-Node, waar 34,6% van de bevolking een armoederisico loopt.
  • Attert heeft het hoogste mediaan inkomen en Sint-Joost-ten-Node het laagste.
  • Tegelijk zijn de inkomensongelijkheden het grootst in Attert en het kleinst in Sint-Jans-Molenbeek.
  • Deze cijfers komen overeen met die van 2020.

De nieuwe variabele fungeert als katalysator voor de gemeentelijke armoedecijfers

De officiële cijfers over het armoederisico op nationaal, regionaal en provinciaal niveau werden gepubliceerd op basis van de SILC-enquête. Het administratief equivalent beschikbaar inkomen[1] werd ontwikkeld op administratieve basis om zo nauw mogelijk aan te sluiten bij de SILC-concepten voor huishoudens en inkomen, en maakt eveneens gebruik van dezelfde definities. Het is dus voor het eerst mogelijk om het risico op inkomensarmoede op gemeentelijk niveau in kaart te brengen, maar deze cijfers vervangen geenszins de nationale, gewestelijke en provinciale armoedecijfers die Statbel publiceert op basis van gegevens van de SILC-enquête, die voldoen aan een Europese standaard waardoor statistieken binnen de EU vergeleken kunnen worden.

Voor meer duidelijkheid gebruiken we hier steeds "armoederisico" voor het administratieve armoederisico, "armoededrempel" voor de administratieve armoededrempel en "inkomen" voor het administratief equivalent beschikbaar inkomen.

De armoederisiconiveaus zijn het laagst in Vlaamse gemeenten en het hoogst in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

Het armoederisico geeft aan welk deel van de gemeentelijke bevolking een inkomen heeft dat onder de nationale armoedegrens ligt. De gemeenten met het laagste armoederisico liggen allemaal in het Vlaams Gewest: Horebeke (3,2%), Zwalm (3,4%), Holsbeek (3,5%), Oosterzele (3,7%) en Hoegaarden (3,7%). De gemeenten met het hoogste risico bevinden zich in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Sint-Joost-ten-Node (34,6%), Sint-Jans-Molenbeek (32,5%), Anderlecht (28,6%) en Schaarbeek (27,1%). De gemeente Dison in het Waalse Gewest (26,9%) behoort tot de top 5 van de gemeenten met het hoogste armoederisico.

80 gemeenten hebben een armoederisico dat lager is dan 5%. Alle provincies zijn vertegenwoordigd, behalve Waals-Brabant, en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Vlaams-Brabant staat aan kop met 25 gemeenten, gevolgd door Oost-Vlaanderen (20 gemeenten), Antwerpen (13 gemeenten), West-Vlaanderen (7 gemeenten) en Limburg (6 gemeenten). De Waalse provincies zijn minder goed vertegenwoordigd, met Luik (6 gemeenten) op de eerste plaats, gevolgd door Henegouwen, Luxemburg en Namen (elk 1 gemeente). Daartegenover hebben 21 gemeenten een armoederisico dat hoger is dan 20%. Ze liggen allemaal in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (10 gemeenten), in de Waalse provincies Henegouwen (6 gemeenten) en Luik (5 gemeenten).

Attert is de rijkste gemeente en Sint-Joost-ten-Node de armste

Het armoederisico geeft echter niet noodzakelijk een indicatie van hoe rijk een gemeente is. Daarvoor moeten we kijken naar het mediane inkomen per gemeente[1]. Het is veruit het hoogst in Attert met € 40.126, gevolgd door Kraainem (€ 35.642), Messancy (€ 35.246), Tervuren (€ 33.546) en Sint-Pieters-Woluwe (€ 33.473). In de top 10 van rijkste gemeenten staan er 5 in de provincie Luxemburg, 4 in Vlaams-Brabant en 1 in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Geen van deze gemeenten komt echter voor in de top 10 van gemeenten met het laagste armoederisico. Omgekeerd zijn er wel overeenkomsten in het onderste deel van de verdeling. Van de 10 gemeenten met het laagste mediane inkomen, zijn er 9 die deel uitmaken van de 10 gemeenten met het hoogste armoederisico. Het laagste mediane inkomen bevindt zich in Sint-Joost-ten-Node met € 18.341, gevolgd door Sint-Jans-Molenbeek (€ 18.533), Anderlecht (€ 19.517), Farciennes (€ 20.018) en Koekelberg (€ 20.230).

  Mediaan Arm.risico   Mediaan Arm.risico
Attert 40.126 euro 4,2% Sint-Joost-ten-Node 18.341 euro 34,6%
Kraainem 35.642 euro 6,2% Sint-Jans-Molenbeek 18.533 euro 32,5%
Messancy 35.246 euro 6,2% Anderlecht 19.517 euro 28,6%
Tervuren 33.546 euro 5,4% Farciennes 20.018 euro 25,5%
Sint-Pieters-Woluwe 33.473 euro 8,7% Koekelberg 20.230 euro 26,0%
Wezembeek-Oppem 33.070 euro 6,5% Charleroi 20.319 euro 25,9%
Etalle 32.932 euro 5,3% Schaarbeek 20.569 euro 27,1%
Aarlen 32.856 euro 9,3% Dison 20.711 euro 26,9%
Saint-Léger 32.520 euro 7,6% Brussel 20.806 euro 25,1%
Overijse 32.424 euro 5,5% Seraing 21.052 euro 22,5%

50 gemeenten hebben een mediaan inkomen van meer dan € 30.000. Dat betekent dat meer dan de helft van de inwoners van deze gemeenten een administratief equivalent beschikbaar inkomen van meer dan € 30.000 heeft. Opvallend is dat 23 van deze gemeenten, of iets minder dan de helft, in Vlaams-Brabant liggen. De andere provincies zijn ook vertegenwoordigd, met uitzondering van West-Vlaanderen en Limburg: Luxemburg (8 gemeenten), Oost-Vlaanderen (6 gemeenten), Waals-Brabant (5 gemeenten), Antwerpen (3 gemeenten), Luik (2 gemeenten), net als Henegouwen, Namen en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (elk 1 gemeente).

Ongelijkheid het laagst in de armste gemeenten

De nieuwe cijfers geven aan de hand van de interkwartielafstand ons ook een beter inzicht in de omvang van de inkomensongelijkheid in Belgische gemeenten. Voor deze maat wordt het verschil tussen het derde en het eerste inkomenskwartiel per gemeente berekend en uitgedrukt in euro. Tussen deze twee ligt 50% van de gemeentelijke bevolking. Hoe kleiner dit verschil (uitgedrukt in euro), hoe minder inkomensongelijkheid er is. Het zegt niets over rijkdom of armoede, maar het geeft wel een idee van de diversiteit van inkomens binnen de gemeentelijke bevolking. Op basis van deze meting krijgen we een heel ander beeld dan hierboven. De gemeente met de laagste inkomensongelijkheid is Sint-Jans-Molenbeek (€ 10.048), gevolgd door Sint-Joost-ten-Node (€ 10.268), Farciennes (€ 10.293), Mesen (€ 10.422) en Saint-Nicolas (€ 10.820). Dat zijn allemaal gemeenten die slecht geclassificeerd zijn in termen van armoederisico en mediaan inkomen, d.w.z. gemeenten met hoge armoedecijfers en lage inkomens.

Attert daarentegen is de gemeente met de grootste inkomensongelijkheid, met een interkwartielafstand van € 26.803. Het wordt gevolgd door Aarlen (€ 25.699), Messancy (€ 24.464), Elsene (€ 23.658)[2][3] en Ukkel (€ 22.315). Een vergelijking met de bovengenoemde armoede-indicatoren ligt hier niet zo voor de hand. Attert en Messancy hebben een lager armoederisico en een hoger mediaan inkomen, Aarlen zit daar tussenin met een hoog mediaan inkomen en een vrij hoog armoederisico, terwijl Elsene en Ukkel een hoog armoederisico en een laag mediaan inkomen hebben.

De cijfers voor 2015 tot 2020 zijn ook beschikbaar

Statbel publiceert vandaag ook een chronologische reeks die teruggaat tot 2015. Omwille van een verbetering in de methodologie zijn de cijfers tot 2019 slechts tot op zekere hoogte vergelijkbaar met die vanaf 2020.

Er zijn geen grote veranderingen tussen de inkomens van 2020 en 2021. De top 5 gemeenten met het laagste armoederisico in 2020 zijn Zemst (3,8%), Zwalm (4,0%), Galmaarden (4,1%), De Pinte (4,1%) en Rotselaar (4,3%). Deze gemeenten liggen allemaal in het Vlaams Gewest. Met uitzondering van Zwalm zijn dit andere gemeenten dan in 2021, maar de cijfers zijn vergelijkbaar. In 2020 bedroeg het armoederisico in Horebeke 4,3%, in Oosterzele 4,4% en in Holsbeek en Hoegaarden 4,5%. Tot de slechtst gerangschikte gemeenten behoren opnieuw Sint-Joost-ten-Node (36,6%), Sint-Jans-Molenbeek (34,6%), Anderlecht (30,1%) en Schaarbeek (29,3%), net als Farciennes (28,2%).

In de top 5 van hoogste mediane inkomens in 2020 staan ook Attert (€ 38.869), Kraainem (€ 34.679), Messancy (€ 33.684) en Tervuren (€ 33.077), evenals Wezembeek-Oppem (€ 33.244). Onderaan de ranglijst vinden we dezelfde gemeenten in 2020 en in 2021: Sint-Joost-ten-Node met (€ 17.416), Sint-Jans-Molenbeek (€ 17.886), Anderlecht (€ 18.831), Farciennes (€ 19.183) en Koekelberg (€ 19.611).

4 van de 5 gemeenten met de laagste inkomensongelijkheid zijn in 2020 dezelfde als in 2021: Sint-Joost-ten-Node (€ 9.978), Sint-Jans-Molenbeek (€ 10.090), Farciennes (€ 10.519) en Mesen (€ 10.694), net als Houthulst (€ 10.649). De gemeenten met de hoogste inkomensongelijkheid blijven dezelfde. In 2020 was de inkomensongelijkheid ook het grootst in Attert, met een interkwartielafstand van € 25.718. Daarna volgen Aarlen (€ 25.122), Messancy (€ 23.875), Elsene (€ 23.453)[2][3] en Wezembeek-Oppem (€ 22.216)[3].


[1] Voor de hele bevolking wordt rekening gehouden met zowel belastbaar als niet-belastbaar (netto) inkomen (beroepsinkomen, sociale uitkeringen, pensioenen, leefloon, huurinkomsten, kapitaalinkomen, kinderbijslag, onderhoudsuitkeringen, enz.) Ze worden voor alle leden van het huishouden opgeteld om een administratief beschikbaar inkomen voor het huishouden te verkrijgen. Na een correctie volgens de samenstelling van het huishouden, wordt de variabele ‘administratief equivalent beschikbaar inkomen’ bekomen. Dat kan dus worden gebruikt om de cijfers over het inkomen en het armoederisico op gemeentelijk niveau te berekenen. Voor meer informatie, zie het tabblad Documentatie.

[2] Het percentage mensen waarmee geen rekening wordt gehouden, ligt tussen 10% en 15%. Het cijfer moet dus met de nodige voorzichtigheid worden geïnterpreteerd. Voor meer informatie, zie het tabblad Documentatie.

[3] Het percentage mensen van wie het inkomen wordt toegerekend vanwege internationale tewerkstelling ligt tussen 10% en 15%. Het cijfer moet dus met de nodige voorzichtigheid worden geïnterpreteerd. Voor meer informatie, zie het tabblad Documentatie.

Administratief armoederisico
Content
Interkwartiel afstand
Content

Doel en korte beschrijving

Het administratief beschikbaar inkomen is een derde pijler binnen de inkomensstatistieken die Statbel publiceert, naast de fiscale inkomens en de armoede-indicatoren op basis van EU-SILC, en biedt mogelijkheden om anders types van vragen te beantwoorden dan SILC en de fiscale statistieken.

SILC hanteert het beschikbaar inkomen op huishoudniveau als inkomensconcept, waarbij de inkomens van alle huishoudleden samen genomen worden. In een volgende stap wordt dit beschikbaar inkomen omgezet naar een equivalent beschikbaar inkomen door te corrigeren voor de huishoudsamenstelling. Op basis van deze enquête worden de armoederisicocijfers gepubliceerd, tot op provinciaal niveau. De steekproefgrootte laat echter niet toe om ook op een lager geografisch niveau analyses te doen. Statistieken op basis van fiscale inkomens zijn wel beschikbaar tot het niveau van de statistische sector, maar beperken zich tot de belastbare inkomens in het kader van de aangifte van de personenbelasting. Niet-belastbare inkomens zijn niet meegenomen, en er is evenmin een correctie voor de huishoudsamenstelling.

De variabele 'equivalent administratief beschikbaar inkomen' komt tegemoet aan een stijgende vraag naar gemeentelijke inkomens- en armoedecijfers. Hiervoor gebruikt het een inkomensconcept dat op basis van administratieve bronnen het inkomensconcept van SILC zo goed mogelijk probeert te evenaren. Voor de volledige populatie zijn zowel belastbare als niet-belastbare inkomens opgenomen. Die worden voor alle huishoudleden samen genomen tot een administratief beschikbaar inkomen van het huishouden. Na een correctie voor de huishoudsamenstelling ontstaat de variabele ‘equivalent administratief beschikbaar inkomen’ die gebruikt kan worden voor gemeentelijke inkomens- en armoedecijfers. Constructie van de variabele 'equivalent administratief beschikbaar inkomen'

Constructie van de variabele 'equivalent administratief beschikbaar inkomen'

De constructie van de variabele 'equivalent administratief beschikbaar inkomen', verloopt in verschillende stappen.

1. Ruggengraat

In eerste instantie wordt de demografische databank Demobel van Statbel als ruggengraat gebruikt. Deze databank biedt het overzicht van individuen binnen huishoudens voor de wettelijke Belgische bevolking, en omvat zowel personen die in private als in collectieve huishoudens leven. Personen die in een collectief huishouden leven, beschouwen we voor deze variabele als alleenstaanden indien ze 18 jaar of ouder zijn. Personen jonger dan 18 jaar die in een collectief huishouden wonen, worden uitgesloten van de populatie, net zoals private huishoudens die enkel uit minderjarigen bestaan.

2. Inkomensbronnen

In een tweede stap worden de belastbare, niet-belastbare en gesimuleerde inkomens op individueel niveau toegevoegd aan de populatie:

  • Bron belastbaar inkomen (bruto belastbaar): IPCAL en Belcotax databanken van de FOD Financiën (beroepsinkomsten, sociale uitkeringen naar aanleiding van werkloosheid, ziekte, invaliditeit, pensioen, huurinkomsten, inkomsten uit kapitalen, ontvangen onderhoudsuitkeringen).
  • Bronnen niet-belastbaar inkomen:
    • Databank (equivalent) leefloon van de POD Maatschappelijke Integratie
    • Databanken zorgbudget voor ouderen met een zorgnood van FOD Sociale Zekerheid, Vlaamse Gemeenschap, AVIQ en Iriscase.
    • Databank zorgbudget voor zwaar zorgbehoevenden van de Vlaamse Gemeenschap.
    • Databank zorgbudget voor personen met een handicap van de Vlaamse Gemeenschap.
    • Databank inkomensvervangende tegemoetkoming van de FOD Sociale Zekerheid.
    • Databank integratietegemoetkoming van de FOD Sociale Zekerheid.
  • Gesimuleerd inkomen:
    • Kraamgeld
    • Kinderbijslag

Vervolgens worden een aantal posten in mindering gebracht:

  • Betaalde onderhoudsgelden
  • Bedrijfsvoorheffing
  • Voorafbetalingen
  • Bijzondere bijdrage voor de sociale zekerheid

Tot slot wordt rekening gehouden met de afrekening van de inkomensbelasting door het terug te betalen bedrag in mindering te brengen, of het terug te krijgen bedrag erbij op te tellen. De inkomens en uitgaveposten van alle individuele huishoudleden worden samengeteld tot het ‘administratief beschikbaar inkomen’ op huishoudniveau.

3. Equivalent maken

In een derde stap wordt het administratief beschikbaar inkomen op huishoudniveau omgezet naar een equivalent administratief beschikbaar inkomen. Dit is als het ware het deel van het huishoudinkomen dat wordt toegekend aan elk huishoudlid. Hiervoor delen we het totaal administratief beschikbaar inkomen op huishoudniveau niet door het aantal huishoudleden omdat deze leden bepaalde kosten delen. We hanteren daarom een equivalentieschaal, identiek aan deze die in SILC wordt gebruikt en als volgt wordt berekend:

  • Een gewicht van 1 wordt toegekend aan de referentiepersoon in het huishouden.
  • Een gewicht van 0.5 wordt toegekend aan elke andere persoon van 14 jaar of ouder.
  • Een gewicht van 0.3 wordt toegekend aan elke andere persoon tot en met 13 jaar.

4. Gegevensverwerking

Het equivalent administratief beschikbaar inkomen van bepaalde personen blijkt echter zeer laag of nul te zijn. Een deel van hen kunnen geïdentificeerd worden als internationale ambtenaren op basis van informatie uit de IPCAL databank, het Rijksregister en de Lijst van de Europese instellingen. Voor hen en hun huishoudleden veronderstellen we inkomens die zich bovenaan de inkomensverdeling situeren, en imputeren we een fictief equivalent administratief beschikbaar inkomen gelijk aan de waarde van het 95ste percentiel, rekening houdend met de huishoudsamenstelling. Dit is geen probleem aangezien enkel kwartielen, een administratieve armoededrempel (op basis van de mediaan) en een administratieve armoedegraad (op basis van de administratieve armoededrempel) worden gepubliceerd.
Voor de overige nulinkomens en lage inkomens, wordt een bijkomende analyse uitgevoerd op basis van het 5de percentiel op gemeentelijk niveau. Op basis hiervan wordt jaarlijks de grens ‘te laag equivalent administratief beschikbaar inkomen’ bepaald. Personen met een equivalent administratief beschikbaar inkomen onder die grens hebben een abnormaal lage waarde die voor verdere analyses gewijzigd wordt naar een ontbrekende waarde. Deze personen worden met andere woorden niet meegenomen in de berekeningen.
Tot slot zijn er eveneens personen wiens equivalent administratief beschikbaar inkomen uitsluitend bestaat uit gesimuleerd inkomen (kraamgeld en kinderbijslag). Ook deze waarden worden op ontbrekend gezet en niet meegenomen in de berekeningen.
De variabele 'equivalent administratief beschikbaar inkomen' is nu finaal.

Populatie

De wettelijke Belgische bevolking op 1 januari van het jaar volgend op het inkomensreferentiejaar (zowel in private als in collectieve huishoudens). Cijfers van 2021 hebben bijvoorbeeld betrekking op de inkomens van 2021 voor de populatie op 1 januari 2022.

Personen in collectieve huishoudens worden beschouwd als alleenstaanden. Minderjarigen in collectieve huishoudens zijn uitgesloten van de populatie. Private huishoudens bestaande uit enkel minderjarigen worden ook uitgesloten van de populatie.

Frequentie

Jaarlijks, beschikbaar sinds 2015.

Timing publicatie

Resultaten zijn ongeveer 27 maanden na de referentieperiode beschikbaar.

Definities

Administratieve armoededrempel: De administratieve armoededrempel wordt berekend op dezelfde wijze als de officiële armoededrempel op basis van SILC, namelijk 60% van het nationaal mediaan equivalent administratief beschikbaar inkomen.

Administratief armoederisico: Het administratief armoederisico wordt berekend op dezelfde wijze als het officiële armoederisico op basis van SILC, namelijk het percentage personen met een equivalent administratief beschikbaar inkomen dat onder de administratieve armoededrempel ligt.

Opmerkingen

  • Deze cijfers laten toe om op gemeentelijk niveau inkomens- en armoedecijfers te publiceren. De methodologie benadert zo goed als mogelijk die van SILC, maar het inkomensconcept in SILC is nog ruimer dan dat van het administratief beschikbaar inkomen; SILC omvat eveneens studiebeurzen, meer huurinkomens, huisvestingstoelagen, ontvangen transfers buiten alimentatie, vermogensinkomens, betaalde transfers buiten alimentatie en onroerende voorheffing. Deze cijfers vervangen dus op geen enkele manier de nationale, regionale en provinciale armoedecijfers op basis van SILC die door Statbel gepubliceerd worden.
  • Om de betrouwbaarheid van de gepubliceerde statistieken te bewaken, wordt voor elke gemeente nagegaan of het percentage personen wiens equivalent administratief beschikbaar inkomen op ontbrekend is gezet (wegens nul, onder de grens ‘te laag equivalent administratief beschikbaar inkomen, uitsluitend gesimuleerd) niet te hoog is:
    • Indien dit kleiner is dan 10%: publicatie.
    • Indien dit tussen de 10% en 15% is: publicatie met waarschuwing.
    • Indien dit meer dan 15% is: geen publicatie.
  • Om de betrouwbaarheid van de gepubliceerde statistieken te bewaken, wordt voor elke gemeente nagegaan of het percentage personen wiens equivalent administratief beschikbaar inkomen geïmputeerd is wegens internationale tewerkstelling niet te hoog is:
    • Indien dit kleiner is dan 10%: publicatie.
    • Indien dit tussen de 10% en 15% is: publicatie met waarschuwing.
    • Indien dit meer dan 15% is: geen publicatie.
  • De gedetailleerde informatie over de internationale ambtenaren uit de lijst van Europese instellingen is pas sinds 2020 beschikbaar, net zoals fiscale inkomens van personen die door de FOD Financiën als niet-inwoner worden beschouwd. Cijfers tot en met 2019 zijn dus van iets mindere goede kwaliteit en niet te vergelijken met cijfers vanaf 2020.
  • Omwille van het lage bevolkingsaantal in Herstappe, zijn de resultaten van Herstappe en Tongeren samengevoegd.