Vrouwen en jonge generaties zijn vaker hoogopgeleid
In België heeft in 2021 10%[1] van de bevolking van 25 tot 64 jaar, d.w.z. de bevolking op beroepsactieve leeftijd en die meestal de schoolopleiding heeft beëindigd, geen diploma of hoogstens een diploma lager onderwijs, 17% een diploma van het lager secundair onderwijs, 37% van het hoger secundair onderwijs en 37% van het hoger onderwijs Vrouwen hebben een hoger onderwijsniveau dan mannen. Zo hebben 42% van de vrouwen een diploma hoger onderwijs tegenover 32% van de mannen. Dat blijkt uit de laatste resultaten van de Census die Statbel, het Belgische statistiekbureau, uitvoert over het onderwijs van de residentiële bevolking in België.
Het aandeel van de 25-64-jarigen zonder diploma of met maximaal een diploma lager onderwijs is het hoogst in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest: 18% tegenover 9% in het Waals en Vlaams Gewest.
In het Vlaams Gewest heeft 77% van de bevolking van 25 tot 64 jaar minstens een diploma hoger secundair onderwijs, waarbij er een klein verschil bestaat tussen mannen en vrouwen (79% voor vrouwen en 75% voor mannen). In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest ligt dat aandeel lager (66%). De kloof tussen mannen en vrouwen is er eveneens klein (68% voor vrouwen en 65% voor mannen). In het Waals Gewest behaalde 69% van de 25-64-jarigen minstens een diploma hoger secundair onderwijs. Daar is er echter een duidelijk contrast tussen mannen en vrouwen: 73% is vrouw en 66% is man.
In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest heeft 42% van de bevolking van 25 tot 64 jaar een diploma hoger onderwijs. In het Waals Gewest is dat 33%, in het Vlaams Gewest 38%. De kloof tussen mannen en vrouwen bedraagt 6 procentpunten in Brussel, tegenover 10 in Vlaanderen en 11 in Wallonië.
Verschillen tussen de gemeenten
Op gemeentelijk niveau onderscheiden de gemeenten in het zuiden van Brussel, het centrum van Vlaams-Brabant en het westen van Waals-Brabant zich duidelijk van de rest van het land door hun hogere onderwijsniveaus bij zowel mannen als vrouwen tussen 25 en 64 jaar. Andere gemeenten, met name de gemeenten rond Gent, Antwerpen, Aarlen en ten zuiden van Luik, vertonen ook hoge percentages.
In alle gemeenten is het aandeel vrouwen met een hoog onderwijsniveau (hoger onderwijs) groter dan dat van mannen, vooral in de overgrote meerderheid van de gemeenten ten zuiden van Samber en Maas.
Evolutie van het onderwijsniveau
In België is het onderwijsniveau geleidelijk gestegen; daarbij meer voor vrouwen dan voor mannen. In 2011 heeft 36% van de 25-34-jarige vrouwen een diploma hoger onderwijs behaald. Dat is gestegen tot 42% in 2021. Bij mannen is dit percentage van 30% naar 32% gestegen.
De kloof tussen het percentage mannen met een diploma hoger onderwijs en het percentage vrouwen wordt groter, vooral in Wallonië. In 2011 had 34% van de Waalse vrouwen een diploma hoger onderwijs, tegenover 27% van de mannen. In 2021 steeg dit tot 39% voor vrouwen en 28% voor mannen.
In Vlaanderen is het verschil iets minder groot. In 2011 heeft 36% van de vrouwen een diploma van het hoger onderwijs behaald. Dat stijgt tot 43% in 2021. Van de mannen had in 2011 30% een diploma hoger onderwijs; in 2021 was dit 33%.
In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest had in 2011 42% van de vrouwen een diploma hoger onderwijs. Dit percentage steeg tot 45% in 2021. 37 % van de mannen had in 2011 een diploma hoger onderwijs; in 2021 was dit 39%.
Grote verschillen volgens leeftijd
De verdeling van het onderwijsniveau volgens leeftijd illustreert op een andere manier de algemene stijging van het onderwijsniveau en het feit dat deze stijging meer uitgesproken is bij vrouwen dan bij mannen.
Over het algemeen daalt het aandeel mannen en vrouwen met maximum een diploma lager onderwijs in de jongste leeftijdsgroepen.
Onder de personen van 65 jaar en ouder is het aandeel laaggeschoolde vrouwen (maximaal lager secundair onderwijs) hoger dan dat van mannen. Omgekeerd zijn vrouwen onder de 60 vaker hoogopgeleid dan mannen.
Opmerkingen
Vergelijken met de vorige Census vereist enige voorzichtigheid, aangezien deze publicatie zich baseert op de Belgische bevolking, terwijl de Census 2011 zich baseert op de Europese definitie van de bevolking.
Informatie over het verschil tussen de Belgische bevolking en die van de Census 2011 is hier beschikbaar.
Vergelijkingen met de resultaten van enquêtes zoals de EAK (Enquête naar de arbeidskrachten) dienen eveneens met enige voorzichtigheid benaderd te worden. De resultaten die in de Census worden gepresenteerd, weerspiegelen het hoogste onderwijsniveau dat volgens de beschikbare administratieve gegevens is behaald, terwijl de cijfers van de EAK gebaseerd zijn op een enquête die het hoogste onderwijsniveau meet dat door (een steekproef van) respondenten werd behaald. Beide bronnen hebben hun eigen kenmerken, alsook hun voor- en nadelen. De EAK heeft bijvoorbeeld minder het probleem van ontbrekende waarden in het onderwijs, zoals diploma's die in het buitenland zijn behaald, maar meetfouten en andere vormen van vertekening die kenmerkend zijn voor dit type enquête kunnen wel voorkomen. Aan de andere kant is het grote voordeel van de huidige administratieve gegevens dat de cijfers beschikbaar zijn op een zeer gedetailleerd niveau en ze daarom aan andere administratieve bronnen kunnen worden gekoppeld. Meer gedetailleerde informatie over de specifieke verschillen tussen de twee bronnen is beschikbaar in deze toelichting.
[1] De percentages werden berekend op basis van de gekende diploma’s. Het percentage ontbrekende gegevens bedraagt voor België 6%: 5% in Vlaanderen en Wallonië en 17% in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Deze indicator toont het aandeel van de bevolking van 20 jaar of ouder met een diploma van het hoger onderwijs.
Bijna een derde (32%) van de Belgische bevolking van 20 jaar of ouder heeft een diploma van het hoger onderwijs. Dit aandeel schommelt van 29% in Wallonië en 32% in Vlaanderen tot 38% in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Een belangrijke zone die het zuiden van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, het centrum van Vlaams-Brabant en van Waals-Brabant omvat, onderscheidt zich duidelijk van de rest van het land door hoge opleidingsniveaus. Andere gemeenten, met name rond Gent, Aarlen en ten zuiden van Charleroi en Luik, vertonen ook hoge percentages. Sint-Pieters-Woluwe, in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, is recordhouder: 60,5% van de inwoners van 20 jaar of ouder is er in het bezit van een diploma van het hoger onderwijs.
Doel en korte beschrijving van de Census
De Census 2021 is een momentopname van de bevolking die in België woont op 1 januari 2021. De Census levert een breed scala aan cijfers op over de woningen en de demografische, socio-economische en onderwijskundige kenmerken van de burgers. Het doel van de Census is dubbel: beantwoorden aan de Europese verordening[1] en statistieken produceren voor specifieke nationale noden (openbaar bestuur, internationale organisaties, onderzoekers, ondernemingen en particulieren).
Vroeger was de Census een exhaustieve enquête onder alle burgers, maar sinds 2011 is deze uitsluitend gebaseerd op administratieve databanken.
Definities
De verschillende statistische eenheden
De bevolking
De bevolking in de Census 2021 is de residentiële bevolking zoals ingeschreven in het Rijksregister van de natuurlijke personen (RRNP) op 1 januari 2021. De Belgische bevolking omvat Belgen en niet-Belgen die toegelaten of gemachtigd zijn om zich te vestigen of om te verblijven op het grondgebied, maar omvat niet de niet-Belgen die minder dan drie maanden op het grondgebied verblijven, de asielzoekers en de niet-Belgen in onregelmatige situatie[2].
Particuliere huishoudens
Deze groep omvat personen die alleen wonen, of meerdere personen die samenwonen en samen voorzien in hun levensonderhoud.
Familiekernen
Een familiekern bestaat uit twee of meer personen die deel uitmaken van hetzelfde huishouden en die verwant zijn als man en vrouw, als partners in een geregistreerd partnerschap, als samenwonende partners of als ouder en kind.
Woonverblijven
Dit omvat alle verblijven die dienen als onderkomen voor een of meerdere personen.
Conventionele woningen
Conventionele woningen worden gedefinieerd als structureel gescheiden, onafhankelijke ruimten die bestemd zijn voor permanente menselijke bewoning. Op de dag van de telling kunnen ze ofwel bewoond worden, ofwel leeg staan, ofwel als vakantieverblijf of tweede verblijfplaats dienen.
Bewoonde conventionele woningen
Het gaat om conventionele woningen die dienen als gewone verblijfplaats voor één of meerdere particuliere huishoudens.
Definitie van de variabelen
Geslacht
Deze variabele wordt gebruikt om mannen van vrouwen te onderscheiden.
Leeftijd
De leeftijd wordt aangeduid in verstreken jaren op 1 januari 2021.
Gewone verblijfplaats
De verblijfplaats is diegene die geregistreerd staat in het Rijksregister op 1 januari 2021.
Het gaat dus om de wettelijke verblijfplaats.
De Belgische gemeenten werden tussen 2011 en 2021 gewijzigd. In de vergelijkingen op deze site werden de cijfers van 2011 uitgesplitst volgens de gemeenten in 2021.
Agglomeratie
Een agglomeratie is een aaneengesloten bebouwd gebied, d.w.z. een gebied dat gedefinieerd wordt door een groep mensen die in bij elkaar gelegen of aan elkaar grenzende gebouwen wonen. Deze zone bestaat uit een groep gebouwen waarbij geen enkel gebouw meer dan 200 meter van het naaste naburige gebouw verwijderd is.
De Belgische gemeenten werden tussen 2011 en 2021 gewijzigd. In de vergelijkingen op deze site werden de cijfers van 2011 uitgesplitst volgens de gemeenten in 2021.
Onderwijsniveau
Dit is het hoogst behaalde onderwijsniveau dat men met succes heeft voltooid.
Studiegebied
Het studiegebied van het diploma wordt ingedeeld volgens de nomenclatuur ISCED-F 2013 (https://statbel.fgov.be/nl/open-data/code-isced-f-2013-4-cijfers)
Opmerking
Vergelijken met de vorige Census vereist enige voorzichtigheid, aangezien deze publicatie zich baseert op de Belgische bevolking en de Census op de Europese definitie van de bevolking. Meer info over verschil tussen de Belgische bevolking en de Census of Europese bevolking.
Ook vergelijkingen met enquêteresultaten zoals de EAK (Enquête naar de Arbeidskrachten) gebieden enige voorzichtigheid. De resultaten gepresenteerd in het kader van de voorbereiding van de Census geven het hoogste onderwijsniveau volgens de beschikbare administratieve gegevens weer, terwijl de EAK-cijfers gebaseerd zijn op een enquête waarin gepeild wordt naar het hoogste onderwijsniveau van (een steekproef van) respondenten. Beide bronnen hebben hun eigen kenmerken en hebben zowel voor- als nadelen. Zo heeft de EAK minder te kampen met het probleem van ontbrekende waarden op het onderwijsniveau, zoals bv. diploma's behaald in het buitenland, maar kunnen er dan weer meetfouten en andere vormen van vertekening optreden die eigen zijn aan dit soort enquêtes. Het grote voordeel van de huidige administratieve gegevens is dan weer dat de cijfers op zeer gedetailleerd niveau beschikbaar zijn en daardoor ook gekoppeld kunnen worden aan andere administratieve bronnen. Meer gedetailleerde informatie over de specifieke verschillen tussen beide bronnen is op aanvraag beschikbaar bij Statbel.
Metadata
Metadata voor het thema "onderwijs"
Vergelijking onderwijsniveau in EAK en Census
Vergelijking onderwijsniveau in EAK en census - Samenvatting
[1] UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2017/543 VAN DE COMMISSIE van 22 maart 2017 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 763/2008 van het Europees Parlement en de Raad betreffende volks- en woningtellingen, wat de technische specificaties voor de thema's en voor de uitsplitsingen daarvan betreft.
[2]Meer informatie over de manier waarop deze bevolking wordt bepaald