Werkenden passen regelmatig werktijden aan in 2019

Werk & Opleiding
Werkenden passen regelmatig werktijden aan in 2019

20,6% van de werkenden moet minstens één keer in de week zijn werktijden aanpassen omdat het noodzakelijk is voor het werk. Nog een kleiner aantal moet dit niet wekelijks maar maximum een paar maal per maand doen (16,1%) en 16,8% minder dan eenmaal per maand. Iets minder dan de helft van de werkenden van 15 jaar en meer (46,3%) moet nooit zijn werktijden aanpassen.

Dat blijkt uit de nieuwe resultaten van Statbel, het Belgische statistiekbureau. In 2019, het jaar vóór het uitbreken van het coronavirus (COVID 19) in ons land, werden ruim 20.000 loontrekkenden en zelfstandigen bevraagd over hun werkorganisatie en werktijdregelingen. De vragen werden toegevoegd aan de Enquête naar de Arbeidskrachten. Een aantal andere resultaten uit deze studie zijn:

  • 62,6% wordt niet buiten de werkuren gecontacteerd; 13,4% meer dan twee maal in een periode van 2 maanden en moet dan voor de volgende werkdag actie ondernemen.
  • 75,3% werkt doorgaans op de locatie van de werkgever of in het geval van zelfstandigen, in de eigen bedrijfsruimte.
  • 60% van de werkenden van 15 jaar en ouder – loontrekkenden en zelfstandigen - die in België wonen heeft een reistijd van thuis naar de werkplek die minder dan een half uur duurt; voor 11% duurt het traject een uur of langer.
  • Hooggeschoolden en mannen leggen vaker een langer traject af naar het werk, ook personen die niet in hun eigen gewest werken
  • 12,7% van de loontrekkenden doet aan telewerk.

Flexibiliteit tijdens de werktijd

20,6% van de werkenden moet minstens één keer per week zijn werktijden aanpassen omdat dit nodig is voor het werk

Het aantal uren en het tijdstip van de prestaties zijn meestal schriftelijk of mondeling bepaald. Wanneer de hoeveelheid werk toeneemt of deadlines strak zijn of wijzigen, is het soms nodig om de werktijden te wijzigen op verzoek van de werkgever, de klanten of omdat de werkende zelf vindt dat het nodig is.

Een verandering van werktijden kan betekenen dat men vroeger of later moet beginnen, langer moet werken of een shift moet wijzigen of extra doen.

Iets minder dan de helft van de werkenden van 15 jaar en meer (46,3%) moet zijn werktijden nooit aanpassen.

20,6% moet minstens één keer in de week een aanpassing doen. Nog een kleiner aantal moet dit niet wekelijks maar maximum een paar maal per maand doen (16,1%) en 16,8% minder dan één keer per maand.

Flexibiliteit: hoe vaak men een verandering aan zijn werktijden moet aanbrengen omdat dit nodig is voor het werk*

  Geslacht totaal loontrekkenden totaal zelfstandigen en helpers
mannen vrouwen totaal
Ten minste één keer per week 24,7% 15,9% 20,6% 16,5% 44,0%
Niet wekelijks maar ten minste één keer per maand 16,0% 16,3% 16,1% 16,3% 15,1%
Minder dan één keer per maand 16,4% 17,3% 16,8% 17,9% 10,3%
Nooit 42,7% 50,4% 46,3% 49,1% 30,3%
Geen antwoord/weet niet 0,3% 0,1% 0,2% 0,2% 0,3%
Totaal 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0%
* doelgroep: alle personen van 15 jaar en meer met een job

Hooggeschoolden moeten op het vlak van werktijden het meest flexibel zijn. 25,5% van hen past minstens eenmaal per week zijn werktijden aan terwijl dat percentage bij laag- en middengeschoolden lager is (14,1% en 17,5%).

Er zijn grote verschillen tussen werknemers en zelfstandigen. 44% van de zelfstandigen moet wekelijks minstens één keer zijn uren aanpassen en bij zelfstandigen met personeel is dit zelfs 53,6%.
Bij loontrekkenden komt dit veel minder voor (16,5%): het vaakst bij bedienden in de privésector (19,6%) en bij statutairen in de openbare sector (17,6%).

Daar tegenover staat dat meer dan de helft van de arbeiders in de privésector (59%), de contractuelen in de openbare sector (54,9%) en de onbetaald helpers (54,8%) nooit hun werktijden moeten veranderen.

Manager is bij uitstek het meest flexibele beroep. 41,3% van hen moet minstens wekelijks zijn werktijden veranderen.

Ook bij volgende beroepen past meer dan één vijfde de werktijd één of meermaals per week aan voor het werk: geschoolde landbouwers, bosbouwers en vissers (32,9%), intellectuele, wetenschappelijke en artistieke beroepen (23,7%) en technici en aanverwante beroepen (22,9%).

Bij de elementaire beroepen, zoals schoonmakers en ongeschoolde arbeiders, is dit 7,6%.

Beschikbaar zijn voor het werk in de vrije tijd

62,6% wordt niet buiten de werkuren gecontacteerd

De werkende kan soms ook gecontacteerd worden buiten de werkuren door de werkgever, collega’s of klanten en moet dan eventueel actie ondernemen nog voor de volgende werkdag.

In de meeste gevallen (62,6%) werd men in de twee maanden vóór de bevraging niet gecontacteerd in zijn vrije tijd. In 18,1% van de gevallen gebeurde dit slechts één of twee keer. 13,4% werd meer dan twee keer gecontacteerd en moest dan vóór de volgende werkdag actie ondernemen, terwijl 5,7% eveneens meer dan twee keer werd gecontacteerd maar niets hoefde te doen.

Beschikbaar zijn voor het werk in de vrije tijd: hoe vaak men gecontacteerd werd voor het werk in de voorbije 2 maanden*

  geslacht totaal loontrekkenden totaal zelfstandigen en helpers
mannen vrouwen totaal
Nooit 59,9% 65,8% 62,6% 65,9% 44,0%
Eén of twee keer 18,2% 18,0% 18,1% 18,4% 16,1%
Meer dan twee keer en diende actie te ondernemen vóór de volgende werkdag 15,7% 10,8% 13,4% 10,3% 31,1%
Meer dan twee keer maar hoefde geen actie te ondernemen vóór de volgende werkdag 6,0% 5,4% 5,7% 5,2% 8,6%
Geen antwoord/weet niet 0,2% 0,1% 0,2% 0,0% 0,0%
Totaal 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0%
* doelgroep: alle personen van 15 jaar en meer met een job

Mannen (15,7%) worden vaker meermaals gecontacteerd waarna ze actie moeten ondernemen dan vrouwen (10,8%).

Deze contactopnames zijn ook frequenter bij 25-49-jarigen (14,3%) dan bij diegenen die ouder zijn (12,8%) of jonger zijn (7,9%). Hooggeschoolden moeten ook vaker reageren (17,8%) dan laaggeschoolden (6,7%) en middengeschoolden (11%).

Van de zelfstandigen zijn het vooral diegenen met personeel (36,8%) die in hun vrije tijd actie moeten ondernemen na een contactopname.

Bij de loontrekkenden zijn het eerder de statutaire ambtenaren (15,3%). Arbeiders in de privésector worden weinig gecontacteerd met de vraag te reageren (5,1%) en 78,3% van hen zegt nooit gecontacteerd te worden in de vrije tijd.

De drie beroepen waar men het vaakst meer dan twee keer per maand in zijn vrije tijd actie moet ondernemen vóór de volgende werkdag, zijn: managers (30,3%), de intellectuele, wetenschappelijke en artistieke beroepen (18,3%) en de technici en aanverwante beroepen (14,5%).

De drie beroepen waarin men het vaakst zegt nooit in zijn vrije tijd gecontacteerd te worden zijn de elementaire beroepen (82,4%), administratief personeel (76,4%) en bedieners van machines/ installaties en assembleurs (75,5%).

De twee sectoren waar meer dan 20% van de werkenden meermaals in zijn vrije tijd moet reageren op een contactopname door bijvoorbeeld informatie te geven of beslissingen te nemen vóór de volgende werkdag zijn de sector van de vrije beroepen en wetenschappelijke en technische activiteiten (22,0%) en de exploitatie van en handel in onroerend goed (waaronder de immobiliënkantoren) (22,0%).

De sectoren waarin men het vaakst nooit in zijn vrije tijd wordt gecontacteerd zijn de administratieve en ondersteunende diensten (69,7%) en de industrie (69,5%).

Reistijd van thuis naar de voornaamste werkplek, zonder omwegen

60% heeft een reistijd die minder dan een half uur duurt

De voornaamste werkplek is voor 75,3% van de werkenden doorgaans de locatie van de werkgever of in het geval van zelfstandigen, de eigen bedrijfsruimte. 16% werkt bij de klant of op de werf, 4,7% heeft geen vaste werkplek en 3,3% werkt voornamelijk thuis.

Aan alle werkenden, behalve diegenen die voornamelijk thuis werken, werd gevraagd hoelang het duurt om zich van thuis naar de voornaamste werkplek te verplaatsen. Enkel de duur van de heenreis zonder omwegen werd gevraagd. De tijd om bijvoorbeeld intussen nog boodschappen te doen of kinderen naar school te brengen werd niet bijgerekend.

Een groot deel (60%) heeft een reistijd die minder dan een half uur duurt. Voor 28,8% duurt het een half uur tot minder dan een uur en een minderheid (11%) moet een traject van een uur of meer afleggen. 63,6% van de vrouwen heeft een traject van minder dan een half uur terwijl dat percentage bij mannen lager ligt (56,7%).

Laaggeschoolden werken eerder dicht bij huis. 67,9% heeft een reistijd naar het werk van geen half uur en voor 33,4% duurt het traject zelfs minder dan een kwartier. Bij hooggeschoolden is dat respectievelijk 52,8% en 22,6%.
De lange trajecten van een uur of meer worden eerder door hooggeschoolden afgelegd (14,5%) dan door middengeschoolden (8,5%) of laaggeschoolden (7,6%).

Reistijd van thuis naar de voornaamste werkplek* geslacht onderwijsniveau
mannen vrouwen totaal laag-geschoold midden-geschoold hoog-geschoold
Minder dan een kwartier 26,1% 29,8% 27,8% 33,4% 31,5% 22,6%
Een kwartier tot minder dan een half uur 30,6% 33,8% 32,1% 34,4% 33,3% 30,2%
Minder dan een half uur 56,7% 63,6% 60,0% 67,9% 64,8% 52,8%
Een half uur tot minder dan 3 kwartier 21,1% 20,1% 20,6% 18,2% 19,6% 22,3%
3 kwartier tot minder dan een uur 8,8% 7,4% 8,2% 6,0% 6,9% 10,0%
Een half uur tot minder dan een uur 29,9% 27,5% 28,8% 24,2% 26,6% 32,3%
Een uur tot minder dan anderhalf uur 9,3% 6,8% 8,2% 5,5% 6,4% 10,6%
Anderhalf uur of meer 3,7% 1,9% 2,9% 2,1% 2,1% 3,8%
Een uur of meer 13,0% 8,7% 11,0% 7,6% 8,5% 14,5%
weet niet/geen antwoord 0,3% 0,2% 0,3% 0,3% 0,1% 0,4%
Totaal 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0%
* doelgroep: alle personen van 15 jaar en meer met een job en zonder diegenen die 'thuis" als voornaamste werkplek hebben

Personen die wonen in het gewest waar ze ook werken, hebben meestal een reistijd die minder dan een half uur duurt. 54,8% van de personen die wonen en werken in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest heeft een reistijd van minder dan een half uur. Bij personen die in het Vlaams Gewest wonen en werken gaat het om 65,3% en voor diegenen die in het Waals Gewest wonen en er ook werken gaat het zelfs om 70,9%.

Voor meer dan vier vijfde van de personen die hun werkplek in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest hebben maar er niet wonen, duurt het traject doorgaans een half uur of langer. Voor 42,4% van diegenen die vanuit het Vlaams Gewest komen en voor 35,4% van diegenen die uit het Waals Gewest komen, duurt het traject een half uur tot minder dan een uur. De langstdurende trajecten worden afgelegd door diegenen die vanuit het Waals Gewest komen. Meer dan de helft van hen (56,6%) heeft een reistijd van een uur of langer naar Brussel, bij inwoners van het Vlaams Gewest is dit 41,4%.

Reistijd van thuis naar de voornaamste werkplek* Woont en werkt in Brussels Hoofdstedelijk Gewest Woont en werkt in Vlaams Gewest Woont en werkt in Waals Gewest Werkt in Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Woont in Vlaams Gewest Woont in Waals Gewest
Minder dan een kwartier 18,6% 30,4% 36,2% 4,8% 4,1%
Een kwartier tot minder dan een half uur 36,2% 35,0% 34,8% 11,2% 3,8%
Minder dan een half uur 54,8% 65,3% 70,9% 16,1% 7,9%
Een half uur tot minder dan 3 kwartier 29,1% 19,6% 18,2% 24,9% 14,5%
3 kwartier tot minder dan een uur 9,8% 7,1% 5,6% 17,5% 20,9%
Een half uur tot minder dan een uur 38,9% 26,7% 23,8% 42,4% 35,4%
Een uur tot minder dan anderhalf uur 5,1% 6,0% 3,8% 30,2% 40,6%
Anderhalf uur of meer 1,1% 1,9% 1,1% 11,3% 16,0%
Een uur of meer 6,2% 7,8% 4,9% 41,4% 56,6%
weet niet/geen antwoord 0,1% 0,2% 0,4% 0,0% 0,1%
Totaal 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0%
* doelgroep: alle personen van 15 jaar en meer met een job en zonder diegenen die 'thuis" als voornaamste werkplek hebben

Telewerk

12,7% van de loontrekkenden doet aan telewerk[1]

12,7% van alle loontrekkenden van 15 jaar en ouder doet aan telewerk. Mannen zijn iets meer vertegenwoordigd dan vrouwen en de groep van 25-49-jarigen iets meer dan de andere leeftijdscategorieën. Hooggeschoolden doen beduidend meer aan telewerk dan laag- en middengeschoolden, terwijl bedienden in de privésector en statutaire ambtenaren eveneens sterker vertegenwoordigd zijn.

Telewerk* totaal geslacht Leeftijd onderwijsniveau
mannen vrouwen 18-24 jaar 25-49 jaar 50 jaar en + laag midden hoog
Ja 12,7% 13,6% 11,8% 4,0% 14,1% 12,0% 1,7% 5,1% 23,5%
Neen 87,2% 86,3% 88,2% 95,8% 85,8% 87,9% 98,1% 94,8% 76,4%
Geen antwoord/weet niet 0,1% 0,1% 0,0% 0,2% 0,1% 0,1% 0,1% 0,0% 0,2%
Totaal 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0%
* alle loontrekkenden van 15 jaar en meer
Telewerk* totaal privésector - arbeider privésector - bediende openbare sector - statutair ambtenaar openbare sector – contractueel
Ja 12,7% 0,5% 19,3% 17,1% 11,0%
Neen 87,2% 99,4% 80,6% 82,8% 88,9%
Geen antwoord/weet niet 0,1% 0,0% 0,1% 0,0% 0,2%
Totaal 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0%
* alle loontrekkenden van 15 jaar en meer

Vooral loontrekkenden die werken in de sector 'Informatie en communicatie’ (44%) en de sector ‘Financiële activiteiten en verzekering’ (40,5%) doen aan telewerk.

Meer gedetailleerde tabellen vindt u in de:

EAK - Enquête naar de Arbeidskrachten 2019 - Speciale module werkorganisatie en werktijdregeling

Methodologische noot

De cijfers zijn het resultaat van een bevraging over werkorganisatie en werktijdregelingen die Statbel, het Belgische statistiekbureau, in 2019 aan de eerste bevraging van de Enquête naar de Arbeidskrachten (EAK) koppelde. 20.489 personen van 15 jaar en meer beantwoordden de enquête. Geëxtrapoleerd naar de totale bevolking gaat het om 4.832.024 personen.

De resultaten zijn gebaseerd op de eerste bevraging en niet op 4 bevragingen zoals de meeste resultaten uit EAK.

Het doel van deze gegevensverzameling is het opstellen van internationale vergelijkbare statistieken.

Deze enquête wordt uitgevoerd met een subsidie van Eurostat[2].

Medegefinancierd door de Europese Unie


[1] Hiermee wordt bedoeld dat men tijdens de werkuren op regelmatige basis van thuis uit of op een andere overeengekomen plaats werkt en dat men hiervoor van de werkgever de nodige ICT-infrastructuur ter beschikking krijgt. Het gaat om werk dat ook op de gewone werkplek kan uitgevoerd worden. Het concept 'telewerk' verschilt daarmee van het concept 'thuiswerk' dat in de enquête naar de arbeidskrachten wordt gebruikt en dat aan bod kwam in een recent persbericht.

[2]Persbericht Eurostat: "Employer mainly decides on working time in the EU"