Opgroeien in kwetsbare gezinnen

Huishoudens
Opgroeien in kwetsbare gezinnen

Cijfers herzien op 19.09.2022

Wegens een correctie van één van onze administratieve databestanden m.b.t. inkomens 2020, is een herziening van SILC 2021 noodzakelijk.


In België leeft 1 op de 7 kinderen (14,7%) in een huishouden dat risico loopt op monetaire armoede. Statbel, het Belgische statistiekbureau, heeft onderzocht wat het betekent voor een kind om onder de armoedegrens te leven. Voor een derde van hen (32%) betekent dit dat zij geen nieuwe, maar alleen tweedehandse kledij kunnen dragen en voor 14% van hen betekent dit dat zij niet ten minste 2 paar schoenen hebben.

Om financiële redenen eet 8% van de kinderen die onder de armoedegrens leven niet elke dag vlees, vis of een vegetarisch alternatief en 4% eet niet elke dag fruit en groenten. Bijna 10% heeft geen leeftijdsspecifieke boeken, 16% heeft geen speelgoed voor buitenshuis en 11% heeft geen aangepast speelgoed.

Monetaire armoede heeft ook gevolgen voor het sociale leven van kinderen en belemmert hun deelname aan voor hun leeftijd geschikte activiteiten. Zo verhindert de financiële situatie van hun huishouden een kwart van hen (25%) om deel te nemen aan vrijetijdsactiviteiten, zoals lid zijn van een sportclub of jeugdbeweging en 13% van hen om vrienden uit te nodigen om te spelen. Eén week per jaar op vakantie gaan is ook financieel onmogelijk voor bijna 6 op de 10 van deze kinderen (57%).

Ten slotte beschikt 17% van de schoolgaande kinderen die in een huishouden wonen dat risico loopt op monetaire armoede, niet over een plek met voldoende ruimte en rust om hun huiswerk te maken en te studeren.

Deze cijfers zijn afkomstig van de enquête naar inkomens en levensomstandigheden (EU-SILC) van 2021, waarbij meer dan 7.500 Belgische huishoudens over hun inkomen en levensomstandigheden werden bevraagd. De EU-SILC-enquête heeft speciale aandacht besteed aan materiële deprivatie bij kinderen. Huishoudens met kinderen jonger dan 16 jaar kregen specifieke vragen over het bezitten van bepaalde zaken of de deelname aan leeftijdsspecifieke evenementen van kinderen.

Kinderen die worden geacht een risico op monetaire armoede te lopen, leven in een huishouden met een totaal besteedbaar inkomen dat onder de armoedegrens ligt, dat 2.715 euro bedraagt voor een huishouden van 2 volwassenen en 2 kinderen jonger dan 14 jaar. De basis voor de berekening is de armoedegrens voor een alleenstaande en bedraagt 1.293 euro per maand.

Naast het criterium van monetaire armoede kan worden vastgesteld dat kinderen kwetsbaarder zijn voor materiële deprivatie wanneer ze deel uitmaken van een eenoudergezin, ten minste één ouder van niet-Europese origine hebben of tot een huishouden behoren dat huurder is.

Zo heeft 14% van de kinderen uit huishoudens die huurder zijn geen geschikte plaats om hun huiswerk te maken, tegenover 1% van de kinderen uit huishoudens die eigenaar zijn van hun woning.

Er werden ook gewestelijke verschillen vastgesteld. Kinderen die in Brussel leven zijn vaak kwetsbaarder dan in andere gewesten. Zo is 15% van de kinderen in Brussel jonger dan 16 jaar financieel niet in staat zich nieuwe kleren te veroorloven, terwijl dit percentage in Wallonië 11% en in Vlaanderen 6% bedraagt.

Opmerking

De invloed van de beperkingen als gevolg van COVID-19 is merkbaar in de antwoorden op vragen over verschillende aspecten van het sociale leven zoals "regelmatig kunnen deelnemen aan vrijetijdsactiviteiten" en "af en toe vrienden uitnodigen om te spelen of om iets te eten". In 2021 gaf een groot deel van de respondenten aan dat kinderen dit niet deden om andere redenen dan het gebrek aan financiële middelen.