Meer dan 2,1 miljoen Belgen lopen het risico op armoede of sociale uitsluiting

Huishoudens
Meer dan 2,1 miljoen Belgen lopen het risico op armoede of sociale uitsluiting

Herziening op 01/10/2025

Op 1 oktober 2025 werden de eerder gepubliceerde resultaten van SILC 2019 tot SILC 2024 herzien wegens een correctie in de berekening van de gewichten (cf. technische nota). Dit persbericht bevat de herziene resultaten.

In 2024 liep 18,3% van de Belgische bevolking het risico op armoede of sociale uitsluiting, iets meer dan 2,1 miljoen personen. Dat blijkt uit de laatste resultaten van de enquête naar de inkomens en levensomstandigheden (SILC) voor het jaar 2024, die georganiseerd wordt door Statbel, het Belgische statistiekbureau. Deze enquête meet elk jaar verschillende indicatoren met betrekking tot armoede, inkomensongelijkheid en levensomstandigheden.

Om beschouwd te worden als iemand die het risico loopt op armoede of sociale uitsluiting (AROPE, wat At Risk Of Poverty or social Exclusion betekent), moet iemand geconfronteerd worden met minstens één van de volgende drie situaties:

  1. Monetair armoederisico (AROP): In 2024 beschikte 11,4% van de Belgische bevolking over een beschikbaar inkomen onder de armoededrempel.
  2. Lage werkintensiteit (LWI): 11,4% van de bevolking leeft in een huishouden waar de volwassenen op beroepsactieve leeftijd de afgelopen 12 maanden slechts zeer weinig hebben gewerkt (d.w.z. minder dan 20% van hun totale potentieel).
  3. Ernstige materiële en sociale deprivatie (SMSD): 6,2% van de bevolking heeft te kampen met ernstige materiële en sociale deprivatie, d.w.z. dat ze niet in staat zijn om bepaalde dagelijkse uitgaven te doen (rekeningen betalen, versleten meubilair vervangen, regelmatig uitstappen maken, enz.), die noodzakelijk geacht worden om een acceptabele levensstandaard te handhaven. Deze indicator wordt in deze publicatie verder in detail uitgewerkt.

Gewestelijke en provinciale verschillen

Net zoals de vorige jaren zijn er nog steeds grote verschillen tussen de gewesten:

  • Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest heeft de hoogste niveaus van armoede en sociale uitsluiting.
  • Het Vlaams Gewest heeft de laagste percentages voor alle indicatoren.
  • Het Waals Gewest situeert zich ertussenin, maar heeft wel hogere armoedeniveaus dan het nationale niveau.

Op provinciaal niveau bevestigen de gegevens opmerkelijke verschillen: in sommige provincies (vooral in Vlaanderen, zoals Vlaams-Brabant en de provincie West-Vlaanderen) is de situatie gunstiger voor indicatoren op het vlak van armoede of sociale uitsluiting, terwijl in Brussel en bepaalde provincies in Wallonië, zoals Henegouwen, het risico op armoede of sociale uitsluiting hoger is dan in de andere provincies.

Evolutie van armoede en sociale uitsluiting door de tijd heen

In de loop der jaren hebben deze vier indicatoren licht contrasterende trends laten optekenen:

  • De AROPE-indicator daalde van 20,1% in 2019 naar 18,8% in 2023 en 18,3% in 2024.
  • De LWI bedroeg 12,9% in 2019 en daalde tot 10,6% in 2023 en 11,4% in 2024.
  • De SMSD bedroeg 6,2% in 2019 en 6,2% in 2024.
  • De AROP daalde van 14,8% in 2019 naar 11,4% in 2024. In 2023 bedroeg AROP 12,3%. De laatste jaren wordt een dalende trend waargenomen.

Focus op monetair armoederisico: armoededrempel en -cijfer

De armoededrempel blijft stijgen, wat de algemene stijging van het mediaan inkomen van de Belgen weerspiegelt. Voor een alleenstaande bedraagt deze drempel 18.268 euro per jaar, of 1.522 euro per maand (tegenover 1.451 euro in 2023). Voor een huishouden dat bestaat uit twee volwassenen en twee kinderen ten laste bedraagt dit maandelijks 3.197 euro bedragen, tegenover 3.047 euro in 2023. Ondanks de stijging van de armoededrempel stijgt de monetaire armoede (AROP) niet en gaat ze van 12,4% in 2023 naar 11,4% in 2024. Dit kan onder andere worden verklaard door de inkomensstijging voor bepaalde huishoudens als gevolg van de indexering van de lonen en de pensioenen. Merk op dat het meten van het armoederisico relatief is: een stijging van de armoededrempel betekent niet automatisch dat het armoedecijfer stijgt.

Focus op ongelijkheid: Gini, S80/S20, RMG

Verschillende indicatoren meten de inkomensongelijkheid binnen de bevolking:

  • De Gini-coëfficiënt, waarbij 0 overeenkomt met volkomen inkomensgelijkheid en 100 met volkomen ongelijkheid, blijft stabiel. De Gini-coëfficiënt was 25,1 in 2019, 24,3 in 2023 en 24,6 in 2024.
  • De S80/S20-index meet de verhouding tussen het totale inkomen van de 20% met het hoogste inkomen en dat van de 20% met het laagste inkomen. Deze index blijft ook stabiel. De S80/S20-index was3,6 in 2019, 3,4 in 2023 en 3,5 in 2024. In 2024 verdienen de personen met het hoogste inkomen dus gemiddeld 3,5 keer meer dan diegenen met het laagste inkomen.
  • De RMG-index, of relatieve mediane armoedekloof, was 16,0 in 2019 en 15,9 in 2024. In 2023 bedroeg deze indicator 14,1. In 2024 ligt het mediane inkomen van personen die onder de armoededrempel leven met andere woorden 15,9% onder deze drempel.

Over het algemeen tonen deze indicatoren aan dat de inkomens(on)gelijkheid de afgelopen jaren relatief stabiel is gebleven.


* Impact van de COVID-19-crisis op de resultaten van SILC 2020