Jongeren vinden job door rechtstreekse sollicitatie of via hun netwerk

Werk & Opleiding
Jongeren vinden job door rechtstreekse sollicitatie of via hun netwerk

Uit nieuwe cijfers van Statbel, het Belgische statistiekbureau, blijkt dat jongeren (tussen 15 en 34 jaar) vooral een job vinden door rechtstreeks te solliciteren bij de werkgever (26%) en via familie, vrienden of kennissen (24%). Verder vond 17% zijn job via een jobadvertentie, 10% via een uitzend- of selectiekantoor. 8% werd zelf geselecteerd door de werkgever, 7% kwam via zijn onderwijsinstelling aan een job en 6% slaagde erin een job te vinden via een openbare dienst voor arbeidsbemiddeling (VDAB, Actiris, FOREM, ADG) of de lokale werkwinkel.

Deze gegevens komen uit de Enquête naar de Arbeidskrachten 2016, een enquête die op Europees niveau gecoördineerd wordt.[1]

Methode waarop de job gevonden werd Percent
rechtstreekse sollicitatie 26
familie, vrienden of kennissen 24
advertentie 17
uitzend-, wervings- of selectiebureau 10
werkgever nam zelf contact op 8
onderwijsinstelling 7
openbare dienst voor arbeidsbemiddeling 6
andere 1
Totaal 100

De manier om een job te vinden hangt ook af van de achtergrondkenmerken van de jongere zelf en de sector waarin men tewerkgesteld wordt. Afhankelijk van het onderwijsniveau, de leeftijd , het geslacht en de sector waarin iemand werk zoekt, worden bepaalde kanalen meer of minder ingezet.

Onderwijsniveau

Het onderwijsniveau[2] bepaalt in grote mate op welke manier een jongere een job vindt. Laag- en middengeschoolde jongeren schakelen meestal familie, vrienden of kennissen in. Ze vinden ook vaker een job via arbeidsbemiddeling dan hooggeschoolden.

Hooggeschoolde jongeren vinden hun job vooral via een rechtstreekse sollicitatie. In vergelijking met laag- en middengeschoolden vinden ze hun job vaker via advertenties, de onderwijsinstelling of worden ze vaker zelf gecontacteerd door de werkgever.

Methode waarop de job gevonden werd (%) Laaggeschoolden Middengeschoolden Hooggeschoolden
rechtstreekse sollicitatie 23,6 25,3 28,1
familie, vrienden of kennissen 36,6 31,0 15,1
advertentie 12,0 15,4 21,3
uitzend-, wervings- of selectiebureau 9,8 10,5 9,4
werkgever nam zelf contact op 4,4 6,3 10,6
onderwijsinstelling 4,1 4,3 10,7
openbare dienst voor arbeidsbemiddeling 9,6 7,1 4,7
Totaal 100 100 100

Leeftijdsklassen

Hoe jonger, hoe vaker men via familie, vrienden of kennissen een job vindt. 30 tot 34- jarigen vinden ook vaker een job via rechtstreekse sollicitaties en advertenties.

Methode waarop de job gevonden werd (%) 15-19 20-24 25-29 30-34
rechtstreekse sollicitatie 25,4 23,3 24,5 29,6
familie, vrienden of kennissen 36,2 28,8 24,6 22,3
advertentie 3,8 16,3 17,2 19,3
uitzend-, wervings- of selectiebureau 2,7 11,7 9,2 10,3
werkgever nam zelf contact op 10,8 8,5 8,4 7,0
onderwijsinstelling 13,7 6,2 8,2 6,1
openbare dienst voor arbeidsbemiddeling 7,4 5,1 8,0 5,4
Totaal 100 100 100 100

Geslacht

De meest aangewende methode om een job te vinden is verschillend voor vrouwen en mannen. Vrouwen vinden meestal een job via een rechtstreekse sollicitatie en mannen iets vaker via familie- vrienden of kennissen. Uitzend-, wervings- of selectiebureau zijn voor hen ook belangrijk. Er is echter wel een duidelijke link met de sector waarin vrouwen en mannen vaak tewerkgesteld worden (respectievelijk het onderwijs en de industrie).

Methode waarop de job gevonden werd (%) Man Vrouw
rechtstreekse sollicitatie 24,0 28,8
familie, vrienden of kennissen 26,3 23,1
advertentie 16,5 18,7
uitzend-, wervings- of selectiebureau 11,8 7,9
werkgever nam zelf contact op 9,1 6,7
onderwijsinstelling 6,9 7,3
openbare dienst voor arbeidsbemiddeling 5,3 7,6
Totaal 100 100

Sector waarin men tewerkgesteld wordt

De resultaten laten ook toe een onderscheid te maken tussen sectoren.[3] In de secundaire sector[4] komen jongeren vooral aan hun job via persoonlijke contacten met familie en vrienden of de werkgever die hen zelf contacteert. In de quartaire sector worden jongeren vaker aangeworven na rechtstreekse sollicitaties, via advertenties en onderwijsinstellingen. Vacatures van uitzend-, wervings- of selectiebureaus leiden dan weer meer tot een job in de secundaire en tertiaire sector.

Methode waarop de job gevonden werd (%) Secundair Tertiair Quartair
rechtstreekse sollicitatie 23,3 23,2 32,2
familie, vrienden of kennissen 26,7 28,0 19,1
advertentie 14,8 19,0 17,3
uitzend-, wervings- of selectiebureau 14,8 12,2 4,3
werkgever nam zelf contact op 10,2 7,0 7,7
onderwijsinstelling 5,6 4,3 11,7
openbare dienst voor arbeidsbemiddeling 4,6 6,3 7,7
Totaal 100 100 100

Statbel publiceert ook meer in detail de gegevens voor specifieke sectoren, waar voldoende gegevens en duidelijke verschillen zijn[5]. Jongeren in de industrie hebben merkelijk vaker hun job gevonden via een uitzend-, wervings- of selectiebureau. In de bouwnijverheid zijn er veel jongeren zelf door hun werkgever gecontacteerd of vinden hun job via familie, vrienden of kennissen. Een job in de horeca komt vaak via familie, vrienden of kennissen. Vrije beroepen, wetenschappelijke en technische activiteiten en jobs binnen een openbaar bestuur, defensie, verplichte sociale verzekeringen worden ook vaak gevonden via advertenties. Een job in het onderwijs komt meestal via een rechtstreekse sollicitatie en ook vaker via een onderwijsinstelling. Jobs in de menselijke gezondheidszorg, maatschappelijke dienstverlening, tenslotte, worden ook vaak via een onderwijsinstelling of openbare dienst voor arbeidsbemiddeling gevonden.

Methode waarop de job gevonden werd (%) Industrie Bouwnijverheid Verschaffen van accommodatie en maaltijden Vrije beroepen, wetenschappelijke en technische activiteiten Openbaar bestuur, defensie; verplichte sociale verzekeringen Onderwijs Menselijke gezondheidszorg, maatschappelijke dienstverlening
rechtstreekse sollicitatie 22,2 22,1 19,3 22,1 27,8 39,9 29,8
familie, vrienden of kennissen 24,5 33,4 41,5 23,1 23,1 15,0 18,1
advertentie 14,0 15,3 15,0 21,3 24,9 12,0 18,3
uitzend-, wervings- of selectiebureau 20,4 4,6 4,5 9,2 11,2 1,4 3,1
werkgever nam zelf contact op 7,5 15,6 7,1 8,6 5,4 11,0 4,8
onderwijsinstelling 6,9 5,0 4,0 9,3 3,7 13,4 15,6
openbare dienst voor arbeidsbemiddeling 4,5 3,9 8,6 6,5 3,9 7,2 10,4
Totaal 100 100 100 100 100 100 100

Meer data

Deze cijfers zijn het resultaat van een ad hoc module in de Enquête naar de Arbeidskrachten. Jaarlijks worden er een aantal vragen toegevoegd die toelaten om op een specifiek aspect van de arbeidsmarkt te focussen. In 2016 was dat jongeren en de arbeidsmarkt. Meer resultaten van deze module.

De ad hoc modules worden in alle Europese lidstaten georganiseerd. Vergelijkingen met andere Europese landen zijn te vinden op http://ec.europa.eu/eurostat/data/database[1]. Deze tabellen bevatten onder andere volgende cijfers voor België:

 

Werkervaring tijdens de studies: 48% van alle jongeren werkte niet tijdens de studie die geleid heeft tot het hoogste onderwijsniveau. 52% had wel werkervaring waarvan 18% alleen betaald werk had gedaan, 16% onbetaald werk en 18% een combinatie van beide.

Voor 65% van de jongeren die werkervaring hadden opgedaan, maakte minstens één van hun werkervaringen deel uit van hun studieprogramma. Voor 85% was dit verplicht, onbetaald en minder dan 6 maanden. Voor 10% was dit verplicht, betaald en met een duur van minstens 6 maanden en voor 5% was het geen verplicht onderdeel van het studieprogramma.

Redenen om met een begonnen studie te stoppen: sommige jongeren hadden na hun hoogst behaald diploma of studieniveau nog een andere studie aangevat. Aan zij die de studie niet voltooid hadden werd gevraagd naar de reden:

  • 22% slaagde niet voor de laatste of eerdere examens;
  • voor 22 % voldeed de studie niet aan de behoeften of interesse;
  • 22% wilde gaan werken;
  • In veel mindere mate werden familiale redenen (9%), eigen gezondheidsredenen (2%) of studiekosten (1%) aangehaald
  • Voor 22% was er een andere reden dan één van de hierboven opgesomde.

De reden om niet verder te studeren: aan jongeren die ten hoogste secundair onderwijs (of hoger beroepsonderwijs zoals HBO5) hadden behaald werd gevraagd wat de belangrijkste reden was om geen andere studie aan te vatten.

52% wou gaan werken. Voor 17% was het behaalde opleidingsniveau reeds voldoende. 10% haalde aan dat dit om familiale redenen was en 7% zei dat ze geen studie vonden die beantwoordde aan hun noden of interesse. Eigen gezondheidsredenen, de moeilijkheidsgraad van de studie, studiekosten of andere redenen speelden slechts een beperkte rol.

48% vindt dat het huidig studieniveau grotendeels voldoet aan de eisen van de huidige job. Voor 19% voldoet dit in zekere mate. Voor 12 en 21% voldoet het opleidingsniveau resp. zeer weinig en helemaal niet aan de eisen van de huidige job.

Tenslotte peilde de module ook nog naar de (potentiële) arbeidsmobiliteit van de jongeren. 69% is niet verhuisd of wil niet verhuizen voor de job. 15% deed dit of zou dit doen binnen België, 9% binnen Europa en 7% buiten Europa. Ook voor pendelen is er een zekere bereidheid bij jongeren: 30% pendelt per dag meer dan 1 uur (enkele richting) of zou overwegen om een job te aanvaarden waarbij men zo lang pendelt.

Deze enquête wordt uitgevoerd met een subsidie van Eurostat

Medegefinancierd door de Europese Unie

 

[1] De resultaten zijn geen absolute cijfers maar het resultaat van een extrapolatie van een steekproef van 5.359 personen van 15 tot en met 34 jaar. Bij de interpretatie van de cijfers dient hiermee rekening te worden gehouden. Wanneer het geschatte aantal personen kleiner is dan 10000 (cijfers in rood), moeten de gegevens met de nodige omzichtigheid worden geïnterpreteerd.

[2] Dit is het hoogst behaalde onderwijsniveau.
Laaggeschoolden zijn die personen die maximaal een diploma hebben van het lager secundair onderwijs.
Middengeschoolden zijn personen die een diploma behaald hebben van het hoger secundair onderwijs, maar geen diploma van het hoger onderwijs.
Hooggeschoolden hebben een diploma van het hoger onderwijs.

[3]De primaire sector: landbouw en visserij, de secundaire sector: industrie, de tertiaire sector: commerciële dienstensector en de quartaire sector: de non-profitsector of niet-commerciële dienstensector.

[4] De percentages voor de primaire sector worden niet weergegeven wegens te kleine aantallen.

[5] Voor deze analyse werd enkel gekeken naar de 10 sectoren waarin de meeste jongeren uit de steekproef tewerkgesteld zijn en daar waar er significante verschillen zijn.