Geharmoniseerde consumptieprijsindex – april 2020

Consumptieprijzen
Geharmoniseerde consumptieprijsindex – april 2020
  • De Belgische inflatie volgens de Europees geharmoniseerde consumptieprijsindex (HICP) bedraagt in april 0,0% ten opzichte van 0,4% in maart. De kerninflatie (inflatie zonder energie en onbewerkte levensmiddelen) bedraagt in april 1,6%.
  • De inflatie volgens de consumptieprijsindex (CPI) voor de maand april bedroeg 0,6% zoals in maart.
  • De subindices met de grootste positieve impact op de inflatie zijn huur, vlees en restaurants en cafés.
  • De subindices die deze maand de grootste negatieve impact hebben op de inflatie zijn motorbrandstoffen, huisbrandolie en gas.
  • De huidige maatregelen rond COVID-19 hebben een impact op de berekening van het indexcijfer. Voor sectoren waar fysieke winkels momenteel gesloten zijn, worden gegevens online ingezameld als er geen andere databron is. Voor volledig gesloten sectoren (restaurants, kappers, reizen, …) worden de prijzen doorgetrokken, al dan niet met een seizoenscorrectie. Deze methodes zijn in overeenstemming met de methodologische aanbevelingen die Eurostat in samenspraak met de Nationale Statistische Instellingen (in België dus Statbel) heeft opgesteld. Hier vindt u meer informatie.
  • Eurostat zal op 20 mei de geharmoniseerde consumptieprijsindex van april voor de EU-landen publiceren.

 

hicp2020-4a_nl

 

De inflatie volgens de Europees geharmoniseerde consumptieprijsindex (HICP)[1] bedroeg in april 0,0% tegenover 0,4% in maart. De inflatie volgens de geharmoniseerde consumptieprijsindex met constante belastingvoet (HICP-CT)[2] bedroeg ook 0,0% in april tegenover 0,4% in maart.

Inflatie en impact op inflatie voor de 12 hoofdgroepen

Op basis van de opsplitsing in de 12 hoofdgroepen wordt de hoogste inflatie in april gemeten voor de groepen “voeding en alcoholvrije dranken” en alcoholhoudende dranken en tabak” (elke met 3,3%). De laagste inflatie wordt opgemeten voor de groep “huisvesting, water en energie” (-5,0%).

De hoofdgroep die in april de grootste positieve impact heeft op inflatie is “voeding en alcoholvrije dranken” met 0,6 procentpunt. De grootste negatieve impact op de inflatie wordt gerealiseerd door “huisvesting, water en energie” met -0,9 procentpunt.

Inflatie[3] en impact[4] op inflatie voor globale HICP en 12 hoofdgroepen

 
Productgroep Gewicht (‰) Inflatie op jaarbasis (%) Impact op de inflatie (procentpunt)
HICP HICP-CT
feb/20 mrt/20 apr/20 apr/20 feb/20 mrt/20 apr/20
0 Totaal bestedingen 1000,0 1,0 0,4 0,0 0,0      
1 Voeding en alcoholvrije dranken 165,0 1,7 2,4 3,3 3,3 0,1 0,4 0,6
2 Alcoholische dranken en tabak 49,7 3,2 3,4 3,3 3,3 0,1 0,2 0,2
3 Kleding en schoenen 53,2 0,4 0,3 0,1 0,1 0,0 0,0 0,0
4 Huisvesting, water en energie 162,8 -2,4 -4,1 -5,0 -5,0 -0,7 -0,9 -0,9
5 Stoffering en huishoudelijke apparaten 74,1 1,7 1,6 1,8 1,8 0,0 0,1 0,1
6 Gezondheid 81,5 0,6 0,6 0,7 0,7 0,0 0,0 0,1
7 Transport 123,6 1,7 -0,7 -3,5 -3,5 0,1 -0,2 -0,5
8 Communicatie 32,9 0,3 -1,4 -2,6 -2,6 0,0 -0,1 -0,1
9 Recreatie en cultuur 87,8 2,3 2,3 1,7 1,7 0,1 0,2 0,2
10 Onderwijs 5,0 1,5 1,5 1,5 1,5 0,0 0,0 0,0
11 Hotels, cafés en restaurants 80,7 3,0 1,8 1,5 1,8 0,2 0,1 0,1
12 Diverse goederen en diensten 83,7 1,5 1,7 1,6 1,7 0,0 0,1 0,1

Inflatie volgens specifieke aggregaten

De globale HICP kan opgesplitst worden in vijf specifieke aggregaten die samen de totale bestedingen vormen.

  • Voor de energiedragers daalt de inflatie voor de derde maand op rij. Ze bedraagt in april -16,8% ten opzichte van -11,8% in maart en -5,6% in februari. Ten opzichte van de voorgaande maand daalden de prijzen gemiddeld met 6,9%. De gemiddelde inflatie van dit aggregaat voor de laatste twaalf maanden bedraagt
    -5,5%.
  • Voor de bewerkte levensmiddelen stijgt de inflatie voor de vierde maand op rij. Ze bedroeg in april 2,7% ten opzichte van 2,6% in maart en 2,2% in februari. Ten opzichte van maart stegen de prijzen gemiddeld met 0,7%.
  • De inflatie voor de niet-bewerkte levensmiddelen (fruit, groenten, vlees en vis) stijgt voor de zesde maand op rij. Ze bedroeg in april 5,7% ten opzichte van 2,8% in maart en 1,6% in februari. Ten opzichte van maart stegen de prijzen gemiddeld met 1,9%. De gemiddelde inflatie van dit aggregaat voor de laatste twaalf maanden bedraagt 0,6%.
  • De inflatie voor niet-energetische industriële goederen bedroeg 1,0% in de loop van de 3 laatste maanden. Ten opzichte van vorige maand bleven de prijzen gemiddeld stabiel.
  • Voor diensten (inclusief huur) daalt de inflatie tot 1,6% in april tegenover 1,9% in maart en 2,1% in februari. Ten opzichte van vorige maand dalen de prijzen gemiddeld met 0,4%.  

De kerninflatie (inflatie zonder energie en onbewerkte levensmiddelen) bedroeg in april 1,6%, hiermee daalt ze licht ten opzichte van de 1,7% inflatie die gemeten werd in maart. De gemiddelde kerninflatie van de laatste 12 maanden is gelijk aan 1,6%. Ten opzichte van de vorige maand stegen de prijzen van dit subaggregaat met 0,4%.

Inflatie volgens specifieke aggregaten

Specifieke aggregaten Gewicht (‰) Inflatie op jaarbasis (%) 12 maandelijks gemiddelde (%) Maandelijkse wijziging
feb/20 mrt/20 apr/20 apr/20 apr/20
Totaal bestedingen 1000,0 1,0 0,4 0,0 0,8 -0,2
Energiedragers 97,4 -5,6 -11,8 -16,8 -5,5 -6,9
Bewerkte levensmiddelen 171,5 2,2 2,6 2,7 1,8 0,7
Niet-bewerkte levensmiddelen 43,2 1,6 2,8 5.7 0,6 1,9
Niet-energetische industriële goederen 267,2 1,0 1,0 1,0 1,0 0,0
Diensten 420,8 2,1 1,9 1,6 1,9 0,4
HICP zonder energie en onbewerkte levensmiddelen (kerninflatie) 859,4 1,8 1,7 1,6 1,6 0,4

Impact van subindices op de inflatie

De grootste positieve impact op de inflatie wordt gerealiseerd door huur met een impact van 0,21 procentpunt. Vlees heeft een positieve impact van 0,19 procentpunt. Restaurants en cafés hebben ten slotte een impact gehad van 0,16 procentpunt.

Subindices met de grootste positieve impact op de inflatie

Subindex Gewicht (‰) Impact op de inflatie (procentpunt)
2020 apr/20
04.1 Huur 71,1 0,21
01.1.2 Vlees 40,6 0,19
11.1.1 Restaurants, cafés en gelijkaardige diensten 69,9 0,16

De negatieve impact op de inflatie was het grootst voor motorbrandstoffen en smeermiddelen met een impact van
-0.63 procentpunt. Vloeibare brandstoffen hebben een impact uitgeoefend van -0,53 procentpunt. Gas heeft tot slot een impact van -0,26 procentpunt.

Subindices met de grootste negatieve impact op de inflatie

Subindex Gewicht (‰) Impact op de inflatie (procentpunt)
2020 apr/20
07.2.2 Motorbrandstoffen en smeermiddelen 33,7 -0,63
04.5.3 Vloeibare brandstoffen 12,2 -0,53
04.5.2 Gas 16,1 -0,26
 

Duiding over de inflatie en prijsbewegingen voor courant aangekochte producten

In de onderstaande tabel wordt de inflatie weergegeven voor een aantal courant aangekochte producten (voeding, niet-alcoholische dranken, onderhoudsproducten, dierenvoeding en lichaamsverzorgingsproducten). Ook wordt de maand-op-maand prijswijziging van april ten opzichte van maart weergegeven.

 
COICOP Benaming Gewicht in korf (op 1000) Inflatie mrt/20 Inflatie apr/20 Prijswijziging apr t.o.v. mrt
1 Voeding en niet-alcoholische dranken 157,10 2,40% 3,30% 0,60%
01.1 Voeding 143,70 2,50% 3,40% 0,80%
01.2 Alcoholvrije dranken 13,40 1,70% 2,10% 2,10%
05.6.1 Niet-duurzame huishoudartikelen 10,80 1,50% 3,40% 2,90%
05.6.1.1 Reinigings- en onderhoudsproducten 6,50 2,30% 5,10% 3,90%
05.6.1.2 Andere kleine niet-duurzame huishoudartikelen 4,30 0,40% 0,80% 1,30%
09.3.4 Artikelen voor huisdieren 7,20 2,10% 2,50% 0,00%
12.1.3 Andere apparaten, artikelen en producten voor lichaamsverzorging 14,40 0,50% 0,90% 1,30%
12.1.3.1 Niet-elektrische apparaten voor lichaamsverzorging 1,10 3,20% 3,10% 1,00%
12.1.3.2 Producten voor lichaamsverzorging & schoonheidsproducten 13,30 0,30% 0,70% 1,50%

 

Voor de algemeen hogere inflatie voor voeding zijn er bepaalde structurele verklaringen voor de toename in inflatie, waardoor de toename niet zomaar kan toegeschreven worden aan een covid-19 effect. We kwamen uit een periode van lage inflatie voor voeding; de inflatie voor 2019 voor voeding was de laagste sinds 2014. Ook andere landen kennen een toename in inflatie voor voeding. Zo tekende Nederland een inflatie voor voeding en niet-alcoholische dranken op van 3,4% in april, Duitsland 4,2% en Frankrijk 4,1%. In België was deze inflatie in april 3,3%.

De toegenomen inflatie voor voeding in april ten opzichte van maart is voornamelijk te wijten aan een hoge inflatie voor verse groenten en fruit (voornamelijk citrusvruchten, aardbeien en peren) en varkensvlees en afgeleide producten. Voor peren is er bijvoorbeeld een lagere stock (niet gerelateerd aan Covid-19). Voor citrusvruchten is het een combinatie van een gestegen vraag en een lager aanbod door slechte weersomstandigheden in Zuid-Europa en seizoenseffecten. Er dient opgemerkt te worden dat deze inflatie in normale omstandigheden ook al instabiel is omdat er geen vast seizoenspatroon is. Mogelijks kan er hier ook een covid-19 effect zijn dat het aanbod uit Zuid-Europa verder heeft verminderd, maar dit kan niet eenduidig worden vastgesteld. De hoge inflatie voor varkensvlees is voornamelijk te wijten aan de gestegen vraag vanuit China op de Europese markt, dit wegens de Afrikaanse varkenspest. Dit is ook een fenomeen dat een impact heeft in andere landen; die tekenen ook hoge inflatiecijfers op voor dezelfde productgroepen. Zo bedroeg de inflatie voor varkensvlees in april in Nederland 14,2% tegenover 6,1% in België. Voor verse zeevruchten is de toename in inflatie voornamelijk te wijten aan de garnalen, waarbij de groothandelsprijzen sinds eind vorig jaar stegen en ze nu verrekend worden in de consumptieprijzen. Het partiële verbod op kortingen weegt minder hard door op de globale inflatie voor voeding omdat dit maar betrekking heeft op een subset van productgroepen (pizza’s, koekjes, conserven, …) waarbij traditioneel vrij vaak volumekortingen gegeven worden.

Voor onderhoudsproducten kan de toename in inflatie (5,1%) deels verklaard worden door de periode van lage inflatie vorig jaar (de gemiddelde inflatie was zelfs negatief voor 2019) en deels door het lagere aanbod van (volume)kortingen. Voor deze producten waren er net voor de lock-down en het verbod op kortingsacties in grootwarenhuizen vanaf 18 maart een reeks (volume)kortingen lopende. Gelet op het specifieke karakter van deze producten (lange houdbaarheid) waren deze producten onderhevig aan hamstergedrag. Na het gedeeltelijk opheffen van het promotieverbod vanaf 3 april 2020 zien we voor deze producten een langzame re-introductie van kortingen. Ook op een aantal andere productgroepen heeft het verbod op kortingen een impact gehad, zoals de alcoholvrije dranken, maar minder uitgesproken dan bij onderhoudsproducten.

Ondertussen is er het verbod op kortingen volledig opgeheven op basis van het ministerieel besluit van 30 april dat van kracht werd op 4 mei. Er zal uiteraard enige tijd nodig zijn vooraleer nieuwe kortingsacties kunnen worden opgezet.

 

Vergelijking tussen België en de buurlanden

In april bedroeg de inflatie in België 0,0%. Ze daalde daarmee ten opzichte van de 0,4% in maart. Nederland tekende een inflatie op van 1,0% in april; ze daalde daarmee licht ten opzichte van de 1,1% in maart. In Frankrijk bedroeg de inflatie 0,5% in april, een daling ten opzichte van de 0,8% inflatie in maart. In Duitsland bedroeg de inflatie in april 0,8%. Ze daalde daarmee ten opzichte van de inflatie in maart toen deze 1,3% bedroeg.

hicp2020-4b_nl

Aangezien Eurostat de geharmoniseerde consumptieprijsindexcijfers met constante belastingvoet voor april nog niet publiceerde, is maart de recentste maand om mee te kunnen vergelijken. De inflatie op basis van de HICP-CT bedroeg in België in maart 0,4%, ze daalde daarmee ten opzichte van de 1,0% in februari. In maart bedroeg de inflatie in Duitsland 1,3%, een sterke daling ten opzichte van de 1,7% inflatie in februari. In Frankrijk daalde deze inflatie van 1,4% in februari naar 0,6% in maart. In Nederland bedroeg de inflatie in maart 1,3%, ze daalde daarmee ten opzichte van de 1,5% in februari.

hicp2020-4c_nl

 

 


[1]Naast de nationale consumptieprijsindex (CPI) berekent de Statbel ook een Europees geharmoniseerde consumptieprijsindex (Harmonized Index of Consumer Prices, HICP). De HICP maakt een vergelijking tussen de inflatiegraden van de lidstaten van de Europese Unie mogelijk. De toegepaste bestedingsoptiek en methoden zijn daartoe zo goed mogelijk gecoördineerd en in Europese regelgeving vastgelegd. De uitkomsten van de CPI en de HICP zijn niet gelijk. Dat komt vooral door een andere weging en samenstelling van het pakket goederen en diensten waarop deze indices zijn gebaseerd.

Tevens wordt de HICP gebruikt door de Europese Centrale Bank voor haar monetair beleid. Verder wordt de HICP gebruikt om te bepalen in hoeverre een lidstaat voldoet aan de inflatiecriteria bepaald in het Verdrag betreffende de Europese Unie.

Enkele verschilpunten tussen de HICP en de huidige CPI:

  • De weging van het pakket aan goederen en diensten in de HICP is hoofdzakelijk gebaseerd op de nationale rekeningen. Op de lagere gedetailleerde niveaus wordt gebruikt gemaakt van het huishoudbudgetonderzoek. De CPI gebruikt hoofdzakelijk het huishoudbudgetonderzoek op alle niveaus.
  • De referentiepopulatie van de HICP is privé huishoudens (incl. toeristen in België) en bewoners in institutionele huishoudens (o.a. rusthuizen en instellingen). Voor de CPI is dit momenteel privé huishoudens met een referentiepersoon onder een maximale leeftijd.
  • In de HICP wordt een binnenlands bestedingsconcept gehanteerd, dit zijn bestedingen gedaan in België door de referentiepopulatie. Voor de CPI wordt een nationaal bestedingsconcept gehanteerd, dit zijn bestedingen gedaan door de referentiepopulatie ongeacht de locatie.
  • Voor de HICP wordt geen seizoenscorrectie toegepast, voor de CPI wordt dit gedaan voor buitenlandse reizen en vakantiedorpen.
  • De solden worden in de CPI gespreid over telkens 6 maanden, in de HICP worden deze in de maand opgenomen.
  • Voor huisbrandolie wordt de huidige prijs gebruikt in de berekening van de HICP. In de berekening van de CPI wordt een gewogen 12-maandelijks gemiddelde gehanteerd.

[2]De HICP-CT wordt op dezelfde wijze berekend als de gewone HICP, echter worden in deze index de prijzen berekend op basis van constante belastingtarieven. Deze index geeft dan ook de theoretisch potentiële impact weer van wijzigingen in de indirecte belastingtarieven (zoals de BTW of accijnzen) op de gemeten inflatie. Het betreft hier echter een theoretische impact omdat verondersteld wordt dat de belastingwijzigingen meteen en volledig worden doorgerekend in de prijzen die door consumenten betaald worden.

[3]Inflatie op jaarbasis meet de prijswijziging tussen de huidige maand en de dezelfde maand van het voorgaande jaar. Een 12 maandelijks gemiddelde vergelijkt de gemiddelde HICP van de laatste 12 maanden met het gemiddelde van de voorgaande 12 maanden. Een maandelijkse wijziging vergelijkt de prijsniveaus van de laatste twee maanden.

[4]Een impact op inflatie toont de wijziging op inflatie door het opnemen van de subindex in de HICP. De impact neemt niet alleen het gewicht van de subindex in rekening, maar ook of de inflatie van de subindex hoger of lager is dan deze van het geheel aan bestedingen (globale HICP).