DataLab: maandelijkse cijfers over de arbeidsmarkt – januari en februari 2021

DataLab
DataLab: Maandelijkse cijfers over de arbeidsmarkt – januari en februari 2021

Statbel publiceert vandaag voorlopige arbeidsmarktresultaten voor de maanden januari en februari 2021, gebaseerd op de Enquête naar de Arbeidskrachten (EAK). Begin 2021 werden een aantal aanpassingen doorgevoerd aan de enquête, die zorgen voor een breuk in de cijferreeksen. Ook werden bepaalde vragen weggelaten  en andere werden toegevoegd. Aan respondenten werd bijvoorbeeld voor het eerst gevraagd of hun functie of situatie het zou toelaten om vaker van thuis uit te werken. De cijfers wijzen uit dat zowel in januari als februari zo’n 44% van de werkenden soms, gewoonlijk of altijd van thuis uit werkte. Van de werkenden die niet altijd van thuis uit werkten, antwoordde in februari 84,7% dat het niet mogelijk was om in zijn/haar functie (meer) van thuis uit te werken. Volgens 5,3% is het wel mogelijk om (meer) thuis te werken maar staat de werkgever, klant of opdrachtgever dat niet toe. Daarnaast gaf 10% van de respondenten aan (meer) van thuis uit te kunnen werken, maar zij geven er de voorkeur aan dat niet te doen ofwel is dat moeilijk omwille van de  thuissituatie.

De aanpassingen hebben ook een impact op de werkgelegenheids- en werkloosheidsgraad, omdat ook de operationele definities van werkgelegenheid en werkloosheid van het Internationaal Arbeidsbureau (IAB) wijzigden. Personen die al drie maanden of langer tijdelijk werkloos zijn, worden niet langer bij de werkenden gerekend, hetgeen gezien de COVID-19-crisis een belangrijke invloed heeft op de werkgelegenheids- en werkloosheidsgraad. De werkgelegenheidsgraad voor 20-64-jarigen bedraagt volgens die nieuwe definities 68,3% in januari en 68,5% in februari. Rekenen we, zoals vroeger, de tijdelijk werklozen die langer dan drie maanden tijdelijk werkloos zijn opnieuw bij de werkenden, dan bedraagt de werkgelegenheidsgraad 69,7% in januari en 69,5% in februari, wat in de lijn ligt van het cijfer van december 2020 (69,6%).

De werkloosheidsgraad van 15-64-jarigen bedraagt in januari 6,7% en in februari 7,6%. Corrigeren we ook hier voor de tijdelijk werklozen van langer dan drie maanden, dan bedraagt de werkloosheidsgraad in januari en februari respectievelijk 6,4% en 7,3%.

De aanpassingen zijn het gevolg van een nieuw Europees kaderreglement (EU verordening 2019/1700) dat in voege is getreden. De vragenlijst werd grondig herzien, onder meer om ze in overeenstemming te brengen met de aangepaste operationele definities van werkgelegenheid en werkloosheid van het Internationaal Arbeidsbureau (IAB). Deze wijziging in de manier van bevragen zorgt voor een breuk in de reeksen waardoor de cijfers tot en met 2020 niet meer geheel vergelijkbaar zijn met de cijfers vanaf 2021. De veranderingen in de vragenlijst worden vanaf 2021 in alle EU-lidstaten doorgevoerd, met als doel meer uniformiteit te brengen in de manier waarop bepaalde concepten gemeten worden, wat voor beter vergelijkbare resultaten moet zorgen op Europees niveau.

Statbel zal de komende maanden verder onderzoek doen naar het effect van andere wijzigingen in de vragenlijst op de resultaten.