Belgische armoederisico’s in 2020

Huishoudens
Belgische armoederisico’s in 2020

Statbel, het Belgische statistiekbureau, publiceert vandaag de armoedecijfers voor 2020, uit de enquête naar de inkomens en levensomstandigheden (EU-SILC). Dit zijn de belangrijkste conclusies voor de totale bevolking:

  • In 2020 werd 14,1% van de Belgische bevolking beschouwd als een risicogroep voor monetaire armoede (AROP). Het gaat om mensen die in een huishouden wonen waarvan het totale beschikbare inkomen lager ligt dan de armoedrempel, die 1.284 euro per maand bedraagt voor een alleenstaande. Voor de berekening werden de inkomens van 2019 gebruikt die niet beïnvloed werden door de COVID-crisis.
  • 11,9% van de bevolking leefde in een huishouden met een lage werk intensiteit (LWI).
  • 3,9% van de Belgen werd in 2020 geconfronteerd met ernstige materiële deprivatie (SMD).
  • Mensen die te maken krijgen met minstens één van de drie bovenstaande situaties, worden beschouwd als risicogroep voor armoede of sociale uitsluiting (AROPE) volgens de Europese armoede-indicator in het kader van de Europa 2020-strategie. Voor 2020 ging het om 18,9% van de bevolking.

Armoederisico’s in Belgische regio’s en provincies

Achter de nationale cijfers schuilen grote regionale verschillen. Voor elk van de kernindicatoren is de situatie het meest precair in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en het minst in het Vlaams Gewest. Het Waals Gewest situeert zich tussenin, maar heeft wel hogere armoedeniveaus dan het nationale niveau. Ook provinciaal vallen duidelijke verschillen op te tekenen. De Vlaamse provincies verschillen niet heel sterk van elkaar, met uitzondering van Antwerpen waarvoor hogere niveaus worden opgetekend. In Wallonië zijn de verschillen sterker uitgesproken: Henegouwen heeft de hoogste armoedecijfers, Waals-Brabant de laagste.

  AROP LWI SMD AROPE
België 14,1% 11,9% 3,9% 18,9%
 
Brussels Hoofdstedelijk Gewest 27,8% 20,9% 8,8% 34,3%
Vlaams Gewest 9,3% 7,6% 1,5% 13,0%
Waals Gewest 18,2% 16,4% 6,8% 24,6%
 
Brussels Hoofdstedelijk Gewest 27,8% 20,9% 8,8% 33,3%
Antwerpen 12,2% 9,6% 2,2% 16,4%
Limburg 9,4% 8,9% 1,0% 13,5%
Oost-Vlaanderen 8,3% 6,3% 1,8% 11,7%
Vlaams-Brabant 7,3% 5,6% 1,2% 10,5%
West-Vlaanderen 8,2% 6,9% 0,5% 11,2%
Waals-Brabant 11,3% 10,1% 5,1% 17,3%
Henegouwen 20,7% 21,3% 10,4% 29,0%
Luik 18,9% 15,3% 5,5% 24,3%
Luxemburg 17,6% 10,4% 4,1% 21,6%
Namen 15,8% 13,1% 2,9% 21,1%

Er zijn niet enkel geografische verschillen, ook bevolkingsgroepen verschillen substantieel van elkaar in het armoederisico dat ze lopen. Monetaire armoede komt het vaakst voor bij mensen die in dichtbevolkte gebieden wonen (21,3%), laagopgeleiden (26,8%), werklozen (50%), huurders (31%) en éénoudergezinnen (29,3%). Het minst kwetsbaar zijn Belgen die in gemiddeld bevolkte gebieden wonen (10,5%), hoogopgeleid zijn (5,9%), werken (4,2%) of eigenaar zijn van hun woning (7,7%). Ook personen die in een huishouden wonen dat bestaat uit twee volwassenen jonger dan 65 jaar, lopen een lager risico (5,7%).

Ruim 2 miljoen Belgen liep risico op armoede of sociale uitsluiting

Als we de resultaten in absolute aantallen bekijken, dan zien we dat 2.152.000 Belgen in 2020 een risico liepen op armoede of sociale uitsluiting. Meer dan de helft van hen (1.408.000) kreeg te kampen met één van de drie sub-risico’s (AROP, SMD, LWI), terwijl 174.000 Belgen (1,5% van de bevolking) de drie risico’s combineerden: zij waren ernstig materieel gedepriveerd én woonden in een huishouden met lage werkintensiteit én liepen een monetair armoederisico.

Problematische huisvestingssituatie

Daarnaast toont de SILC-enquête dat 7,8% van de Belgen in een huishouden leeft waar meer dan 40% van het beschikbare inkomen besteed wordt aan huisvestingskosten zoals huur of intresten van de lening en energiekosten. Opnieuw verbergt dit nationale cijfer grote regionale verschillen, met Brussel (15,3%) en Vlaanderen (5,7%) als uitersten, en Wallonië ertussenin (9%). 5,7% van de Belgen woont bovendien in een woning die onvoldoende ruimte bevat voor het aantal personen dat daar verblijft. In Wallonië (3,3%) en Vlaanderen (2,9%) zijn de cijfers echter duidelijk beter dan in Brussel (28,1%).

Opmerkingen:

Tijdens het veldwerk van SILC 2020 brak in België de COVID-pandemie uit. De getroffen maatregelen hebben een substantiële impact gehad op de dataverzameling. Hier vindt u een overzicht van de wijzigingen die aan de enquête werden aangebracht. Hierdoor zijn de resultaten van SILC 2020 moeilijk te vergelijken met die van SILC 2019.