52% van grootouders woont op minder dan 5 km van kleinkinderen

Bevolking
52% van grootouders woont op minder dan 5 km van kleinkinderen

Belgen hebben de reputatie honkvast te zijn en dat blijkt ook enigszins het geval te zijn over de generaties heen. Bijna 22% van de grootouders (21,79%) heeft minstens 1 kleinkind (van 15 jaar of jonger) wonen op minder dan 1 km afstand. 4,5% woont zelfs in bij zijn of haar kleinkinderen. Omgekeerd woont 28% van de kleinkinderen op minder dan 1km van zijn grootouders en in totaal woont meer dan drie op vier kleinkinderen (78%) op maximaal 10km van zijn grootouders. Dat blijkt uit nieuwe cijfers van Statbel, het Belgische statistiekbureau.

In de huidige coronacrisis wordt aan ouders gevraagd om grootouders niet langer te bezoeken, en geen beroep meer op hen te doen voor de opvang van kinderen. Al is de werkelijke afstand tussen grootouders en kleinkinderen in de praktijk sowieso vrij klein.

Helft van de grootouders woont op minder dan 5 km van zijn of haar kleinkind

Bijna 52% van de grootouders, of meer dan 925.000 personen in absolute cijfers, hebben minstens één kleinkind wonen op minder dan 5 km afstand. Daarenboven gaat het voor iets meer dan 308.000 grootouders over een afstand van niet meer dan 5 tot 10 kilometer.

In de context van de huidige crisis zijn de meer dan 4.000 80-plussers (4.176) en 28.663 grootouders tussen 65 en 80 jaar die inwonen in het gezin van hun (klein)kinderen een groep die aandacht verdient. Zich afzonderen van de kleinkinderen is voor hen in feite onmogelijk.

Omgekeerd zijn er ook bijna 109.000 grootouders die binnen een straal van 50 km geen enkel kleinkind wonen hebben. Net iets meer dan 9.000 80-plussers zijn in dat geval.

Aantal grootouders volgens de afstand t.o.v. hun kleinkinderen

afstand totaal jonger dan 65 jaar tussen 65 en 80 jaar 80+
inwonend 80.242 47.403 28.663 4.176
minder dan 1 km 308.373 146.773 145.261 16.339
tussen 1 en 5 km 536.440 271.210 238.761 26.469
tussen 5 en 10 km 308.310 158.169 134.316 15.825
tussen 10 en 25 km 303.205 151.091 134.244 17.870
tussen 25 en 50 km 138.323 64.844 63.665 9.814
meer dan 50 km 108.959 46.785 53.133 9.041
totaal 1.783.852 886.275 798.043 99.534

Drie op vier kleinkinderen heeft grootouder op minder dan 10 km

Als we de resultaten berekenen vanuit het standpunt van de kleinkinderen (van 15 jaar of jonger), dan zien we dat voor net iets minder dan 79% van de kinderen (78,55%), met minstens 1 grootouder wonend in België, de dichtstbij wonende grootouder niet verder weg woont dan 10 km.

Aantal kleinkinderen volgens de afstand t.o.v. hun grootouders

afstand totaal percentage
inwonend 90.765 6%
minder dan 1 km 350.766 23%
tussen 1 en 5 km 532.619 34%
tussen 5 en 10 km 243.757 16%
tussen 10 en 25 km 195.793 13%
tussen 25 en 50 km 81.091 5%
meer dan 50 km 55.748 4%
totaal 1.550.539 100%

Voor 63% (62,83) woont er minimaal één grootouder op fietsafstand (tussen 1 en 5 km) en voor 28,5% (28,48) woont de grootouder ofwel om de hoek (op minder dan 1 km) ofwel is hij of zij (of zijn beiden) inwonend (5,85%).

19,79% van de kinderen (382.563 kinderen in absolute cijfers) hebben ofwel geen grootouder meer ofwel geen grootvader of -moeder die in België woont. Deze kinderen zijn niet opgenomen in bovenstaande tabel, en niet verrekend in de percentages.

CONTEXT en NUANCERING

Statbel analyseerde op basis van Demobel - zijn demografische database gebaseerd op het Rijksregister - hoe ver grootouders van hun kleinkinderen wonen. Deze cijfers werden nooit eerder geproduceerd voor België.

De cijfers hebben betrekking op de populatie op 1 januari 2019. We beperkten de analyse tot (klein)kinderen jonger dan 15 jaar. We doen dit om het zorgaspect in de verf de zetten. Een aantal belangrijke nuances zijn aan de orde:

  • Deze cijfers zijn berekend op basis van het aantal kleinkinderen en grootouders dat gedomicilieerd is in België.
  • Grootouders en kleinkinderen werden geïdentificeerd op basis van hun verwantschap zoals geregistreerd in het Rijksregister. Er wordt dus geen rekening gehouden met contacten tussen kinderen en ouderen die niet in rechte lijn verwant zijn (plusgrootouders, achterneven en nichtjes enz...).
  • Afstand is op zich uiteraard niet de enige bepalende factor voor de mate waarin er contact is tussen kleinkinderen en grootouders, maar ze speelt logischerwijs wel een rol. In een onderzoek van de Gezinsbond uit 20161 gaf 65% van de respondenten aan dat de reden waarom ze sommige kleinkinderen meer zagen dan andere simpelweg was omdat ze dichter woonden.

DATA EN METHODOLOGIE

Deze experimentele Statbel-analyse brengt twee recente ontwikkelingen samen met het Rijksregister2 als bron:

  1. verwantschapsstatistieken: gebaseerd op informatie uit het Rijksregister identificeerde Statbel van elke persoon de vader en de moeder (voor zover geregistreerd). Deze ontwikkeling heeft zijn belang in onder andere de ontwikkeling van een nieuwe huishoudenstypologie en herkomststatistieken.
  2. Statbel geolokaliseerde de adressen die geregistreerd zijn in het Rijksregister (onder andere op basis van open adressen bestanden). Op deze manier kon de afstand berekend worden tussen domicilies van (klein)kinderen en grootouders.

Beide ontwikkelingen werden geïntegreerd in DEMOBEL. DEMOBEL is een geheel van microdatabestanden met een schat aan demografische informatie omtrent bevolking, geboorten, overlijdens, migraties, huishoudens, echtscheidingen en huwelijken over een periode van bijna 30 jaar (vanaf 1992).

 


1Rapport onderzoek gezinsbond

2Rijksregister