13% minder overnachtingen in oktober 2021 dan in 2019

Ondernemingen
13% minder overnachtingen in oktober 2021 dan in 2019

Het aantal overnachtingen in Belgische vakantieverblijven bedroeg 3.126.446 in oktober 2021. Op nationaal niveau vonden de meeste overnachtingen plaats in vakantiewoningen (18%) en hotels (46%).

In vergelijking met oktober 2020[1]gaat het om 148% meer overnachtingen, in hotels nam het aantal overnachtingen met 156% toe. Als men vergelijkt met 2019, is er echter een daling van 13% in het algemeen en van 22% voor de hotels.

In het Waals Gewest waren er 691.010 overnachtingen, wat overeen komt met een stijging van 98% ten opzichte van oktober 2020. In het Vlaams en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest werden respectievelijk 2.027.274 en 408.162 overnachtingen geregistreerd, dat wil zeggen een stijging met respectievelijk 145% en 368% ten opzichte van oktober 2020. In het Vlaams Gewest en het Waals Gewest zijn er kleine dalingen ten opzichte van oktober 2019, respectievelijk 7% en 9%. In het Brussels Gewest blijft er een grotere daling (-39%) ten opzichte van oktober 2019.

Opmerking

Van 3 november 2020 tot 7 februari 2021 moesten de vakantieparken en campings sluiten. Hotels en B&B’s mochten open blijven, maar de restaurants en bars moesten dicht. Maaltijden moesten dus genuttigd worden op de kamer.

Vanaf 8 februari mochten vakantieparken en campings heropenen, maar hun zwembaden, gemeenschappelijke binnenruimtes en faciliteiten zoals restaurants en bars moesten gesloten blijven.

Op 8 mei 2021 mochten terrassen opnieuw open, vanaf 9 juni 2021 was ook horeca binnen toegelaten.

Op 8 mei 2021 mochten ook de zwembaden opnieuw open. In praktijk was dit in de vakantieparken vaak (nog) niet het geval door de 1,5 meter-richtlijn.

Kampen en schooluitstappen met overnachtingen waren tot en met juni 2021 niet toegelaten.

Uitzonderlijk zijn de cijfers voor jeugdherbergen en voor de B&B’s alleen op nationaal niveau beschikbaar voor de maanden januari, februari en mei en op gewestelijk niveau voor maart, april en juni.


[1] Bij de interpretatie van de evolutie tussen dezelfde maanden van opeenvolgende jaren is het belangrijk om rekening te houden met de verschillen in het aantal feestdagen, schoolvakanties of weekends tussen deze twee maanden.