AES FAQ

De AES (Enquête volwassenonderwijs) geeft een overzicht van de deelname van individuen aan onderwijs en opleiding (formeel, niet-formeel en informeel leren). De referentieperiode van de leeractiviteiten is steeds de 12 maanden die voorafgaan aan de bevraging. De enquête focuste tot en met 2016 op de groep van 25-64 jaar. In 2022 werd dit uitgebreid tot de 18-69-jarigen.

Formeel leren is onderwijs dat erkend wordt door het ministerie van onderwijs en leidt meestal tot een diploma of getuigschrift zoals een masterdiploma of een diploma in het volwassenenonderwijs.

Niet-formeel leren slaat op opleidingen buiten de context van formeel leren maar nog steeds op een georganiseerde manier, bv. een cursus rond gezondheid georganiseerd door het ziekenfonds of een webinar rond timemanagement georganiseerd door een zelfstandig ondernemer.

Informeel leren is, in tegenstelling tot bovenstaande opleidingen, niet georganiseerd. Het is echter wel intentioneel, d.w.z. met de bedoeling om iets bij te leren of op te steken. Men kan informeel leren van een familielid, collega, door gericht informatie op te zoeken in boeken, op elektronische apparaten (internet, podcasts), door het volgen van rondleidingen etc.

Het doel van AES is de deelname aan onderwijs en opleiding uitgebreid te meten. Deze enquête wordt echter maar om de vijf à zes jaar afgenomen. De jaarlijkse Enquête naar de Arbeidskrachten (EAK) focust op de deelname aan de arbeidsmarkt. Omdat EAK meer frequent georganiseerd wordt, is EAK beter geschikt om bv. levenslang leren te monitoren, maar AES bevraagt dan weer de verschillende manieren van leren op een uitgebreidere wijze. Op die manier vullen ze elkaar mooi aan. De verschillen in rekrutering voor de enquête en de manier van bevragen (methode en vraagstelling) leiden er wel toe dat de cijfers niet perfect vergelijkbaar zijn.

De vragenlijst bevraagt achtereenvolgens enkele achtergrondkenmerken van het individu, de algemene arbeidssituatie, de toegang tot informatie over opleidingen, de deelname aan formele en niet-formele opleiding en de kenmerken van die opleidingen. Verder wordt er ook gepeild naar de interesse in meer opleiding, informele opleiding, talenkennis, gezondheid, het hoogst behaalde onderwijsniveau, de afkomst en het opleidingsniveau van de ouders en de samenstelling van het huishouden.

AES werd in 2008 (02/2008 - 06/2008), 2011 (10/2011-03/2012) en 2016 (11/2016 - 03/2017) georganiseerd. Bij de invoering van het IESS werd besloten dat AES een 6-jarige enquête wordt, dus de volgende enquêtes zullen in 2022 (09/2022 - 02/2023) en 2028 doorgaan.

De AES-enquête werd op verschillende manieren afgenomen. In 2008 werden de respondenten online (CAWI) of op papier (PAPI) bevraagd. In 2011 werd de enquête gekoppeld aan de Enquête naar de Arbeidskrachten en een drop-off survey (PAPI). In 2016 was AES een op zich zelf staande enquête op papier (PAPI) of via web (CAWI). In 2022 werd de enquête afgenomen via een webenquête, en bij een deel van d e nonrespondenten werd nog een CAPI afgenomen.

De eerste AES (2008) was een pilootenquête die in 26 EU-lidstaten (Ierland en Luxemburg namen niet deel), alsook in Noorwegen, Zwitserland en Turkije werd gehouden. Deze eerste ronde werd uitgevoerd op basis van een gentlemen's agreement tussen 2005 en 2008 (afhankelijk van het land).

De tweede ronde (2011) werd tussen juli 2011 en juni 2012 uitgevoerd in 27 EU-lidstaten (Kroatië nam niet deel), Noorwegen, Zwitserland, alsook in Servië en Turkije. Deze enquête werd uitgevoerd op basis van Verordening (EG) nr. 452/2008, en Verordening (EU) nr. 823/2010. Deze Verordeningen voorzien in een dataverzameling van gegevens over de deelname van volwassenen (25-64 jaar) aan leeractiviteiten om de vijf jaar.

De derde golf (2016) werd tussen juli 2016 en maart 2017 uitgevoerd in 28 EU-lidstaten, Noorwegen, Zwitserland, alsook in Servië, Turkije, Albanië, Bosnië en Herzegovina en Noord-Macedonië. Deze enquête werd afgenomen op basis van Verordening 1175/2014.

De vierde golf (2022) wordt tussen juli 2022 en maart 2023 uitgevoerd. Deze enquête is georganiseerd in het kader van het IESS, de uitvoeringsverordening 2021/861 en de gedelegeerde verordening 2021/859.

Links:

Uitvoeringsverordening (EU) 2021/861 van de Commissie van 21 mei 2021 tot vaststelling van de technische aspecten van de gegevensreeksen en van de technische modellen voor het toezenden van gegevens over de organisatie van een steekproefenquête in het domein onderwijs en opleiding op grond van Verordening (EU) 2019/1700 van het Europees Parlement en de Raad

Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/859 van de Commissie van 4 februari 2021 tot aanvulling van Verordening (EU) 2019/1700 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het aantal variabelen en de benaming van de variabelen voor de gegevensreeks in het domein onderwijs en opleiding (Voor de EER relevante tekst)

In 2008 telde de steekproef 15.000 individuen, waarvan er 4.850 antwoordden. In 2011 13.663 individuen, waarvan er 5.526 antwoordden. De AES steekproef in 2016 telde 16.237 individuen, waarvan er 5.150 antwoordden. De AES steekproef telde in 2022 24621 individuen.

De steekproef van 2008 werd getrokken op basis van het rijksregister (25-64 jarigen in individuele huishoudens). De data werden gestratificeerd naar leeftijd (25-34, 35-49 en 50-64), gewest (Brussel, Vlaanderen en Wallonië) en geslacht. De data werden gewogen naar huishoudgrootte, nationaliteit, opleidingsniveau, leeftijd, gewest, geslacht en arbeidsmarktstatuut.

De steekproef van 2011 werd getrokken op basis van de deelnemers van de Enquête naar de Arbeidskrachten (25-64 jarigen in individuele huishoudens). De data werden gestratificeerd naar leeftijd (25-34, 35-49 en 50-64), gewest (Brussel, Vlaanderen en Wallonië) en geslacht. De data werden gewogen volgens de Enquête naar de Arbeidskrachten in het vierde kwartaal en naar huishoudgrootte, nationaliteit, opleidingsniveau, leeftijd, gewest, geslacht en arbeidsmarktstatuut.

De steekproef van 2016 werd getrokken op basis van het rijksregister (25-64 jarigen in individuele huishoudens). De data werden gestratificeerd naar leeftijd (25-34, 35-49 en 50-64), gewest (Brussel, Vlaanderen en Wallonië) en geslacht. De data werden gewogen naar huishoudgrootte, nationaliteit, opleidingsniveau, leeftijd, gewest, geslacht en arbeidsmarktstatuut.

In 2022 werd de steekproef getrokken op basis van het rijksregister (18-69 jarigen in individuele huishoudens). De data werden gestratificeerd naar leeftijd (18-24, 25-34, 35-49 en 50-64), gewest (Brussel, Vlaanderen en Wallonië) en geslacht. De data werden gewogen naar huishoudgrootte, nationaliteit, opleidingsniveau, leeftijd, gewest, geslacht en arbeidsmarktstatuut.

Doordat AES met onregelmatige intervallen georganiseerd wordt, zijn er breuken in de manier waarop AES georganiseerd wordt qua methode en steekproef. In 2008 werden de respondenten online of op papier bevraagd. In 2011 werd de enquête gekoppeld aan de Enquête naar de Arbeidskrachten en een drop-off survey. In 2016 was AES een op zich zelf staande enquête op papier of via web. In 2022 ook, maar werden de interviews computergestuurd afgenomen (CAWI en CAPI).

De meest recente cijfers kan je vinden op deze pagina. Tijdsreeksen kan je via de excels terugvinden onderaan deze pagina. Voor meer gedetailleerde opsplitsingen kan u statbel@economie.fgov.be contacteren.

Aangezien AES een enquête is die georganiseerd wordt door Eurostat, zijn er ook vergelijkbare gegevens te vinden voor andere landen. Deze zijn te vinden op de website van Eurostat, bij het onderdeel educ_part.

AES kan geleverd worden per golf (2008, 2011, 2016). Onderzoekers kunnen de Belgische microdata aanvragen bij Statbel (Cfr. “Microdata voor onderzoek”) en de Europese bestanden bij Eurostat