Stijging van de werkgelegenheidsgraad valt stil, werkloosheidsgraad blijft verder dalen

Werk & Opleiding
Stijging van de werkgelegenheidsgraad valt stil, werkloosheidsgraad blijft verder dalen

Statbel, het Belgische statistiekbureau, publiceert vandaag de belangrijkste resultaten van de Enquête naar de Arbeidskrachten voor het eerste kwartaal van 2019:

  • 69,8% van de 20- tot en met 64-jarigen is aan het werk. Dit cijfer is een daling tegenover vorig kwartaal en een stijging met 0,5 procentpunt tegenover een jaar geleden. Deze stijging zien we ook voor geslacht, leeftijd en gewest.
  • Mannen zijn actiever op de arbeidsmarkt dan vrouwen met een werkgelegenheidsgraad van 73,8% vs. 65,8%.
  • De werkloosheidsgraad van 15- tot en met 64-jarigen blijft verder dalen en komt op 5,7%, dit is het laagste niveau sinds het begin van de metingen in 1983.
  • De werkloosheidsgraad van vrouwen ligt onder die van mannen en de kloof wordt groter.
  • Van de 25-49-jarigen is 5,2% werkloos, ook dit cijfer was nooit lager.
  • Met een daling van zowel de werkgelegenheidsgraad als de werkloosheidsgraad ten opzichte van het vorige kwartaal gaat een toename van de inactiviteitsgraad gepaard. Op iets langere termijn nemen we een daling van de inactiviteitsgraad waar.

Werkgelegenheidsgraad van 20- tot en met 64-jarigen:

69,8% van de 20- tot en met 64-jarigen aan het werk

In het eerste kwartaal van 2019 is 69,8% van de 20- tot en met 64-jarigen aan het werk. Ten opzichte van het vorige kwartaal gaat het om een daling met 0,7 procentpunt, ten opzichte van hetzelfde kwartaal vorig jaar stijgt het cijfer wel met 0,5 procentpunt. Daarmee daalt deze belangrijke EU2020-indicator terug onder de grens van 70%. Het doel in het kader van de EU2020-strategie is om tegen 2020 73,2% van de 20- tot en met 64-jarigen aan het werk te krijgen.

Groei werkgelegenheidsgraad bij vrouwen en mannen vlakt af

De werkgelegenheidsgraad die de vorige twee kwartalen toenam bij vrouwen en bij mannen (grafiek 1), lijkt gestuit. Daar waar in het vorige kwartaal nog 74,4% van de mannen tussen 20 en 64 jaar een job had, is dit nu 73,8%. Voor vrouwen zien we ook een daling van 66,6% naar 65,8%. Dit is een daling tegenover de vorige twee kwartalen, maar nog steeds een toename in vergelijking met vorig jaar.

Grafiek 1: Werkgelegenheidsgraad 20-64-jarigen naar geslacht

Grafiek 1: Werkgelegenheidsgraad 20-64-jarigen naar geslacht

Toename werkgelegenheidsgraad bij 20-54-jarigen en 55-plussers in vergelijking met T1 2018

Opgesplitst volgens leeftijdsgroep noteren we tussen het eerste kwartaal van 2018 en het eerste kwartaal van 2019 een toename van de werkgelegenheidsgraad bij zowel de groep van 20- tot en met 54-jarigen als bij de 55-plussers (grafiek 2). Ten opzichte van het vorige kwartaal zien we echter een daling met 0,7 en 0,8 procentpunt respectievelijk voor de 20-54-jarigen en de 55-64-jarigen.

Grafiek 2: Werkgelegenheidsgraad 20-64-jarigen naar leeftijdsgroep

Grafiek 2: Werkgelegenheidsgraad 20-64-jarigen naar leeftijdsgroep

Toename in Vlaanderen en Wallonië, stabilisatie in Brussel

Ook in Vlaanderen en Wallonië zien we een lichte stijging van de werkgelegenheidsgraad van 20- tot en met 64-jarigen tegenover hetzelfde kwartaal vorig jaar en een daling tegenover het vorige kwartaal. In Wallonië nam de werkgelegenheidsgraad toe met 1,5 procentpunt, in Vlaanderen ging het om 0,2 procentpunt. De werkgelegenheidsgraad in Brussel blijft echter hangen net boven de 60%. De verschillen tussen de gewesten blijven groot: de hoogste werkgelegenheidsgraad in Vlaanderen (74,1%), de laagste in Brussel (60,9%). Wallonië bevindt zich daartussen met 65,1%.

Grafiek 3: Werkgelegenheidsgraad 20-64-jarigen naar regio

Grafiek 3: Werkgelegenheidsgraad 20-64-jarigen naar regio

Werkloosheidsgraad 15- tot en met 64-jarigen:

Werkloosheidsgraad blijft dalen tot 5,7 procent

De werkloosheidsgraad, gemeten volgens de definities van het Internationaal Arbeidsbureau (zie definities onder ‘Metadata’) blijft verder dalen in het eerste kwartaal van 2019. Dit is een systematische daling sinds het derde kwartaal van 2017 (-1,6 procentpunt). Ten opzichte van hetzelfde kwartaal een jaar eerder gaat dit om een daling van 0,5 procentpunt. De Belgische IAB-werkloosheidsgraad van 15- tot en met 64-jarigen komt met een percentage van 5,7% op zijn laagste niveau te liggen sinds de eerste metingen in 1983.

Werkloosheidsgraad vrouwen onder die van mannen

Sinds het derde kwartaal van 2017 ligt de werkloosheidsgraad van vrouwen onder het niveau van de mannen (grafiek 4). De kloof wordt in het eerste kwartaal van 2019 nog iets groter tot 1,3 procentpunt, aangezien de werkloosheidsgraad van vrouwen het laatste kwartaal daalt van 5,3% naar 5,0%, tegenover een lichte toename van de werkloosheidsgraad van mannen, van 6,2% naar 6,3%.

Grafiek 4: Werkloosheidsgraad 15-64-jarigen naar geslacht

Grafiek 4: Werkloosheidsgraad 15-64-jarigen naar geslacht

Verdere daling van de jeugdwerkloosheidsgraad

In het eerste kwartaal van 2019 bedraagt de werkloosheidsgraad van 15-24-jarigen 15,7%, bij 25-49-jarigen 5,2% en bij 50-plussers 4,1%.

In het laatste kwartaal van 2018 was er een opmerkelijke daling van de jeugdwerkloosheidsgraad (-4,1 procentpunt tussen het derde en vierde kwartaal). Deze daling heeft zich echter niet voortgezet, maar we zitten nog duidelijk onder de 16,9% van het eerste kwartaal van 2018.

Ook in de leeftijdsgroep van 25-49 jaar daalt de werkloosheidsgraad zowel ten opzichte van het vorige kwartaal als het vorige jaar (grafiek 5). Het werkloosheidspercentage van 25-49-jarigen was nooit lager sinds 1983. Bij de groep van 50-plussers is er een lichte stijging tegenover vorig kwartaal (+0,4 procentpunt) en een lichte daling tegenover het eerste kwartaal van 2018 (-0,2 procentpunt).

Grafiek 5: Werkloosheidsgraad 15-64-jarigen naar leeftijdsgroep

Grafiek 5: Werkloosheidsgraad 15-64-jarigen naar leeftijdsgroep

Werkloosheidsgraad daalt vooral in Wallonië

Tussen het laatste kwartaal van 2018 en het eerste kwartaal van 2019 daalt de werkloosheidsgraad van 7,8% naar 7,4% in Wallonië. Dit is een verdere sterke daling ten opzichte van de 10,7% die we in het eerste kwartaal van 2017 observeerden en de 8,9% in het eerste kwartaal van 2018. In Vlaanderen blijft de werkloosheidsgraad stabiel op 3,4% en deze lijkt het laatste jaar niet verder te dalen. In Brussel is er een toename van 13,2% naar 13,7% in vergelijking met het vorig kwartaal, en van 13,3% naar 13,7% in vergelijking met het kwartaal een jaar eerder.

Grafiek 6: Werkloosheidsgraad 15-64-jarigen naar regio 

Grafiek 6: Werkloosheidsgraad 15-64-jarigen naar regio

Inactiviteitsgraad van 15- tot en met 64-jarigen:

Inactiviteitsgraad lichtjes gestegen tegenover vorig kwartaal

Mensen die volgens de definities van het Internationaal Arbeidsbureau (zie definities onder ‘Metadata’) niet als werkend of werkloos geklasseerd worden zijn inactief. Tegenover het vorig kwartaal is de inactiviteitsgraad van 15- tot en met 64-jarigen met 0,8 procentpunt toegenomen tot 31,6%. Dit is echter nog steeds een daling tegenover het eerste kwartaal van 2017 (-0,9 procentpunt) en het eerste kwartaal van 2018 (-0,3 procentpunt). Als we gaan kijken naar wie inactief is bij de 15- tot en met 64-jarigen zijn de meest voorkomende categorieën: student (40,2%), arbeidsongeschikt (18,7%), huisvrouw of -man (13,5%), of (brug)gepensioneerd zijn (16,54%) (cijfers 2018). 5,4% van de inactieven geeft zelf aan werkloos te zijn, maar zoekt niet actief naar een job en/of is niet binnen de twee weken beschikbaar. Daarnaast is er nog een categorie ‘andere’ (5,6%).

Inactiviteitsgraad vrouwen boven die van mannen

Mannen (met 27,4% inactieven) zijn actiever op de arbeidsmarkt dan vrouwen (met 35,9% inactieven), maar beiden hebben in vergelijking met 2 jaar geleden een stap richting meer activiteit gezet. Bij vrouwen is de daling van de inactiviteitsgraad groter (-1,5 procentpunten) dan bij mannen (-0,4 procentpunten). Tegenover vorig jaar zien we echter wel een toename van de inactiviteitsgraad.

Grafiek 7: Inactiviteitsgraad 15-64-jarigen naar geslacht

Grafiek 7: Inactiviteitsgraad 15-64-jarigen naar geslacht

Inactiviteitsgraad het hoogst bij jongeren en ouderen

Van de 15-24-jarigen is 70,8% inactief, meestal omdat ze voltijds studeren en geen studentenjob uitoefenden in de referentieweek. Van de 50-64-jarigen is 37,1% inactief, waaronder een groot deel gepensioneerden. Zowel bij de jongste (-2,6 procentpunt) als oudste (-2,2 procentpunt) categorie zien we echter een duidelijke afname van de inactiviteitsgraad tegenover het eerste kwartaal van 2017. Bij de 25-49-jarigen is 14,6% inactief. Dit percentage is het afgelopen jaar met 0,5 procentpunt gestegen.

Grafiek 8: Inactiviteitsgraad 15-64-jarigen naar leeftijdsgroep

Grafiek 8: Inactiviteitsgraad 15-64-jarigen naar leeftijdsgroep

Inactiviteitsgraad regio’s

Het percentage inactieven van 15 tot en met 64 jaar is in het Waals gewest het hoogst (35,7%), op de voet gevolgd door Brussel met 35,0% inactieven. In het Vlaams gewest is 28,7% inactief. Zowel het Waals  als Vlaams gewest zijn er de afgelopen jaren in geslaagd de inactiviteitsgraad in vergelijking met 8 kwartalen geleden te doen dalen met 1,1 procentpunt. In Brussel is de inactiviteitsgraad licht toegenomen (+0,4 procentpunt). In vergelijking met vorig kwartaal is er in alle regio’s een stijging van de inactiviteitsgraad.

Grafiek 9: Inactiviteitsgraad 15-64-jarigen naar regio

Grafiek 9: Inactiviteitsgraad 15-64-jarigen naar regio

Definities over werkenden en werklozen

De steekproefenquête naar de arbeidskrachten is een enquête bij particuliere huishoudens, die over het hele jaar wordt gehouden. Ze is gebaseerd op een effectieve steekproef van meer dan 30.000 personen (respondenten) op actieve leeftijd (15 jaar en ouder) in het eerste kwartaal van 2019.

 

De enquête is geharmoniseerd op Europees niveau. De definities over werkgelegenheid en werkloosheid die worden gehanteerd zijn die van het Internationaal Arbeidsbureau (IAB), waardoor een vergelijkbaarheid van de resultaten op internationaal vlak wordt gewaarborgd.

  • Personen met een betrekking (werkende personen) zijn personen die gedurende de referentieweek minstens één uur werk verrichtten voor loon of salaris of voor winst, of die een baan hadden maar tijdelijk afwezig waren. Daar worden ook de meewerkende familieleden meegerekend.
  • Werklozen zijn alle personen die:

(a) tijdens de referentieweek geen werk hadden, d.w.z. niet in loondienst of als zelfstandige werkten;

(b) voor werk beschikbaar waren, d.w.z. voor werk in loondienst of als zelfstandige beschikbaar waren binnen twee weken na de referentieweek;

(c) actief werk zochten, d.w.z. gedurende de laatste vier weken met inbegrip van de referentieweek gerichte stappen hadden ondernomen om werk in loondienst of als zelfstandige te zoeken, of die werk hadden gevonden en binnen ten hoogste drie maanden zouden beginnen te werken.

Opgelet! De IAB‐werkloosheidscijfers staan los van een eventuele inschrijving bij VDAB, Actiris, FOREM of ADG, evenals van het ontvangen van een uitkering van de RVA, en zijn dus niet vergelijkbaar met de administratieve werkloosheidscijfers.

  • Inactieven zijn alle personen die niet beschouwd worden als personen met een betrekking of als werklozen.
  • De beroepsbevolking is samengesteld uit de werkloze en de werkende bevolking.
  • De werkgelegenheidsgraad in het kader van de Europa 2020‐strategie geeft het percentage werkende personen in de bevolking van 20 tot 64 jaar weer.
  • De werkloosheidsgraad geeft het percentage werklozen in de beroepsbevolking (werkende personen + werklozen) binnen een bepaalde leeftijdsgroep weer.
  • De inactiviteitsgraad geeft het percentage inactieven in de bevolking binnen een bepaalde leeftijdsgroep weer.

De werkgelegenheidsgraad, werkloosheidsgraad en inactiviteitsgraad gemeten volgens de definities van het Internationaal Arbeidsbureau zijn de belangrijkste indicatoren om de arbeidsmarktevolutie op internationaal niveau te vergelijken.

Methodologische noot

De gerapporteerde cijfers vormen schattingen op basis van een steekproefenquête. Ondanks de grote steekproef waarop de cijfers gebaseerd zijn, moet men (zoals bij alle resultaten op basis van een steekproef) rekening houden met een bepaalde onzekerheidsmarge rondom de geschatte cijfers. Om de leesbaarheid te verhogen wordt niet steeds verwezen naar het al dan niet significant zijn van bepaalde evoluties. Toch dient men er rekening mee te houden dat kleine evoluties van kwartaal op kwartaal meestal niet significant zijn. Daarom bevelen we aan de trends eerder te evalueren over meerdere kwartalen heen, vanuit de redenering dat bepaalde toevallige steekproeffluctuaties op die manier minder zichtbaar zijn.