Sterke toename aantal werkenden in 2021

Werk & Opleiding
Sterke toename aantal werkenden in 2021

Nieuwe resultaten enquête naar arbeidskrachten België

Statbel, het Belgische statistiekbureau, publiceert vandaag de resultaten van de Enquête naar de Arbeidskrachten voor 2021. Nadat België in 2020 de gevolgen van de Covid-19-crisis op de arbeidsmarkt kon beperken dankzij verschillende steunmaatregelen, zoals het stelsel van tijdelijke werkloosheid en het overbruggingsrecht voor zelfstandigen, is er in 2021 een duidelijk herstel van de werkgelegenheid. Het aantal werkenden neemt tussen 2020 en 2021 met 51.000 personen toe. Mochten de vroegere internationale definities nog van toepassing geweest zijn, ging het zelfs om een toename met 91.000 personen. In deze publicatie met de jaarcijfers uit de Enquête naar de Arbeidskrachten bekijken we enkele belangrijke arbeidsmarktindicatoren van naderbij.

  • De werkgelegenheidsgraad van 20-64-jarigen bedraagt 70,6% in 2021. Daarmee is het negatieve effect op de werkgelegenheidsgraad als gevolg van de Covid-19-crisis tenietgedaan. Om evenwel in 2030 een werkgelegenheidsgraad van 80% te bereiken moeten er meer dan 600.000 personen extra aan de slag gaan.
  • Zowel de werkgelegenheidsgraad van vrouwen als van 55-64-jarigen bereiken recordhoogtes. In 2021 is 66,8% van de vrouwen van 20- tot en met 64 jaar aan het werk. In 2000 bedroeg dit percentage 56%. Bij de 55-plussers is de toename van de werkgelegenheidsgraad de laatste twee decennia nog sterker: in 2000 was 26,3% van de 55- tot en met 64-jarigen aan het werk, in 2021 gaat het om 54,5%.
  • De IAB-werkloosheidsgraad van 15-64-jarigen bedraagt 6,3%. Deze werkloosheidsgraad ligt in 2021 hoger dan in 2020 (5,6%). Bij het uitbreken van de Covid-19-crisis in maart 2020 noteerden we in eerste instantie nog een daling van de IAB-werkloosheid omwille van een verschuiving van IAB-werkloosheid naar inactiviteit. Pas in de tweede helft van 2020 begon de IAB-werkloosheidsgraad toe te nemen.
  • De werkloosheidsgraad van vrouwen ligt sinds 2012 onder die van mannen. In 2020 bedroeg het verschil tussen de werkloosheidsgraad van mannen en vrouwen 0,4 procentpunt. In 2021 is dat verschil 0,8 procentpunt geworden: de werkloosheidsgraad van vrouwen bedraagt 5,9%, bij mannen is 6,7% van de beroepsbevolking werkloos.
  • 42% van de werklozen is langdurig werkloos, dit betekent dat ze minstens een jaar zonder werk zijn en op zoek zijn naar een job. 22,3% van de werklozen is minstens twee jaar werkloos.

Verdere details leest u hieronder.  

Arbeidsmarktstatuut bevolking van 15 jaar en ouder

Het aantal werkenden stijgt met 51.000 personen, maar ook het aantal werklozen neemt toe met 42.000 personen

In 2021 zijn gemiddeld genomen 4.854.000 in België wonende personen aan het werk. Het aantal werkende personen neemt tussen 2020 en 2021 toe met 51.000 personen (+1,1%) (tabel 1).

Tegelijkertijd neemt ook het aantal IAB-werklozen toe, met 42.000 eenheden (+14,8%). Het gaat om personen die geen werk hebben, actief op zoek zijn naar werk én beschikbaar zijn om binnen de twee weken te beginnen werken. In 2021 zijn 324.000 personen IAB-werkloos.

Het aantal inactieven van 15 jaar of ouder bedraagt 4.324.000. Dat aantal daalt tussen 2020 en 2021 met 37.000 personen (-0,9%).

Tabel 1: Bevolking van 15 jaar en ouder volgens arbeidsmarktstatuut (2020-2021)

  2020 2021 (b) Evolutie 2020-2021
Absolute cijfers %
Werkend 4.802.984 4.853.682 +50.698 +1,1%
IAB-werkloos 282.437 324.376 +41.939 +14,8%
Inactief 4.361.469 4.324.310 -37.159 -0,9%
Totaal 9.446.890 9.502.368 +55.478 +0,6%

(b) Breuk in de resultaten in 2021 omwille van de herziening van de vragenlijst en de wijziging van de IAB-definities van werkloosheid en werkgelegenheid.

Breuk in de reeks omwille van aanpassing internationale definities

Wegens de herziening van de vragenlijst van de Enquête naar de arbeidskrachten en de wijziging van de IAB-definities van werkloosheid en werkgelegenheid naar aanleiding van een nieuw Europees kaderreglement (zie methodologische noot), kunnen de resultaten van 2021 niet zomaar vergeleken worden met die van 2020. De belangrijkste wijziging betreft de behandeling van de personen die tijdelijk werkloos zijn voor een duur van meer dan drie maanden. Vanaf 2021 worden deze personen niet meer bij de werkenden maar bij de werklozen of inactieven gerekend, afhankelijk van de antwoorden op de vragen naar het zoeken naar werk en het beschikbaar zijn. In 2021 zijn gemiddeld 40.000 personen langer dan drie maanden tijdelijk werkloos. Vroeger zouden ze als werkend beschouwd worden, nu zijn 5.000 van hen bij de IAB-werklozen en 35.000 bij de inactieve bevolking geclassificeerd.

Toename met 91.000 werkenden wanneer vroegere berekeningswijze toegepast wordt

Om een duidelijker beeld te krijgen op de werkelijke evoluties van het aantal werkenden, werklozen en inactieven, los van de breuk in de reeks omwille van de gewijzigde definitie, berekenen we naast de officiële cijfers ook alternatieve cijfers. Daarbij rekenen we alle personen in tijdelijke werkloosheid langer dan drie maanden bij de werkenden, zoals dat in 2020 gebeurde. Grafiek 1 toont dat het aantal werkenden met 91.000 eenheden zou toegenomen zijn, mocht de oude definitie toegepast geweest zijn. Het aantal IAB-werklozen zou met 37.000 aangegroeid zijn en het aantal inactieven met 72.000 eenheden gedaald.

Grafiek 1: Evolutie aantal werkenden, werklozen en inactieven tussen 2020 en 2021, officiële definitie versus alternatieve definitie

Werkgelegenheids- en werkloosheidsgraad

Werkgelegenheidsgraad 20-64-jarigen bedraagt 70,6%

In 2021 heeft 70,6% van de 20-64-jarigen een job. Volgens de alternatieve, meer vergelijkbare definities, zou het percentage 71,2% bedragen.

Als we de werkgelegenheidsgraad doorheen de tijd bekijken, stellen we vast dat die de afgelopen twee decennia een licht stijgende tendens vertoont. In 2000 bedroeg het percentage 65,8% en in 2010 67,6% (grafiek 2). Het negatief effect van de Covid-19-crisis op de werkgelegenheidsgraad in 2020 werd in 2021 tenietgedaan.

België heeft een werkgelegenheidsgraad van 80% in 2030 vooropgesteld. Om dit doel te bereiken moeten er meer dan 600.000 personen extra aan de slag gaan.

Grafiek 2: Werkgelegenheidsgraad 20-64-jarigen volgens regio (2000-2021)

Recordhoogtes bij vrouwen en 55-plussers

De werkgelegenheidsgraad bedraagt 74,5% bij mannen en 66,8% bij vrouwen. Bij vrouwen is dit het hoogste percentage ooit. In 2000 was 56% van de vrouwen van 20 tot en met 64 jaar aan het werk.

Grafiek 3: Werkgelegenheidsgraad 20-64-jarigen* - vrouwen (2000-2021)

De alternatieve werkgelegenheidsgraad wordt hier niet weergegeven omdat het verschil met de officiële werkgelegenheidsgraad slechts minimaal is.

Ook de werkgelegenheidsgraad van 55-plussers bereikt in 2021 een recordhoogte. 54,5% van de 55-64-jarigen is aan het werk. De afgelopen 20 jaar is het percentage 55-plussers met een job sterk gestegen. In 2000 was 26,3% van de 55 tot en met 64-jarigen aan het werk, in 2010 ging het om 37,3%. Ook in 2020, een jaar waarin België getroffen werd door de Covid-19-crisis, noteren we een toename van het percentage 55-plussers met een job.

Grafiek 4: Werkgelegenheidsgraad 55-64-jarigen (2000-2021)

De alternatieve werkgelegenheidsgraad wordt hier niet weergegeven omdat het verschil met de officiële werkgelegenheidsgraad slechts minimaal is.

Grote verschillen werkgelegenheidsgraad volgens regio, onderwijsniveau en nationaliteitsgroep

In Vlaanderen bedraagt de werkgelegenheidsgraad van 20-64-jarigen 75,3%. In Wallonië is dit percentage 65,2% en in Brussel 62,2%. Ook naar onderwijsniveau zijn de verschillen groot. Van alle laaggeschoolde 20-64-jarigen heeft 44,7% een job. Van degene met een diploma van het hoger secundair onderwijs op zak (middengeschoolden), is 67,5% aan de slag en bij hooggeschoolden bedraagt de werkgelegenheidsgraad 84,1%.

Van alle 20-64-jarigen met de Belgische nationaliteit heeft 71,9% een job. De werkgelegenheidsgraad van niet-Belgische EU27-burgers ligt nog iets hoger (72,5%). Van de niet-EU27-burgers is 43,3% aan het werk. Daarmee bedraagt de kloof tussen de werkgelegenheidsgraad van Belgen en niet-EU27-burgers 28,6 procentpunten. Vorig jaar bedroeg die kloof 31,3 procentpunten.

Grafiek 5: Werkgelegenheidsgraad 20-64-jarigen volgens verschillende kenmerken – 2021

Werkloosheidsgraad 15-64-jarigen bedraagt 6,3%

In 2021 bedraagt de werkloosheidsgraad van 15-64-jarigen 6,3%. Volgens de alternatieve, meer vergelijkbare definities zou dit percentage werklozen in de beroepsbevolking 6,2% bedragen. De werkloosheidsgraad ligt in 2021 hoger dan in 2020 (5,6%). Bij het uitbreken van de Covid-19-crisis in maart 2020 noteerden we in eerste instantie nog een daling van de werkloosheid omwille van een verschuiving van IAB-werkloosheid naar inactiviteit. Pas in de tweede helft van 2020 begon de IAB-werkloosheidsgraad toe te nemen.

Werkloosheidsgraad van vrouwen lager dan die van mannen

Bij het bekijken van de werkloosheidsgraad op jaarbasis, valt op dat die van vrouwen sinds 2012 onder die van mannen ligt (grafiek 6). In 2017 was er nauwelijks een verschil in de werkloosheidsgraad van mannen (7,2%) en vrouwen (7,1%) maar sindsdien is de kloof terug groter geworden. In 2020 bedroeg het verschil tussen de werkloosheidsgraad van mannen en vrouwen 0,4 procentpunt. In 2021 is dat verschil 0,8 procentpunt geworden: de werkloosheidsgraad van vrouwen bedraagt 5,9% terwijl bij mannen 6,7% van de beroepsbevolking werkloos is.

Grafiek 6: Werkloosheidsgraad 15-64-jarigen volgens geslacht (2000-2021)

Grote verschillen in werkloosheidsgraad volgens regio, onderwijsniveau en nationaliteitsgroep

De hoogste werkloosheidsgraad wordt waargenomen bij niet-EU27-burgers (21%), jongeren (18,2%), laaggeschoolden (14,7%) en inwoners van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (12,5%) (grafiek 7). De laagste werkloosheidsgraad noteren we bij hooggeschoolden (3,6%), inwoners van het Vlaams Gewest (3,9%) en 50-64-jarigen (4,3%).

Grafiek 7: Werkloosheidsgraad 15-64-jarigen volgens verschillende kenmerken – 2021

42% van de werklozen is langdurig werkloos

Werklozen kunnen ingedeeld worden volgens de duur van de werkloosheid. Hierbij wordt gekeken naar hoelang de werkloze geen werk heeft én op zoek is naar werk. Bij 58% van de werklozen bedraagt de duur dat ze werkloos zijn minder dan een jaar, 19,7% is tussen een jaar en minder dan twee jaar werkloos en 22,3% is minstens 2 jaar werkloos (tabel 2). Personen die een jaar of langer werkloos zijn, worden als langdurig werkloos beschouwd. In 2021 gaat het om 42% van alle werklozen.

De verschillen in werkloosheidsduur tussen mannen en vrouwen zijn klein. Volgens leeftijdsgroep zijn er wel grote verschillen: 56,1% van de werkloze 50-plussers is minstens een jaar werkloos, 36,9% is zelfs twee jaar of langer werkloos. Van de werkloze 25-49-jarigen is 45% langdurig werkloos en bij de jongeren gaat het om 20,8%.

Tabel 2: IAB-werklozen volgens werkloosheidsduur*, geslacht en leeftijdsgroep (2021)

  Totaal Mannen Vrouwen 15-24 jaar 25-49 jaar 50 jaar en +
Minder dan 12 maanden werkloos 58,0% 58,1% 57,8% 79,2% 55,0% 43,9%
Van 12 tot 23 maanden werkloos 19,7% 19,1% 20,6% 14,4% 21,9% 19,2%
24 maanden of meer werkloos 22,3% 22,9% 21,6% 6,4% 23,0% 36,9%
Totaal 100% 100% 100% 100% 100% 100%

* Niet inbegrepen: de IAB-werklozen die niet geantwoord hebben op de vraag met betrekking tot de werkloosheidsduur

Methodologische noot

De gerapporteerde cijfers vormen schattingen op basis van een steekproefenquête. Ze zijn gebaseerd op een effectieve steekproef van meer dan 109.000 personen (respondenten) tussen 15 en 89 jaar in de loop van 2021. Het gaat om ongeveer 54.000 respondenten in Vlaanderen, 40.000 in Wallonië en 15.000 in Brussel.

De enquête is geharmoniseerd op Europees niveau. De definities over werkgelegenheid en werkloosheid die worden gehanteerd (zie tab “documentatie”) zijn die van het Internationaal Arbeidsbureau (IAB), waardoor een vergelijkbaarheid van de resultaten op internationaal vlak wordt gewaarborgd.

De Enquête naar de Arbeidskrachten is een continue enquête. Dat wil zeggen dat de steekproef gelijk verdeeld is over de 52 (referentie)weken van het jaar. De geselecteerde respondenten beantwoorden een vragenlijst die hoofdzakelijk betrekking heeft op hun activiteit in de loop van een gegeven referentieweek. De hier gepresenteerde gegevens geven gemiddelden voor het jaar weer.

In 2017 is er een eerste breuk in de resultaten wegens een grondige hervorming van de Enquête naar de Arbeidskrachten. Meer info is te vinden in volgende analyse.

Daarnaast trad in 2021 een nieuw Europees kaderreglement in voege (EU Verordening 2019/1700). De vragenlijst werd grondig herzien, onder meer om ze in overeenstemming te brengen met de aangepaste operationele definities van werkgelegenheid en werkloosheid van het Internationaal Arbeidsbureau (IAB). De arbeidsmarktcijfers van 2021 kunnen daarom niet zomaar vergeleken worden met de cijfers van vóór 2021. De belangrijkste wijziging: vanaf 2021 wordt wie langer dan drie maanden tijdelijk werkloos is, bij de werklozen of inactieven gerekend, en niet meer bij de werkenden, afhankelijk van de antwoorden op de vragen naar het zoeken naar werk en het beschikbaar zijn.

Naast deze aanpassing aan de nieuwe definities van werkgelegenheid en werkloosheid werd er via het nieuwe kaderreglement ook naar gestreefd om meer uniformiteit te brengen in de manier waarop bepaalde concepten gemeten worden, wat voor meer vergelijkbare resultaten moet zorgen op Europees niveau. Om een aantal wijzigingen bevattelijk te maken, publiceren we voor de belangrijkste indicatoren zowel het officiële cijfer als een alternatief, meer vergelijkbaar cijfer.

In deze nota vindt u meer details over de in 2021 doorgevoerde wijzigingen.

Definities

De werkgelegenheidsgraad van 20-64-jarigen geeft het percentage werkende personen in de totale bevolking van 20 tot en met 64 jaar weer.

De werkloosheidsgraad van 15-64-jarigen geeft het percentage werklozen in de beroepsbevolking (werkende personen + werklozen) van 15 tot en met 64 jaar weer.

Laaggeschoolden zijn personen die maximaal een diploma hebben van het lager secundair onderwijs. Middengeschoolden zijn personen die een diploma behaald hebben van het hoger secundair onderwijs, maar geen diploma van het hoger onderwijs. Hooggeschoolden hebben een diploma van het hoger onderwijs.