Maandelijkse cijfers over de arbeidsmarkt – november 2021

DataLab
Maandelijkse cijfers over de arbeidsmarkt – november 2021

De voorlopige resultaten voor de maandelijkse indicatoren op basis van de Enquête naar de Arbeidskrachten van Statbel, het Belgische statistiekbureau, wijzen op een afname van zowel de werkgelegenheidsgraad als de werkloosheidsgraad. De werkgelegenheidsgraad bij 20-64-jarigen wordt geschat op 70,0% en de werkloosheidsgraad duikt voor het eerst in 2021 onder de 6% en bedraagt 5,7%.

Sinds midden november wordt telewerk opnieuw verplicht, wat zich weerspiegelt in de cijfers. Tussen oktober en november stijgt het percentage werkenden dat soms, gewoonlijk of altijd van thuis uit werkt van 36,5% naar 38,3%.

Werkgelegenheidsgraad daalt naar 70,0%

Volgens voorlopige resultaten uit de Enquête naar de Arbeidskrachten bedraagt de Belgische werkgelegenheidsgraad van 20-64-jarigen 70,0% in november 2021. Dit is een sterke daling ten opzichte van oktober toen de werkgelegenheidsgraad 71,6% bedroeg.

De werkgelegenheidsgraad neemt tussen oktober en november met 1,9 procentpunt af bij mannen en met 1,2 procentpunt bij vrouwen. De werkgelegenheidsgraad daalt het sterkst in Wallonië (-2,2 procentpunt), gevolgd door Vlaanderen (-1,5 procentpunt). In Brussel stabiliseert de werkgelegenheidsgraad (-0,1 procentpunt). In Brussel bedraagt de werkgelegenheidsgraad van 20-64-jarigen 62,2%, in Vlaanderen 74,5% en in Wallonië 64,7%.

Begin 2021 trad een nieuw Europees kaderreglement in voege. Dat zorgde voor aanpassingen aan de enquête. De werkgelegenheidsgraad van 2021 kan daarom niet zomaar vergeleken worden met de cijfers vóór 2021. Eén van de belangrijke wijzigingen: vanaf dit jaar worden personen in tijdelijke werkloosheid voor langer dan drie maanden niet meer bij de werkenden gerekend, maar bij de werklozen of inactieven, afhankelijk van de antwoorden op de vragen naar het zoeken naar werk en het beschikbaar zijn. Om de impact van deze gewijzigde behandeling van langdurig tijdelijk werklozen te illustreren berekenen we, naast de officiële werkgelegenheidsgraad ook een alternatieve werkgelegenheidsgraad, waarbij langdurig tijdelijk werklozen zoals vroeger ingedeeld worden bij de werkenden. Sinds mei 2021 zien we dat het aantal langdurig tijdelijk werklozen sterk begint te dalen, waardoor het verschil tussen de officiële en alternatieve werkgelegenheidsgraad ook kleiner wordt. Sinds september ligt de alternatieve werkgelegenheidsgraad nog slechts 0,1 procentpunt hoger dan de officiële. Deze alternatieve werkgelegenheidsgraad bedraagt 70,1% in november.

Werkloosheidsgraad daalt naar 5,7%

Na een daling in augustus (6,3%) en september (6,0%), steeg de IAB-werkloosheidsgraad van 15-64-jarigen in oktober naar 6,6%. Deze toename heeft zich niet doorgezet in november. De werkloosheidsgraad zakt in november voor het eerst in 2021 onder de 6% en bedraagt 5,7%.

De werkloosheidsgraad daalt tussen oktober en november met 1,4 procentpunt bij mannen en met 0,3 procentpunt bij vrouwen. De werkloosheidsgraad van mannen bedraagt 6,5%, die van vrouwen 4,8%.

De werkloosheidsgraad daalt het sterkst in Brussel, gevolgd door Vlaanderen. In Wallonië stabiliseert de werkloosheidsgraad. De werkloosheidsgraad bedraagt 3,3% in Vlaanderen, 9,0% in Wallonië en 10,5% in Brussel.

De gewijzigde behandeling van tijdelijk werklozen vanaf 2021 heeft in november geen impact op de berekening van de werkloosheidsgraad. De officiële en alternatieve werkloosheidsgraad bedragen beide 5,7% in november. Dit houdt logischerwijs verband met de sterke daling van het aantal langdurig tijdelijk werklozen de afgelopen maanden.

Aandeel thuiswerkers stijgt opnieuw

Vanaf juli zagen we een duidelijke impact van de versoepeling van de thuiswerkverplichting met een afname van het percentage thuiswerkers van 41,6% in juni naar 37,4% in juli. In de maanden juli tot en met oktober bleef het percentage vrij stabiel rond 36% à 37%. Sinds midden november wordt thuiswerk opnieuw verplicht waar mogelijk, wat zich opnieuw weerspiegelt in de cijfers. Tussen oktober en november stijgt het percentage werkenden dat soms, gewoonlijk of altijd van thuis uit werkt van 36,5% naar 38,3%.

Gemiddelde arbeidsduur bedraagt 28,9 uur per week

Het gemiddeld aantal gewerkte uren per week daalt van 33,7 uur in oktober naar 28,9 uur in november. Dit gemiddeld aantal uren wordt in november beïnvloed door enkele feestdagen en de herfstvakantie die volledig in november viel.

Gemiddeld waren 481.000 werkende personen tijdens de volledige referentieweek afwezig van hun job. De belangrijkste reden om die volledige week niet te werken, is vakantie of feestdagen (227.000 personen). Ziekte of ongeval is de tweede belangrijkste reden om tijdens de volledige referentieweek afwezig te zijn van het werk (192.000 personen), gevolgd door zwangerschapsverlof, vaderschapsverlof of geboorteverlof (27.000 personen).

Daarnaast waren er in november gemiddeld 1.664.000 personen met een job die omwille van vakantie of een feestdag minder gewerkt hebben in de referentieweek en 95.000 personen die minstens een halve dag (maar niet de ganse week) afwezig waren omwille van ziekte of ongeval.

Kijken we tot slot nog naar de evolutie van het aantal tijdelijk werklozen, dan zien we dat deze categorie in november iets toegenomen is. Ongeveer 5.400 werkenden zijn gedurende de volledige referentieweek afwezig wegens tijdelijke werkloosheid, in vergelijking met 3.900 in oktober. Daarnaast zijn zo’n 29.000 werkenden voor een gedeelte van de referentieweek in tijdelijke werkloosheid, in vergelijking met een kleine 19.000 personen in oktober.

Methodologische noot

De gerapporteerde cijfers vormen voorlopige schattingen op basis van een steekproefenquête. Ze zijn gebaseerd op een effectieve steekproef van ongeveer 8.000 personen (respondenten) tussen 15 en 89 jaar in november 2021. Het gaat om ongeveer 4.000 respondenten in Vlaanderen, 2.900 in Wallonië en 1.050 in Brussel.

De resultaten die hier gepresenteerd worden zijn indicatieve resultaten op maandbasis en zijn onderhevig aan grotere toevalsschommelingen dan de resultaten op kwartaal- en op jaarbasis omdat ze gebaseerd zijn op een twaalfde van de steekproef op jaarbasis.