Gevolgen van de Covid-19-crisis voor de Belgische arbeidsmarkt in 2020 blijven globaal genomen beperkt

Werk & Opleiding
Gevolgen van de Covid-19-crisis voor de Belgische arbeidsmarkt in 2020 blijven globaal genomen beperkt

Grotere impact voor bepaalde subgroepen

Nieuwe resultaten enquête naar arbeidskrachten België

Statbel, het Belgische statistiekbureau, publiceert vandaag de resultaten van de Enquête naar de Arbeidskrachten voor 2020. Een jaar waarin België, net als de rest van de wereld, zwaar getroffen werd door het coronavirus. De overheid voerde verschillende steunmaatregelen in, zoals het stelsel van tijdelijke werkloosheid en het overbruggingsrecht voor zelfstandigen. In deze publicatie met de jaarcijfers uit de Enquête naar de Arbeidskrachten bekijken we de impact van de coronacrisis en de maatregelen op enkele belangrijke indicatoren in vijf grotere conclusies.

Eerste conclusie: de globale impact van de Covid-19-crisis op de algemene bevolking blijft beperkt. Het aantal werkenden neemt tussen 2019 en 2020 af met 29.000 personen (-0,6%). De werkgelegenheidsgraad van 15- tot en met 64-jarigen daalt van 65,3% in 2019 naar 64,7% in 2020. Daarnaast stijgt het aantal werklozen met 8.800 personen (+3,2%). De werkloosheidsgraad van 15- tot en met 64-jarigen stijgt licht, van 5,4% in 2019 naar 5,6% in 2020.

Tweede conclusie: voor bepaalde subgroepen evolueert de arbeidsmarktsituatie slechter dan voor andere. Het aantal werkenden daalt vooral bij bepaalde meer kwetsbare groepen op de arbeidsmarkt, zoals jongeren, laag- en middengeschoolden en personen met een niet-EU-nationaliteit.

Derde conclusie: er is een opvallend sterke toename van het aantal werklozen bij personen met een diploma hoger onderwijs (+13,8%). Die groep hooggeschoolden wordt doorgaans niet als kwetsbaar aanzien. Statbel stelt vast dat er in 2020 meer hooggeschoolden waren die zich aangeboden hebben op de arbeidsmarkt, in vergelijking met andere jaren. Daardoor neemt zowel het aantal werkenden als het aantal werklozen met een diploma hoger onderwijs sterk toe.

Vierde conclusie: de arbeidsduur daalde sterk. In 2020 gaf meer dan een persoon op vier (28,2%) uit de werkende bevolking aan minder dan gewoonlijk of helemaal niet gewerkt te hebben tijdens de referentieweek waarover ze bevraagd werden. In 2019 ging het om een persoon op vijf (20,6%).

Vijfde conclusie: vooral de deeltijdse en tijdelijke jobs, jobs in de horeca en laaggekwalificeerde jobs in de elementaire beroepen (zoals schoonmakers in kantoren, huishoudelijke hulpen bij particulieren en laders en lossers) worden getroffen. Er is een duidelijke afname van het aantal tijdelijke loontrekkende jobs (-7,8%), terwijl we het aantal zelfstandigen zien toenemen (+2,9%). Het aantal werkenden in deeltijdse jobs nam af met -2,5% terwijl het aantal voltijdse jobs stabiliseert. De horeca is de meest getroffen sector (-13,7% werkenden). Daarnaast worden ook de zogenaamde ‘Elementaire beroepen’ zoals schoonmakers in kantoren, huishoudelijke hulpen bij particulieren en laders en lossers geraakt (-7,7%), gevolgd door het ‘Dienstverlenend personeel en verkopers’ (-5,9%).

Verdere details leest u hieronder.

Gevolgen van de Covid-19-crisis voor de Belgische arbeidsmarkt in 2020 blijven globaal genomen beperkt

Aantal werkenden daalt met 29.000 personen, aantal werklozen stijgt met 8.800 personen

In 2020 zijn gemiddeld genomen 4.803.000 in België wonende personen aan het werk. Het aantal werkende personen neemt tussen 2019 en 2020 af met 29.000 personen (-0,6%). De werkgelegenheidsgraad, of het percentage werkenden in de bevolking van 15 tot en met 64 jaar evolueert van 65,3% in 2019 naar 64,7% in 2020.

In datzelfde jaar 2020 zijn 282.000 personen IAB-werkloos. Het gaat om personen die geen werk hebben, actief op zoek zijn naar werk én beschikbaar zijn om binnen de twee weken te beginnen werken. In vergelijking met 2019 neemt hun aantal toe met 8.800 werklozen (+3,2%). De werkloosheidsgraad, of het percentage werklozen in de beroepsbevolking, neemt licht toe van 5,4% in 2019 naar 5,6% in 2020.

De evolutie van de werkgelegenheid en de werkloosheid zijn belangrijke indicatoren om de situatie op de arbeidsmarkt op te volgen. Op basis van deze indicatoren blijven de gevolgen van de Covid-19-crisis voor de arbeidsmarkt in 2020 eerder beperkt, voor zover we naar de bevolking in het algemeen kijken. Hierbij moet worden opgemerkt dat personen die in een statuut van tijdelijke werkloosheid zitten, in de werkgelegenheidscijfers vervat zitten. Ze zijn immers slechts tijdelijk afwezig van het werk, net zoals bijvoorbeeld personen die tijdelijk afwezig zijn van hun werk omwille van ziekte of vakantie.

Gevolgen van de Covid-19-crisis op de arbeidsmarkt groter voor bepaalde subpopulaties

Aantal werkenden neemt het sterkst af bij kwetsbaardere groepen

Terwijl we op niveau van de globale bevolking weinig grote verschuivingen zien in de belangrijke arbeidsmarktindicatoren, zien we sterkere evoluties in de arbeidsmarktsituatie van bepaalde specifieke subgroepen. Zo neemt het aantal werkenden vooral af bij bepaalde kwetsbaardere groepen op de arbeidsmarkt, zoals jongeren, laag- en middengeschoolden en personen met een niet-EU-nationaliteit (grafiek 1). Bij hooggeschoolden, 50-plussers en personen met een EU-nationaliteit neemt het aantal werkenden wel toe.

Aantal werklozen neemt het sterkst toe bij hooggeschoolden

Waar het aantal werkenden vooral afneemt bij bepaalde meer kwetsbare groepen, zien we op vlak van werkloosheid ook evoluties bij groepen die niet of minder als kwetsbaar aanzien worden (grafiek 2). Wat hierbij vooral opvalt is de sterke procentuele toename van het aantal hooggeschoolde werklozen (+13,8%).

Uit de analyse van de paneldata waarover de Enquête naar de Arbeidskrachten beschikt, blijkt dat een groot deel van de hooggeschoolde IAB-werklozen (37,7%) het jaar ervoor nog inactief was (tabel 1). Dat percentage ligt hoger dan de vorige jaren toen het percentage onder de 30% lag. In vergelijking met andere jaren hebben zich meer hooggeschoolden aangeboden op de arbeidsmarkt, waardoor zowel het aantal werkenden (zie hoger) als het aantal werklozen met een diploma van het hoger onderwijs sterk toeneemt.

Tabel 1: Arbeidsmarkttransities van hooggeschoolden (2020 ten opzichte van 2019)

  IAB-werkloos 2020 Werkend 2020 Inactief 2020 Totaal 2020
IAB-werkloos 2019 32,2% 1,4% 2,2% 2,4%
Werkend 2019 30,1% 93,0% 6,8% 73,2%
Inactief 2019 37,7% 5,7% 91,0% 24,4%
Totaal 2019 100% 100% 100% 100%

Gevolgen van de Covid-19-crisis op de arbeidsmarkt vooral weerspiegeld in een lagere gemiddelde arbeidsduur

28,2% van de werkenden heeft minder dan gewoonlijk gewerkt of helemaal niet gewerkt

De Covid-19-crisis had in 2020 een beperkte impact op de werkgelegenheid uitgedrukt in het aantal werkende personen, maar de impact op de arbeidsduur was wel aanzienlijk.

Gemiddeld geeft 28,2% van de werkende bevolking aan minder dan gewoonlijk of helemaal niet gewerkt te hebben tijdens de referentieweek waarover ze bevraagd werden. In 2019 bedroeg dat percentage 20,6% (grafiek 3). Het gaat hier over gemiddelden voor het hele jaar.

De percentages fluctueren echter sterk per maand. In februari vorig jaar bijvoorbeeld, werkte ongeveer 13% van de personen met een job minder dan gewoonlijk of helemaal niet, maar in april, tijdens de eerste lockdown, steeg dat percentage naar bijna 48%.

Het percentage werkenden dat minder dan gewoonlijk of helemaal niet gewerkt heeft, ligt zowel in 2019 als 2020 hoger bij vrouwen dan bij mannen. In 2020 bedroeg dat percentage 30,3% bij vrouwen en 26,4% bij mannen.

Grafiek 3: Percentage werkenden dat niet of minder dan gewoonlijk gewerkt heeft tijdens de referentieweek (2019 en 2020)

De belangrijkste reden waarom minder of niet gewerkt werd is zowel in 2019 als in 2020 vakantie maar het grote verschil tussen 2019 en 2020 is dat tijdelijke werkloosheid in 2019 bijna niet aangehaald werd als belangrijkste reden om niet of minder te werken terwijl dat gemiddeld genomen over het jaar 2020 voor 250.000 werkenden wel het geval was. Daarnaast gaven nog eens 168.000 personen aan niet of minder gewerkt te hebben omwille van andere redenen die met de Covid-19-crisis te maken hadden. Ook deze aantallen fluctueren sterk over de maanden van 2020.

Grafiek 4: Belangrijkste reden om minder of niet te werken tijdens de referentieweek (2019 en 2020)

 

Lagere gemiddelde arbeidsduur per week in 2020

Het feit dat in 2020 een groter aandeel personen met een job minder dan gewoonlijk of niet gewerkt heeft dan in 2019, weerspiegelt zich in een lagere gemiddelde arbeidsduur per week. In 2020 bedraagt de gemiddelde effectieve arbeidsduur per week in de hoofdjob 29,2u ten opzichte van 31,6u in 2019 (tabel 2). Bij voltijds werkenden gaat het om 32,6u per week tegenover 35,5u in 2019. Deeltijds werkenden werkten in 2020 gemiddeld 18,9u per week. In 2019 ging het om een gemiddelde van 20,2u per week.

Tabel 2: Gemiddeld aantal effectief gepresteerde uren per week van werkenden in hun hoofdjob (2019 en 2020)

  2019 2020
Alle werkenden 31,6u 29,2u
Voltijds werkenden 35,5u 32,6u
Deeltijds werkenden 20,2u 18,9u

Welke jobs werden het sterkst getroffen?

Enkel aantal deeltijdse jobs neemt af

Hoewel de totale werkgelegenheid tussen 2019 en 2020 relatief beperkt afnam (-0,6%), is de werkgelegenheidsevolutie verschillend naargelang de kenmerken van de jobs. Zo neemt het aantal werkende personen enkel af bij deeltijdse jobs (-30.750 of -2,5%). Het aantal voltijdse jobs stabiliseert (tabel 3).  

Vooral tijdelijke jobs getroffen

Het aantal zelfstandigen neemt toe met een kleine 20.000 personen (+2,9%). Het aantal loontrekkenden daarentegen daalt met 48.800 personen (-1,2%). Bij die loontrekkenden zijn vooral tijdelijke jobs getroffen, dat aantal daalt met 35.200 personen (-7,8%). Het aantal vaste jobs neemt in veel mindere mate af (-13.600 personen of -0,4%) (tabel 3).

Aantal werkenden krimpt het sterkst in de horeca maar neemt ook toe in een aantal sectoren

De vijf sectoren die het aantal werkenden procentueel gezien het sterkst zagen terugvallen zijn de volgende: ‘Verschaffen van accommodatie en maaltijden’ (-13,7%), ‘Productie en distributie van elektriciteit, gas, stoom en gekoelde lucht’ (-8,2%), ‘Vervoer en opslag’ (-6,8%), ‘Bouwnijverheid’ (-5,8%) en ‘Groot- en detailhandel; reparatie van auto’s en motorfietsen’ (-5,6%). Deze laatste sector kent de grootste afname van het aantal werkende personen in absolute cijfers (-35.500). Daarnaast zijn er ook sectoren met een werkgelegenheidstoename, zoals de sectoren ‘Financiële activiteiten en verzekeringen’ (+10,8%), ‘Informatie en communicatie’ (+6,4%), ‘Exploitatie van en handel in onroerend goed’ (+5,8%), ‘Onderwijs’ (+5,2%) en ‘Openbaar bestuur en defensie; verplichte sociale verzekeringen’ (+4,9%) (tabel 3).

‘Elementaire beroepen’ en ‘dienstverlenend personeel en verkopers’ het sterkst getroffen

Bij vergelijking van het aantal werkenden volgens beroepsgroep tussen 2019 en 2020, valt de sterke toename van de ‘Intellectuele, wetenschappelijke en artistieke beroepen’ op, zowel in relatieve (+4,3%) als absolute cijfers (+52.600). Het aantal werkenden daalde relatief gezien het sterkst bij de ‘Elementaire beroepen’ (-7,7%) (zoals schoonmakers in kantoren, huishoudelijke hulpen bij particulieren en laders en lossers), gevolgd door het ‘Dienstverlenend personeel en verkopers’ (-5,9%). In 2020 waren er in vergelijking met 2019 38.500 werkenden minder in deze laatste categorie (tabel 3).

Tabel 3: Evolutie van het aantal werkenden tussen 2019 en 2020 naar kenmerken van de job

Evolutie 2019-2020 In absolute aantallen in procenten
Totaal -29.040 -0,6%
Voltijds / deeltijds
Voltijds +1.710 +0,0%
Deeltijds -30.750 -2,5%
Beroepsstatuut
Loontrekkend -48.771 -1,2%
Niet-loontrekkenden +19.730 +2,9%
Soort contract (enkel loontrekkenden)
Vast -13.557 -0,4%
Tijdelijk -35.213 -7,8%
Economische activiteit (volgens NACE_BEL 2008)
A Landbouw, bosbouw en visserij +164 +0,4%
B Winning van delfstoffen* +309 +8,0%
C Industrie -3.469 -0,6%
D Productie en distributie van elektriciteit, gas, stoom en gekoelde lucht -2.389 -8,2%
E Distributie van water, afval- en afvalwaterbeheer en sanering -1.353 -3,5%
F Bouwnijverheid -19.680 -5,8%
G Groot- en detailhandel; reparatie van auto’s en motorfietsen -35.483 -5,6%
H Vervoer en opslag -18.795 -6,8%
I Verschaffen van accommodatie en maaltijden -25.180 -13,7%
J Informatie en communicatie +10.517 +6,4%
K Financiële activiteiten en verzekeringen +15.109 +10,8%
L Exploitatie van en handel in onroerend goed +2.269 +5,8%
M Vrije beroepen en wetenschappelijke en technische activiteiten -382 -0,1%
N Administratieve en ondersteunende diensten -11.311 -3,9%
O Openbaar bestuur en defensie; verplichte sociale verzekeringen +19.077 +4,9%
P Onderwijs +23.157 +5,2%
Q Menselijke gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening +18.594 +2,6%
R Kunst, amusement en recreatie +1.325 +1,7%
S Overige diensten +642 +0,6%
T Huishoudens als werkgever* +282 +8,0%
U Extraterritoriale organisaties en lichamen -2.442 -4,8%
Beroepsgroep
Beroepen bij de strijdkrachten +246 +1,1%
Managers +3.994 +1,0%
Intellectuele, wetenschappelijke en artistieke beroepen +52.561 +4,3%
Technici en verwante beroepen +13.437 +2,0%
Administratief personeel +3.199 +0,6%
Dienstverlenend personeel en verkopers -38.479 -5,9%
Geschoolde landbouwers, bosbouwers en vissers +878 +1,7%
Ambachtslieden -11.685 -2,4%
Bedieners van machines en installaties, assembleurs -16.385 -5,4%
Elementaire beroepen -36.808 -7,7%
Evolutie 2019-2020 In absolute aantallen in procenten
Totaal -29,040 -0.6%
Voltijds / deeltijds
Voltijds +1,710 +0.0%
Deeltijds -30,750 -2.5%
Beroepsstatuut
Loontrekkend -48,771 -1.2%
Niet-loontrekkenden +19,730 +2.9%
Soort contract (enkel loontrekkenden)
Vast -13,557 -0.4%
Tijdelijk -35,213 -7.8%
Economische activiteit (volgens NACE_BEL 2008)
A Landbouw, bosbouw en visserij +164 +0.4%
B Winning van delfstoffen* +309 +8.0%
C Industrie -3,469 -0.6%
D Productie en distributie van elektriciteit, gas, stoom en gekoelde lucht -2,389 -8.2%
E Distributie van water, afval- en afvalwaterbeheer en sanering -1,353 -3.5%
F Bouwnijverheid -19,680 -5.8%
G Groot- en detailhandel; reparatie van auto’s en motorfietsen -35,483 -5.6%
H Vervoer en opslag -18,795 -6.8%
I Verschaffen van accommodatie en maaltijden -25,180 -13.7%
J Informatie en communicatie +10,517 +6.4%
K Financiële activiteiten en verzekeringen +15,109 +10.8%
L Exploitatie van en handel in onroerend goed +2,269 +5.8%
M Vrije beroepen en wetenschappelijke en technische activiteiten -382 -0.1%
N Administratieve en ondersteunende diensten -11,311 -3.9%
O Openbaar bestuur en defensie; verplichte sociale verzekeringen +19,077 +4.9%
P Onderwijs +23,157 +5.2%
Q Menselijke gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening +18,594 +2.6%
R Kunst, amusement en recreatie +1,325 +1.7%
S Overige diensten +642 +0.6%
T Huishoudens als werkgever* +282 +8.0%
U Extraterritoriale organisaties en lichamen -2,442 -4.8%
Beroepsgroep
Beroepen bij de strijdkrachten +246 +1.1%
Managers +3,994 +1.0%
Intellectuele, wetenschappelijke en artistieke beroepen +52,561 +4.3%
Technici en verwante beroepen +13,437 +2.0%
Administratief personeel +3,199 +0.6%
Dienstverlenend personeel en verkopers -38,479 -5.9%
Geschoolde landbouwers, bosbouwers en vissers +878 +1.7%
Ambachtslieden -11,685 -2.4%
Bedieners van machines en installaties, assembleurs -16,385 -5.4%
Elementaire beroepen -36,808 -7.7%

*Kleine sectoren. Ze worden niet meegenomen in de bespreking.  

Methodologische noot

De gerapporteerde cijfers vormen schattingen op basis van de Enquête naar de Arbeidskrachten (EAK). Ze is gebaseerd op een effectieve steekproef van ongeveer 121.700 personen (respondenten) op actieve leeftijd (15 jaar en ouder) in 2020. Het gaat om ongeveer 15.700 respondenten in Brussel, 60.400 in Vlaanderen en 45.600 in Wallonië.

De enquête is geharmoniseerd op Europees niveau. De definities over werkgelegenheid en werkloosheid die worden gehanteerd (zie tab “documentatie”) zijn die van het Internationaal Arbeidsbureau (IAB), waardoor een vergelijkbaarheid van de resultaten op internationaal vlak wordt gewaarborgd. Merk op dat tijdelijk werklozen tijdelijk afwezig zijn van hun job en tot de werkenden gerekend worden.

De enquête naar de arbeidskrachten is een continue enquête. Dat wil zeggen dat de steekproef gelijk verdeeld is over de 52 (referentie)weken van het jaar. De geselecteerde respondenten beantwoorden een vragenlijst die hoofdzakelijk betrekking heeft op hun activiteit in de loop van een gegeven referentieweek. De hier gepresenteerde gegevens geven gemiddelden voor het jaar weer, tenzij anders vermeld.