Deeltijds werk nog steeds een vrouwenzaak, ondanks sterkere stijging bij mannen

Werk & Opleiding
Deeltijds werk nog steeds een vrouwenzaak, ondanks sterkere stijging bij mannen

1 mei, dag van de arbeid - Evolutie van deeltijds werk tussen 1983 en 2020

De laatste decennia gingen steeds meer vrouwen aan het werk. In 2020 was 61% van de vrouwen tussen 15 en 64 jaar aan het werk. In 1983 ging het om niet meer dan 36% van de vrouwen. Meer dan een miljoen loontrekkende vrouwen kwamen tussen 1983 en 2020 op de arbeidsmarkt. In diezelfde periode nam het aantal vrouwen op beroepsactieve leeftijd (15-64 jaar) toe met iets minder dan 400.000 personen.

Naast de stijging van werkende vrouwen tekende zich een tweede opvallende stijging af: het aantal personen dat deeltijds werkt. In 2020 werkte 1,1 miljoen loontrekkenden deeltijds. Meer dan drie vierde van hen is vrouw (77%). Hoewel mannen steeds meer deeltijds werken en de verhoudingen dus verschuiven, blijft deeltijds werk tot op vandaag vooral een vrouwenzaak.

Als we 2020 verder vergelijken met 1983, dan zien we bijna 865.000 méér deeltijds loontrekkenden, of 4,7 keer zoveel. Bij vrouwen loopt die evolutie vrijwel gelijk: 4,3 keer meer deeltijds loontrekkenden dan in 1983. Bij mannen gaat het om 6,9 keer meer deeltijds loontrekkenden, maar in absolute aantallen maken ze ook in 2020 nog geen kwart uit van het totaal.

Tabel 1: werkgelegenheidsgraad en voltijds / deeltijds werk bij loontrekkenden volgens geslacht (1983 en 2020)

Belangrijke arbeidsmarktevoluties 1983-2020 1983 2020 % evolutie 1983-2020
Werkgelegenheidsgraad 15-64-jarigen - mannen + vrouwen 52,6% 64,7% +23,0%
Werkgelegenheidsgraad 15-64-jarigen - mannen 68,8% 68,4% -0,6%
Werkgelegenheidsgraad 15-64-jarigen - vrouwen 36,3% 61,0% +68,0%
Aantal loontrekkende mannen + vrouwen 2.819.074 4.095.480 +45,3%
Aantal loontrekkende mannen 1.858.653 2.095.410 +12,7%
Aantal loontrekkende vrouwen 960.421 2.000.071 +108,2%
Aantal voltijds werkende loontrekkenden - mannen + vrouwen 2.587.186 2.997.375 +15,9%
Aantal voltijds werkende loontrekkenden - mannen 1.823.441 1.847.401 +1,3%
Aantal voltijds werkende loontrekkenden - vrouwen 763.745 1.149.974 +50,6%
Aantal deeltijds werkende loontrekkenden - mannen + vrouwen 233.249 1.098.105 371% (x 4,7)
Aantal deeltijds werkende loontrekkenden - mannen 35.969 248.008 590% (x 6,9)
Aantal deeltijds werkende loontrekkenden - vrouwen 197.280 850.097 331% (x 4,3)
Percentage vrouwen in het totaal aantal deeltijdse loontrekkenden 84,6% 77,4% -8,5%

26,8% van alle loontrekkenden werkt deeltijds in 2020, in 1983 was dat 8,3%

In 2020 werkt 26,8% van alle loontrekkenden deeltijds. Het gaat om bijna 1,1 miljoen personen op een totaal van 4,1 miljoen loontrekkenden. Bij het begin van de metingen, in 1983, was 8,3% van de loontrekkenden deeltijds aan het werk. Het ging toen om 233.000 deeltijds werkende personen op een totaal van 2,8 miljoen loontrekkenden. Het percentage deeltijds werkenden steeg sterk tussen 1983 en 2020, al noteren we de laatste 10 jaar eerder een stabilisatie (grafiek 1). Tussen 2019 en 2020 daalt het aandeel van deeltijds werk in het totaal aantal loontrekkenden. De Covid-19-crisis trof in 2020 immers in eerste instantie deeltijdse jobs terwijl het aantal voltijdse jobs stabiel bleef.

Grafiek 1: Percentage deeltijds werk bij loontrekkenden volgens geslacht (1983-2020)

Percentage deeltijds werk evolueert tussen 1983 en 2020 van 1,9% naar 11,8% bij mannen en van 20,5% naar 42,5% bij vrouwen

Het percentage deeltijds werk ligt veel hoger bij vrouwen dan bij mannen (grafiek 1). In 1983 werkte 20,5% van de loontrekkende vrouwen deeltijds ten opzichte van 1,9% van hun mannelijke collega’s. In 2020 bedragen de percentages bij vrouwen en mannen respectievelijk 42,5% en 11,8%.

Hoogste percentage deeltijds werk in 2012 bij vrouwen (46,0%) en in 2020 bij mannen (11,8%)

Terwijl het aandeel mannen dat deeltijds werkt bijna continu toeneemt naar een hoogste percentage van 11,8% in zowel 2019 en 2020, bereikte het percentage deeltijds werk bij vrouwen een recordhoogte in 2012 (46,0%) om daarna te dalen naar 42,5% in 2020.

4/5de werken is het meest voorkomende deeltijdse regime bij zowel vrouwen als mannen.

Het regime van halftijds (50%) werken kwam vroeger lange tijd het meest voor, bij zowel vrouwen als mannen. Ondertussen is een 4/5de regeling het vaakst voorkomende regime. Dit is sinds 2005 het geval bij mannen en sinds 2014 ook bij vrouwen. In 2020 werkt 43,7% van de deeltijds loontrekkende mannen vier vijfde en 34,1% halftijds. Bij hun vrouwelijke collega’s bedragen de percentages respectievelijk 46,7% en 37,5%. Andere regimes van deeltijds werken winnen de laatste jaren ook aan populariteit.

Grafiek 2: Regime deeltijds werk bij deeltijds loontrekkenden volgens geslacht (1983-2020)

Mannen hebben andere motieven dan vrouwen om deeltijds te werken

De redenen om deeltijds te werken zijn heel divers en verschillen sterk tussen vrouwen en mannen (tabel 2). Het belangrijkste motief om deeltijds te werken bij loontrekkende vrouwen van 15 jaar en ouder is de zorg voor kinderen of andere afhankelijke personen (24,0%), gevolgd door andere persoonlijke of familiale redenen (20,2%). Op de derde plaats komt het feit dat de gewenste job enkel deeltijds aangeboden wordt (17,2%). Die reden staat bij mannen op de eerste plaats (21,0%), gevolgd door andere redenen (14,1%) en andere persoonlijke of familiale redenen (11,3%).

Motivatie van de loontrekkenden om deeltijds te werken volgens geslacht (2020)

  Mannen Vrouwen Totaal
Totaal 100% 100% 100,0%
Zorg voor kinderen of afhankelijke personen 7,6% 24,0% 20,2%
Andere persoonlijke of familiale redenen 11,3% 20,2% 18,1%
De gewenste job wordt enkel deeltijds aangeboden 21,0% 17,2% 18,1%
Wenst geen voltijdse betrekking 6,5% 9,4% 8,7%
Andere redenen 14,1% 6,8% 8,5%
Gezondheidsredenen (arbeidsongeschiktheid) 10,0% 7,5% 8,1%
Combinatie met studies 8,9% 4,7% 5,7%
Vindt geen voltijds werk 6,5% 4,3% 4,8%
Een andere (deeltijdse) betrekking vult de hoofdactiviteit aan 6,6% 3,2% 4,0%
(Brug)pensioen 4,6% 1,1% 1,9%
Overgeschakeld van voltijds naar deeltijds omwille van bedrijfseconomische redenen 1,9% 0,7% 1,0%
Beroepsredenen (werksfeer of -omstandigheden, stress, pesterijen, …) 1,1% 0,8% 0,9%

Het percentage deeltijds werkende vrouwen stijgt met het aantal kinderen, bij mannen niet

We stellen vast dat vrouwen vaker deeltijds werken naargelang ze meer kinderen hebben. Van de 25 tot 49-jarige vrouwen zonder kinderen werkt 25,4% deeltijds. Per kind jonger dan 17 jaar dat er bij komt, stijgt het percentage vrouwen dat deeltijds werkt. 38,5% van de loontrekkende vrouwen met één kind jonger dan 17 jaar werkt niet voltijds, dat percentage bedraagt 42,6% bij vrouwen met twee kinderen. Van de vrouwen met drie of meer kinderen jonger dan 17 jaar werkt de helft deeltijds.

Het percentage mannelijke loontrekkenden van 25 tot 49 jaar dat deeltijds werkt ligt het hoogst bij de mannen zonder kinderen (8,8%). Mannen met kinderen werken vaker voltijds dan mannen zonder kinderen. Van alle loontrekkende mannen met één kind werkt 7,5% deeltijds. Bij hun mannelijke collega’s met twee en drie kinderen bedragen de percentages respectievelijk 7,1% en 8,2%.

Percentage deeltijds werk bij loontrekkenden van 25-49 jaar volgens geslacht en aantal kinderen

% deeltijds Mannen Vrouwen Totaal
0 kinderen 8,8% 25,4% 16,2%
1 kind 7,5% 38,5% 24,3%
2 kinderen 7,1% 42,6% 26,4%
3 of meer kinderen 8,2% 49,9% 29,8%
Totaal 8,2% 37,8% 22,8%

Bijna de helft van het personeel in de menselijke gezondheidszorg en maatschappelijke  dienstverlening werkt deeltijds

De hoogste percentages deeltijdse arbeid worden zowel bij vrouwen als bij mannen in de horeca (verschaffen van accommodatie en maaltijden) waargenomen. In die sector werkt 37,4% van de loontrekkende mannen en 58,9% van de loontrekkende vrouwen deeltijds. Het globale percentage deeltijds werk van vrouwen en mannen samen (47,9%) ligt echter onder dat van de menselijke gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening (49,4%) omdat in die laatste sector veel meer vrouwen dan mannen tewerkgesteld zijn, wat het globale percentage optrekt. Globaal genomen wordt er in de menselijke gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening dus het vaakst deeltijds gewerkt, gevolgd door de horeca.

Deeltijdse arbeid komt ook frequent voor in volgende sectoren: administratieve en ondersteunende diensten (39,3%), kunst, amusement en recreatie (35,9%), overige diensten (32,4%), groot- en detailhandel en reparatie van auto’s en motorfietsen (30,0%) en in het onderwijs (29,2%).

Deeltijdse arbeid komt het minst voor in de bouwnijverheid (8,5%), gevolgd door de sectoren informatie en communicatie (13,2%), de industrie (13,9%), vervoer en opslag (14,4%) en financiële activiteiten en verzekeringen (18,5%).

Deeltijds werkende loontrekkenden (percentage t.o.v. alle loontrekkenden), volgens de sectie van de NACE-BEL 2008** en geslacht

Aandeel deeltijds werk Mannen Vrouwen Totaal
C Industrie 8,2% 31,7% 13,9%
F Bouwnijverheid 5,2% 34,4% 8,5%
G Groot- en detailhandel; reparatie van auto’s en motorfietsen 14,4% 48,0% 30,0%
H Vervoer en opslag 9,7% 31,9% 14,4%
I Verschaffen van accommodatie en maaltijden 37,4% 58,9% 47,9%
J Informatie en communicatie 8,2% 26,1% 13,2%
K Financiële activiteiten en verzekeringen 6,1% 31,7% 18,5%
L Exploitatie van en handel in onroerend goed * * 20,4%
M Vrije beroepen en wetenschappelijke en technische activiteiten 9,8% 28,4% 19,9%
N Administratieve en ondersteunende diensten 13,0% 56,3% 39,3%
O Openbaar bestuur en defensie; verplichte sociale verzekeringen 9,2% 31,5% 20,0%
P Onderwijs 18,9% 33,5% 29,2%
Q Menselijke gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening 22,6% 55,7% 49,4%
R Kunst, amusement en recreatie 22,0% 49,6% 35,9%
S Overige diensten * 42,4% 32,4%
Totaal 11,8% 42,5% 26,8%
* te gedetailleerde classificatie
** Enkel de grote sectoren werden weerhouden

Meer dan de helft van de Nederlanders met een job werkt deeltijds, in Bulgarije gaat het om 2,1%

Het percentage deeltijds werkenden verschilt heel sterk tussen de EU-lidstaten. Grafiek 3 geeft het percentage deeltijds werk ten opzichte van de totale werkende bevolking (zowel loontrekkenden als niet-loontrekkenden) weer in 2020 . Dat percentage bedraagt voor België 24,9%.

Nederland is het EU-land met het hoogste percentage deeltijdwerkers. Meer dan de helft (51,6%) van de Nederlanders met een job werkt deeltijds. Duitsland en Oostenrijk volgen op ruime afstand met percentages van respectievelijk 29,5% en 27,9%. België komt op de vierde plaats (24,9%) en Denemarken bezet plaats vijf (24,4%). In Bulgarije daarentegen werkt slechts 2,1% van alle werkenden niet voltijds. De top vijf van EU-lidstaten met het laagste percentage deeltijdwerkers wordt vervolledigd door Slowakije (5%), Kroatië (5,4%), Hongarije (5,7%) en Polen (6,7%). Het EU-gemiddelde bedraagt 19,1%.

In de EU werkt 9,5% van de mannen deeltijds

De percentages deeltijdse arbeid van Nederland overtreffen zowel bij mannen als vrouwen de percentages van andere lidstaten. In Nederland werkt meer dan 30% van de mannen deeltijds (30,3%). Denemarken volgt op plaats twee met een percentage van 16,3%. Daarna volgen Zweden (13,2%), Finland en Duitsland (allebei 12,3%). Op plaats zes bevindt zich België met 11,3%. In Bulgarije werkt 1,7% van de mannen deeltijds. Daarna volgt Slowakije met een percentage van 3,1%. In zowel de Tjechische Republiek als Hongarije bedragen de percentages 3,5%. Het EU-gemiddelde bij de mannen bedraagt 9,5%.

3/4de van de Nederlandse vrouwen met een job werkt deeltijds

Bij vrouwen zijn de verschillen tussen de landen nog meer uitgesproken. In Nederland werkt 3/4de (75,8%) van de vrouwen deeltijds. Op verre afstand volgen Duitsland, Oostenrijk en België met percentages van respectievelijk 49,2%, 47,3% en 40,4%. Aan de andere kant van het spectrum vinden we Bulgarije waar 2,5% van de werkende vrouwen niet voltijds werkt. Het EU-gemiddelde bij vrouwen bedraagt 30,4%. Ook in Kroatië (6,8%), Roemenië (7,2%) Slowakije (7,3%), Hongarije (8,2%), Litouwen (8,8%) en Polen (9,9%) werkt minder dan 10% van de werkende vrouwen deeltijds.

Grafiek 3: percentage deeltijds werk (ten opzichte van alle werkenden (loontrekkend + niet-loontrekkend)) naar geslacht – Europese vergelijking (2020)

Bron: Eurostat

Technische noot:

Bovenstaande gegevens zijn afkomstig van de Enquête naar de arbeidskrachten (EAK). In deze enquête wordt aan personen met een job gevraagd of ze voltijds of deeltijds werken in hun hoofdjob. Daarnaast wordt aan deeltijds werkende personen gevraagd wat de omvang is van hun deeltijdse betrekking uitgedrukt als percentage van een voltijdse betrekking. In grafiek 2 werden alle percentages van 40% tot en met 60% als halftijds (50%) beschouwd en alle percentages van 70% tot en met 90% als 4/5de (80%). De categorie 'deeltijds - andere' omvat percentages kleiner dan 40%, percentages tussen 60% en 70% en percentages hoger dan 90%.

Alle gepresenteerde cijfers hebben betrekking op de loontrekkende bevolking, behalve de Europese vergelijking, waar cijfers met betrekking tot het totaal van loontrekkenden en niet-loontrekkenden weergegeven worden.