DataLab - Maandelijkse cijfers over de arbeidsmarkt

DataLab
DataLab - Maandelijkse cijfers over de arbeidsmarkt

Als Belgisch statistiekbureau wil Statbel de impact van het COVID-19 op de arbeidsmarkt in kaart brengen. Daarom worden vanaf nu maandelijks voorlopige gegevens over werkgelegenheid en werkloosheid gepubliceerd, uit de Enquête naar de Arbeidskrachten (EAK). Deze enquête is geharmoniseerd op Europees niveau. In deze eerste publicatie kijken we naar de arbeidsduur en de redenen van meer of minder werken tijdens de coronacrisis. Zo zien we, zoals verwacht, een duidelijke daling in de arbeidsduur. Eén werkende op vier werkte minder dan gewoonlijk, of helemaal niet, in de loop van de maand maart.

Omdat het gaat om experimentele gegevens, opgesteld om de coronacrisis mee in kaart te brengen, publiceert Statbel deze gegevens binnen het thema Statbel DataLab, waar nieuwe methodes en experimentele statistieken worden vrijgegeven.

De enquête

De enquête naar de arbeidskrachten is een continue enquête. Dat wil zeggen dat de steekproef gelijk verdeeld is over de 52 (referentie)weken van het jaar. Dat maakt het mogelijk om maandelijkse resultaten te berekenen, naast de jaar- en kwartaalresultaten die Statbel tot nu toe op zijn website publiceerde. De geselecteerde respondenten beantwoorden een vragenlijst die hoofdzakelijk betrekking heeft op hun activiteit in de loop van een gegeven referentieweek.

Internationaal vergelijkbare cijfers en definities

De definities over werkgelegenheid en werkloosheid die worden gehanteerd zijn die van het Internationaal Arbeidsbureau (IAB), waardoor de resultaten ook internationaal vergelijkbaar zijn. Ook in deze crisisperiode blijven deze ILO-definities ongewijzigd. Zo wordt gegarandeerd dat de cijfers vergelijkbaar blijven, zowel tussen de landen als in de tijd (meer info daarover: https://statbel.fgov.be/nl/themas/werk-opleiding/arbeidsmarkt/faq).

Tijdelijk werklozen worden volgens deze definities tot de werkenden gerekend. Ze hebben namelijk een job, maar zijn daarvan tijdelijk afwezig. Dat maakt dat we op korte termijn geen grote impact verwachten van de crisis op de schatting van het aantal werkende personen. De cijfers van maart 2020 bevestigen dat: de werkgelegenheidsgraad van 20-64-jarigen wordt geschat op 70,6% en ligt nog iets hoger dan in februari. Wellicht is een deel van de IAB-werklozen inactief geworden, omdat ze niet meer actief naar werk zochten, of niet meer beschikbaar waren. Er zijn immers drie criteria die maken dat iemand als IAB-werkloze gerekend wordt. Aan die criteria moet tegelijkertijd voldaan zijn:

  1. je mag geen job hebben
  2. je moet actief op zoek zijn naar werk
  3. je moet beschikbaar zijn om te beginnen werken binnen de twee weken.

Wanneer iemand bijvoorbeeld niet beschikbaar is om te beginnen werken omdat hij/zij voor de kinderen moet zorgen, zal hij/zij tot de inactieven gerekend worden en niet tot de IAB-werklozen.

Momenteel zien we echter nog geen duidelijke verschuivingen in de maandcijfers maar de werkloosheidsgraad van maart ligt wel onder de werkloosheidsgraad van februari.

Arbeidsduur daalt door coronacrisis

Zoals verwacht heeft de coronacrisis een impact op de arbeidsuur. De gegevens voor de maand maart 2020 tonen hier al een aantal opvallende evoluties.

  • In maart 2020 presteerden werkenden gemiddeld 32,8 uur in een voltijdse job, en 19,4 uur in een deeltijdse job, in wat ze beschouwen als hun hoofdbaan.
  • Dat gemiddelde ligt lager dan in februari 2020, waar in een voltijdse job gemiddeld 37,3 uur gepresteerd werd, en 21,6 uur in een deeltijdse job.
  • Het ligt ook lager dan in maart 2019, toen een voltijdse job goed was voor gemiddeld 37,5 uur en een deeltijdse voor 22,0 uur.

Bijna één op vier werkte minder of niet

Bijna één op vier werkenden geeft aan minder uren dan gewoonlijk gepresteerd te hebben of helemaal niet gewerkt te hebben. Het gaat naar schatting om 1.152.000 werkende personen waarvan er 737.000 geen uren gepresteerd hebben en 415.000 werkenden die minder uren dan gewoonlijk gepresteerd hebben. Het gaat daarbij om het gemiddelde voor de hele maand maart. Dat houdt zowel rekening met de weken voor als met de weken na de lockdown. De cijfers nemen dus zowel de antwoorden van respondenten die bevraagd werden over één van de eerste twee referentieweken van maart (voor de lockdown) als die van respondenten die bevraagd werden met betrekking tot één van de twee laatste referentieweken van maart in rekening. Elke respondent werd slechts over één vooraf bepaalde referentieweek bevraagd.

Ziekte als belangrijkste reden van afwezigheid

De meest voorkomende reden waarom niet gewerkt werd is ziekte, ongeval of tijdelijke arbeidsongeschiktheid. In maart 2020 waren gemiddeld ongeveer 250.000 werkenden tijdens de ganse referentieweek afwezig omwille van ziekte. De maand ervoor (februari 2020) ging het om 172.000 personen met een job en het jaar ervoor (maart 2019) om 165.000 werkende personen waarbij de belangrijkste reden van afwezigheid ziekte was.

De grootste toename zien we echter bij technische of economische redenen (tijdelijke werkloosheid): van 6.000 tijdelijk werklozen in februari naar 223.000 in maart 2020. Andere redenen volgt op de derde plaats (166.000 personen). Hierbij zitten verhoudingsgewijs vrij veel zelfstandigen die zich allicht niet als tijdelijk werkloos classificeren maar die een overbruggingsrecht kunnen aanvragen. Vermoedelijk zitten bij de andere redenen ook loontrekkenden die omwille van de coronacrisis niet gewerkt hebben maar zichzelf niet als tijdelijk werkloos classificeren.

De belangrijkste reden waarom minder uren dan gewoonlijk gewerkt werd is andere redenen, gevolgd door technische of economische redenen (tijdelijke werkloosheid). Op de derde plaats volgt feestdag(en), vakantie, compensatieverlof, verlof zonder wedde.

Ook deze gegevens over de reden om niet of minder uren te werken slaan - net zoals de andere gepresenteerde cijfers - op de ganse maand maart en hebben deels betrekking op de periode voor en deels op de periode na de lockdown.

Drie procent werkte méér dan gewoonlijk

3,2% van de werkenden gaf in maart 2020 aan meer uren dan gewoonlijk gepresteerd te hebben. De belangrijkste redenen om meer te werken zijn technische of economische redenen, gevolgd door andere redenen en flexibel uurrooster (opgelegd door de werkgever).

Deze nieuwe indicatoren zullen maandelijks worden geactualiseerd. Merk op dat deze maandelijkse statistieken experimentele statistieken zijn die worden geproduceerd met het specifiek doel tot monitoring van de coronacrisis. Het zijn indicatieve resultaten op maandbasis die aan grotere toevalsschommelingen onderhevig zijn dan de resultaten op kwartaal- en op jaarbasis omdat ze gebaseerd zijn op een twaalfde van de steekproef op jaarbasis. Kleine aantallen en kleine verschuivingen doorheen de tijd dienen dan ook met de nodige omzichtigheid geïnterpreteerd te worden omdat ze gebaseerd zijn op de antwoorden van een beperkt aantal respondenten. De focus dient hier dus eerder te liggen op het detecteren van grotere evoluties.