Armoede-indicatoren in België in 2016 (EU-SILC)

Huishoudens
Armoede-indicatoren in België in 2016 (EU-SILC)

Armoede-indicatoren in België in 2016 (EU-SILC)

Werklozen, eenoudergezinnen en huurders meest kwetsbaar voor armoede

Vandaag publiceert de Algemene Directie Statistiek – Statistics Belgium de nieuwe armoedecijfers voor 2016 uit de enquête naar inkomens en levensomstandigheden. Dit zijn de belangrijkste conclusies:

  • In 2016 werd 15,5% van de Belgische bevolking beschouwd als een risicogroep voor monetaire armoede. Het gaat om mensen die in een huishouden wonen waarvan het totale beschikbare inkomen lager ligt dan 1.115 euro per maand voor een alleenstaande.
  • 14,6% van de bevolking leeft in een huishouden met een lage werkintensiteit.
  • 5,5% van de Belgen werd in 2016 geconfronteerd met ernstige materiële deprivatie.
  • Mensen die te maken krijgen met minstens één van bovenstaande situaties, worden beschouwd als risicogroep voor armoede of sociale uitsluiting volgens de Europese armoede-indicator van de Europa 2020-strategie. Voor 2016 betrof dit 20,7 % van de bevolking.

Specifieke bevolkingsgroepen lopen een groter risico dan anderen

Werklozen[1] (45,9%) zijn een stuk kwetsbaarder voor monetaire armoede dan de werkende bevolking (4,7%). Hetzelfde geldt voor leden van eenoudergezinnen (41,4%), die een hoger risico lopen dan bijvoorbeeld leden van een gezin met twee volwassenen en twee kinderen (8,2%), en voor huurders (36,2%) in vergelijking met zij die eigenaar zijn van hun woning (7,6%).

Sinds het begin van de metingen zien we bovendien dat de kloof tussen huurders en eigenaars steeds groter wordt.

 

Grafiek 1 : Evolutie van de armoedegraad bij huurders en eigenaars van 2004 tot 2016 (%)

image

Ook de Europese armoede-indicator toont dat diezelfde groepen een groter risico hebben op armoede of sociale uitsluiting: 66,2% voor werklozen, 53% voor leden van eenoudergezinnen en 46% voor huurders.

Deze resultaten zijn gebaseerd op de EU-SILC-enquête 2016. De enquête wordt sinds 2004 georganiseerd door de Algemene Directie Statistiek – Statistics Belgium en bevraagt jaarlijks ongeveer 6.000 Belgische huishoudens. Via deze enquête, die op Europees niveau is geharmoniseerd, worden de voornaamste evoluties op vlak van armoede en sociale uitsluiting opgevolgd.

Bijlage 1: Risico op armoede of sociale uitsluiting

  Mensen met een risico op monetaire armoede (%) Mensen uit een huishouden dat met ernstige materiële deprivatie wordt geconfronteerd (%) Mensen (jonger dan 60 jaar) uit een huishouden met een lage arbeidsintensiteit (%) Risico op armoede of sociale uitsluiting (Europese indicator) (%)

Totaal

15,5%

5,5%

14,6%

20,7%

Leeftijd

0-17 jaar

17,8%

6,9%

13,0%

21,6%

18-64 jaar

14,7%

6,1%

15,2%

21,7%

65 jaar en +

15,4%

2,1%

.

16,4%

Statuut hoofdactiviteit

Werkend

4,7%

2,2%

0,4%

6,3%

Werkloos

45,9%

20,1%

61,7%

66,2%

Pensioen/Brugpensioen

13,3%

2,1%

64,0%

16,4%

Andere inactief

32,0%

11,4%

37,9%

44,7%

Geslacht

Man

14,4%

5,3%

13,1%

19,4%

Vrouw

16,5%

5,7%

16,2%

22,0%

Type huishouden

1 persoon

21,8%

9,2%

30,3%

30,9%

2 volwassenen < 65 jaar zonder kinderen

9,7%

3,8%

15,6%

18,5%

2 volwassenen, minstens 1 > 65 jaar, zonder kinderen

13,3%

1,2%

43,2%

16,2%

Overig huishouden zonder kinderen

10,3%

2,9%

13,8%

16,6%

Alleenstaande ouder met kind(eren)

41,4%

14,9%

41%

53,0%

2 volwassenen, 1 kind

11,9%

3,1%

7,1%

13,2%

2 volwassenen, 2 kinderen

8,2%

1,5%

3,9%

9,5%

2 volwassenen, 3 kinderen of +

19,2%

7,9%

12,4%

22,0%

Overig huishouden met kind(eren)

16,1%

10,9%

11,7%

22,8%