100 jaar index, een terugblik

Consumptieprijzen
100 jaar index, een terugblik

De consumptieprijsindex (CPI) bestaat 100 jaar. Op 29 februari 1920 was de eerste publicatie van de consumptieprijsindex (toen nog index van de kleinhandelsprijzen genoemd) een feit. Statbel, het Belgische statistiekbureau, berekent elke maand deze index en vat in het kort de geschiedenis van de index voor u samen.

Wat is de consumptieprijsindex?

De consumptieprijsindex is een economisch hulpmiddel dat de prijsveranderingen van een reeks goederen en diensten meet die representatief zijn voor het bestedingspatroon van de gezinnen. Het is tevens de belangrijkste maatstaf voor inflatie. De CPI vormt in België via de afgevlakte gezondheidsindex, kortweg ook afgevlakte index genoemd (= de gemiddelde waarde van de gezondheidsindexen van de 4 laatste maanden, eventueel vermenigvuldigd met een factor), ook de basis voor de indexering van pensioenen, sociale uitkeringen, huur, lonen en wedden.

Er wordt daarbij een selectie gemaakt, de zogenaamde “korf” van goederen en diensten, die stelselmatig wordt geactualiseerd om de evolutie van levensduurte op de voet te volgen. Elk jaar worden nieuwe producten en diensten toegevoegd en andere minder representatieve geschrapt. Deze items worden gewogen op basis van het aandeel dat ze innemen in de totale bestedingen van huishoudens. De selectie en de weging van de items wordt gebaseerd op het huishoudbudgetonderzoek (HBO) van Statbel; een tweejaarlijks onderzoek dat peilt naar het uitgavenpatroon van de huishoudens.

Hoe is de index ontstaan?

Voor de 20ste eeuw kende de Belgische economie nauwelijks inflatie en bleven de prijzen van de belangrijkste consumptiegoederen nagenoeg stabiel. Het uitbreken van de eerste wereldoorlog bracht spectaculaire prijsontwikkelingen teweeg, die tijdens de oorlogsjaren en de daaropvolgende jaren van economische crisis voor sociale onrust zorgden. De toenmalige minister van Nijverheid, Arbeid en Ravitaillering stelde een objectief meetinstrument voor om de evolutie van de kleinhandelsprijzen op te volgen. Zo ontstond in 1920 het eerste indexcijfer van de kleinhandelsprijzen met als basis april 1914 = 100. Dit eerste indexcijfer werd berekend aan de hand van 56 producten (voornamelijk voedingswaren), verspreid over 59 lokaliteiten (steden en gemeenten).

Hervormingen tussen 1920 en 1994

In 1935 werd de commissie van het indexcijfer van de kleinhandelsprijzen opgericht. Deze nieuwe raadgevende commissie bestond uit vertegenwoordigers van werknemers- en werkgeversverenigingen en wetenschappers. In 1939 werd de definitie van 13 producten gewijzigd en er kwamen 3 lokaliteiten bij. De belangrijkste methodologische vernieuwing was dat elke lokaliteit voortaan een wegingscoëfficiënt kreeg op basis van het bevolkingsaantal. In 1945 werden de bevoegdheden van de indexcommissie uitgebreid met de studie van de gezinsuitgaven (dit zal leiden tot het opzetten van het huishoudbudgetonderzoek). De hervorming van 1955 breidde de korf uit met o.a. 5 extra diensten (haarsnit, openbaar vervoer, …) gebaseerd op een eerste beperkt huishoudbudgetonderzoek. De hervorming van 1968 zorgde voor een verdubbeling van het aantal producten en diensten in de korf. Bovendien was dit de eerste hervorming op basis van een degelijk huishoudbudgetonderzoek. De vierde grote hervorming (1976) voorzag opnieuw in een verdubbeling van het aantal producten en diensten waarbij deze voor het eerst elk afzonderlijk een wegingscoëfficiënt kregen. De huur en de farmaceutische producten deden voor het eerst hun intrede. De vijfde hervorming (1984) werd in hoofdzaak gekenmerkt door de verbetering van specifieke berekeningswijzen van sommige producten. Dit was ook het geval voor de zesde hervorming (1991), naast de gebruikelijke update van de producten- en dienstenkorf als van hun weging.

1994: gezondheidsindex

Vanaf januari 1994 werd een extra indexcijfer berekend: de gezondheidsindex. Dit is in feite een beperktere versie van de indexkorf zonder tabak, alcohol en motorbrandstoffen. Niet alleen de lonen en sociale vergoedingen maar ook huurprijzen, verzekeringspremies werden aan de gezondheidsindex gekoppeld in plaats van aan de consumptieprijsindex.

Hervorming van 1998 en 2006

Sinds januari 1997 dient iedere lidstaat van de Europese unie een geharmoniseerd indexcijfer van de consumptieprijzen (HICP) te berekenen. De HICP maakt een uniforme vergelijking tussen het inflatiepeil van de lidstaten van de Europese Unie mogelijk. Hij wordt gebruikt door de Europese Centrale Bank voor haar monetair beleid. De HICP gebruikte het nieuwe internationale classificatiesysteem van de verbruiksuitgaven: de COICOP-nomenclatuur (Classification Of Individual COnsumption by Purpose). In de Belgische CPI werd deze classificatie vanaf 1998 overgenomen en ging men bijgevolg van een oorspronkelijke indeling in 4 groepen over een 8-groeps-indeling naar een 12-groeps-indeling.

Bij de indexhervorming van 2006 werd beslist vanaf dan een tweejaarlijkse actualisering door te voeren waarbij minder representatieve producten uit te korf gehaald worden en nieuwe producten erbij komen, indien ze een belangrijk aandeel hebben in het bestedingspatroon.

Huidige index: hervorming 2014

De consumptieprijsindex was tot de hervorming van 2014 een Laspeyres index met vaste basis. De prijzen werden vergeleken met deze uit een vast basisjaar en de gewichten van alle hoofdgroepen en subgroepen bleven ongewijzigd gedurende een langere periode. Het wegingsschema, dat moet aansluiten bij het consumptiegedrag van de Belgische gezinnen, werd dan ook minder representatief doorheen de jaren.

Sinds januari 2014 is de consumptieprijsindex een kettingindex: er zijn geen vaste referentiejaren meer. Het komt er in de praktijk op neer dat de prijzen van de 12 maanden van het lopende jaar telkens vergeleken worden met de prijzen van december van het voorgaande jaar. Dit brengt met zich mee dat er jaarlijks een actualisering van de index mogelijk is, niet enkel op vlak van wegingsschema en de selectie van producten en diensten, maar belangrijker ook op vlak van methodologie.

De laatste jaren werden enkele belangrijke methodologische vernieuwingen doorgevoerd, voornamelijk op vlak van het gebruik van big data. Vanaf januari 2015 wordt immers, naast de klassieke prijsopnames door enquêteurs, ook een beroep gedaan op scannerdata van grootwarenhuizen en sinds 2019 wordt ook webscraping gebruikt bij de berekening van de CPI. Dit is een methode om automatisch prijzen op websites te verzamelen. Vandaag berekenen we 28% van het gewicht van de indexkorf op basis van scannerdata en webscraping.

Door het gebruik van deze nieuwe technieken bestaat de indexkorf vandaag uit 235 productgroepen en enkele duizenden goederen en diensten, een groot verschil met de eerste korf van 56 producten uit 1920.